Rb. Amsterdam, 08-07-2014, nr. 13/708110-11
ECLI:NL:RBAMS:2014:4023
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
08-07-2014
- Zaaknummer
13/708110-11
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2014:4023, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 08‑07‑2014; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 08‑07‑2014
Inhoudsindicatie
Vrijspraak van medeplichtigheid aan de overval op geldtransportbedrijf Brink’s op 29 juli 2011 in Amsterdam Zuidoost.
Partij(en)
RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/708110-11 (Promis)
Datum uitspraak: 8 juli 2014
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortedatum en plaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 13 en 24 juni 2014.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mr. H. Hoekstra en mr. R.A. Kloos, en van wat de raadsman van verdachte, mr. M.A.I. Witlox, naar voren heeft gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 29 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 12 miljoen euro, in elk geval een (groot) geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan het geldtransportbedrijf Brinks B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer medewerker(s) van voornoemd geldtransportbedrijf en/of een of meer ambtena(a)r(en) van politie, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) een of meermalen met een of meer (automatische) vuurwapen(s) op die ambtena(a)r(en) van politie heeft/hebben geschoten.
subsidiair:
een of meer onbekend gebleven perso(o)n(en) op of omstreeks 29 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 12 miljoen euro, in elk geval een (groot) geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan het geldtransportbedrijf Brinks B.V, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen een of meer ambtena(a)r(en) van politie, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolen te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en) een of meermalen met een of meer (automatische) vuurwapen(s) op die ambtena(a)r(en) van politie heeft/hebben geschoten tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 29 juni 2011 te Amsterdam en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door met een (ketting)slot het hek van het klpd-terrein, gelegen op de vluchtroute van voornoemde onbekend gebleven perso(o)n(en), af te sluiten en/of een of meer kraaienpo(o)t(en) op of in de directe omgeving van voornoemd klpd-terrein te leggen.
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 29 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer ambtena(a)ren van politie van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met een of meer vuurwapen(s) een of meermalen op die ambtena(a)r(en) heeft/hebben geschoten.
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 29 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie II, te weten een of meer automatische vuurwapen(s) en/of munitie van categorie II voorhanden heeft gehad.
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
hij op of omstreeks 20 december 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meer wapens van categorie III, te weten een gas-/alarmpistool (merk Blow, kaliber 9 mm) (in onderdelen) en/of een (bijbehorend) patroonmagazijn, en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en) (merk Ozkursan, kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad.
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
hij in of omstreeks de periode van 12 februari 2010 tot en met 29 juni 2010 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 288 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in
elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Inleiding
Op 29 juni 2011 heeft omstreeks 03:00 uur een gewapende overval op distributiebedrijf Brink’s te Amsterdam Zuidoost plaatsgevonden, waarbij ongeveer twaalf miljoen euro buit is gemaakt. Op het toegangshek van het terrein van de KLPD verkeerspolitie Ouder-Amstel (hierna: KLPD), gelegen in de omgeving van Brink’s, was een ketting met een hangslot bevestigd waardoor het hek niet open ging. Verbalisant [verbalisant ] heeft verklaard dat hij het KLPD-terrein op 29 juni 2011 omstreeks 02:20 uur verliet en dat hij toen geen bijzonderheden in de nabijheid van het toegangshek waarnam. Verder werden op de route van de KLPD naar Brink’s kraaienpoten aangetroffen op het wegdek.
De overvallers zijn op de vlucht geslagen toen politieagenten ter plaatse kwamen. De achtervolging werd ingezet op een grijze en een zwarte Audi. Tijdens de vlucht werd door de overvallers op de politieagenten geschoten. De grijze Audi is ter hoogte van knooppunt Waardenburg A2 tegen de vangrail gecrasht. De inzittenden hebben de auto verlaten en een gedeelte van de buit is in het voertuig achtergebleven. De inzittenden van een te hulp geschoten voertuig, een Hyundai met kenteken [kentekennummer], werden door de daders onder bedreiging van vuurwapens gedwongen hun voertuig af te staan en de daders zijn met dit voertuig in zuidelijke richting verder gevlucht. Ter hoogte van Eindhoven wisten de daders te ontkomen.
Tussen het hangslot en de ketting, aangelegd op het toegangshek van de KLPD, is een stuk stof afkomstig van een handschoen aangetroffen. Er is een DNA-mengprofiel op het stuk stof aangetroffen dat een match opleverde met het DNA-profiel van verdachte. Verdachte is op 20 december 2011 aangehouden.
Dezelfde dag heeft een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de moeder van verdachte aan de [adres 1]. Bij deze doorzoeking is onder andere een gasalarmpistool aangetroffen.
Tijdens het onderzoek naar de overval op Brink’s is ook een hennepkwekerij te Uithoorn in beeld gekomen, zoals onder 5 ten laste gelegd.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde en bewezenverklaring van de feiten 1 subsidiair, 4 en 5.
Het Openbaar Ministerie acht bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, in die zin dat verdachte verweten kan worden dat hij medeplichtig is geweest aan de overval op Brink’s door het bevestigen van een groot hangslot om het toegangshek van de KLPD. Het Openbaar Ministerie heeft zich daarbij gebaseerd op het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 7 november 2011, de innerlijk tegenstrijdige en ongeloofwaardige verklaringen van verdachte over de herkomst van zijn DNA-materiaal op een deel van de handschoen en de verklaring van verbalisant [verbalisant ] over zijn bevindingen bij het afsluiten van het hek van de KLPD op 29 juni 2011 omstreeks 02:20 uur.
Het Openbaar Ministerie acht verder bewezen dat verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan. Het Openbaar Ministerie heeft zich daarbij gebaseerd op het aantreffen van het gasalarmpistool onder het bed van verdachte, de verklaring van [naam] en het wapenrapport.
Voorts acht het Openbaar Ministerie het onder 5 ten laste gelegde bewezen op basis van de bekennende verklaring van verdachte en het aantreffen van de hennepplantage te Uithoorn.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte integraal dient te worden vrijgesproken bij gebrek aan wettig en overtuigend bewijs en heeft daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd.
Verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde, omdat het dossier geen bewijs bevat waaruit de betrokkenheid van verdachte bij de overval kan volgen, ook niet in de vorm van de deelnemingsvariant medeplichtigheid.
Primair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er geen bruikbaar rapport van het NFI voorhanden is. Het NFI rapport van 23 september 2011 kan niet worden gebruikt,, omdat op 30 september 2011 bleek dat het DNA-profiel van verdachte verwijderd had moeten worden uit de DNA-databank. Het rapport van 11 oktober 2011 refereert eveneens aan dit ten onrechte opgenomen profiel en kan ook niet worden gebruikt. Het Openbaar Ministerie baseert zich vermoedelijk op de brief van het NFI van 7 november 2011, enkele dagen nadat het DNA-profiel van verdachte wel rechtmatig in de databank is opgenomen. Maar het lijkt erop dat ook in deze brief het oude rapport er weer bij wordt gehaald. Bovendien is de status van die brief niet duidelijk en blijkt niet dat het daadwerkelijk om een nieuw rapport gaat. De conclusie is dat het dossier geen rapport bevat waaruit blijkt dat daarna een nieuwe vergelijking met de DNA-databank heeft plaatsgevonden. De resultaten van het NFI dienen om die reden buiten beschouwing te worden gelaten.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een aannemelijk verklaring heeft gegeven voor het aantreffen van zijn DNA-materiaal op een deel van de handschoen. Verder geldt dat de enkele DNA-match niet tot een bewezenverklaring kan leiden, omdat daarmee het daderschap van verdachte niet vaststaat. Bovendien is het DNA-materiaal van verdachte niet aangetroffen op de plaats delict, maar bij de KLPD. Dat het plaatsen van het slot om een hek van de KLPD onderdeel uitmaakte van de overval, is een suggestie van de zijde van het Openbaar Ministerie, maar staat allerminst vast. De overige omstandigheden die het Openbaar Ministerie heeft aangevoerd kunnen evenmin leiden tot bewezenverklaring van de betrokkenheid van verdachte bij de overval.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat slechts een gedeelte van een nepvuurwapen onder het bed van verdachte is aangetroffen, dat bovendien niet aan hem toebehoorde.
De raadsman heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan hennepteelt. De betrokkenheid van verdachte bij de aangetroffen hennepkwekerij kan enkel gestoeld worden op zijn eigen verklaring. Er bevindt zich onvoldoende steunbewijs in het dossier. Dit geldt te meer nu de verklaring van getuige [naam 1] niet overeenkomt met de verklaring van verdachte.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1
Vrijspraak van feiten 1 tot en met 3
De rechtbank oordeelt dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde te komen en spreekt verdachte daarvan vrij.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde als volgt. Gelet op de omstandigheden dat het hangslot op 29 juni 2011 tussen 02:20 uur en 03:05 uur is bevestigd op het toegangshek van de KLPD en dat op de route van de KLPD naar Brink’s kraaienpoten zijn aangetroffen op het wegdek, is voor de rechtbank buiten redelijke twijfel verheven dat het afsluiten van het KLPD-terrein in verband staat met de overval op Brink’s.
Met betrekking tot het verweer van de raadsman, dat er geen bruikbare DNA-match in het dossier zit, overweegt de rechtbank als volgt. Tussen het hangslot en de ketting bleek een stuk stof afkomstig van een handschoen te zitten. Het NFI heeft onderzoek gedaan naar dit deel van de handschoen en heeft daaruit een DNA-profiel verkregen. In de databank is een vergelijkende match gevonden met het DNA-profiel van verdachte, waarvan op 23 september 2011 een rapport is opgemaakt. Aangezien op 30 september 2011 bleek dat het DNA-profiel van verdachte vernietigd had moeten worden, is het onderzoek naar verdachte op dat moment gestaakt. Op 3 november 2011 is het DNA-profiel van [verdachte] echter rechtmatig in de DNA-databank geplaatst, daar hij veroordeeld was ter zake van een gekwalificeerde diefstal. Uit het NFI-rapport van 7 november 2011 volgt dat opnieuw een match werd gevonden met de bemonstering van een deel van de handschoen. Gelet op het voorgaande is verdachte niet in zijn recht op een eerlijke behandeling tekort gedaan en kan het materiaal voor het bewijs gebezigd worden.
Het Openbaar Ministerie verbindt aan het aantreffen van DNA van verdachte op een stuk handschoen tussen het hangslot en de ketting aan het hek van de KLPD de conclusie dat verdachte betrokken is geweest bij de overval. De rechtbank acht deze conclusie niet gerechtvaardigd. Niet uit te sluiten is immers dat het stuk handschoen anders dan door toedoen van verdachte op de plaats delict is achter gebleven. Voor een bewezenverklaring van zijn betrokkenheid bij de overval is het enkele aantreffen van zijn DNA onvoldoende; een handschoen is immers een gemakkelijk te verplaatsen object. Nu uitgebreid politieonderzoek geen ander belastend materiaal tegen verdachte heeft opgeleverd, kan een bewezenverklaring niet volgen. Dat de verklaringen van verdachte over de herkomst van zijn DNA op het aangetroffen stukje handschoen volgens het Openbaar Ministerie als innerlijk tegenstrijdig en ongeloofwaardig zijn aan te merken - een conclusie die de rechtbank overigens niet zonder meer onderschrijft - verandert hier niets aan.
Verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van medeplichtigheid aan de overval.
4.4.2
Het oordeel over feiten 4 en 5
De rechtbank is van oordeel dat het onder 4 ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard op basis van het aantreffen van het gasalarmpistool met bijbehorend patroonmagazijn, het wapenrapport en de verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft bekend dat de hennepkwekerij te Uithoorn van hem is. Hij heeft een uitgebreide verklaring afgelegd over de hennepkwekerij, waarin hij heeft verklaard dat getuige [naam 1] zich op zijn aandringen gemeld heeft en de schuld op zich heeft genomen voor het hok. De rechtbank is, gelet op de specifieke daderkennis die verdachte in zijn verklaring naar voren heeft gebracht, ervan overtuigd dat zijn bekentenis op waarheid berust.
De rechtbank verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hierna in rubriek 5 is vermeld.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen de overtuiging verkregen dat verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan. Deze bewijsmiddelen zijn in bijlage I opgenomen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
op 20 december 2011 te Amsterdam een wapen van categorie III, te weten een gas-alarmpistool, merk Blow, kaliber 9 mm, in onderdelen, en een bijbehorend patroonmagazijn, voorhanden heeft gehad.
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
in de periode van 12 februari 2010 tot en met 29 juni 2010 te Uithoorn tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft geteeld, in een pand aan de [adres], een hoeveelheid van 288 hennepplanten.
6. De strafbaarheid van het feit
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1
De eis van het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 subsidiair, 4 en 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, met aftrek van voorarrest.
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, omdat de vordering niet eenvoudig van aard is.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde aangevoerd dat er rekening mee gehouden dient te worden dat het aangetroffen gasalarmpistool niet bruikbaar was.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de ten laste gelegde feiten niet bewezen kunnen worden. Subsidiair heeft de raadsman voor niet-ontvankelijk verklaring van de vordering van de benadeelde partij gepleit, omdat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met een ander een professionele hennepkwekerij in werking gehad waarin 288 hennepplanten stonden. Het kweken van een softdrug als hennep veroorzaakt overlast en levert schade voor de maatschappij op. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Voorts levert een kwekerij, waarbij op illegale wijze elektriciteit wordt onttrokken aan het net en de elektrische installatie ondeskundig is aangelegd, (brand)gevaar op voor de omgeving. Dit is in dit geval des te kwalijker nu de aangetroffen kwekerij in een woning was opgezet.
Verdachte heeft zich verder schuldig gemaakt aan het bezit van een gasalarmpistool. Hoewel het gasalarmpistool dat verdachte voorhanden heeft gehad niet het meest gevaarlijke soort vuurwapen betreft, kan het ongecontroleerde bezit hiervan in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich brengen en een gevoel van onveiligheid in de maatschappij veroorzaken.
De rechtbank heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 22 mei 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, zij het andersoortige feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van twee maanden een passende straf.
9. Beslag
Onder verdachte zijn voorwerpen zoals vermeld op de beslaglijst, die aan dit vonnis is gehecht, in beslag genomen.
De rechtbank gelast de teruggave aan verdachte van het voorwerp genoemd onder nummer 49 van de beslaglijst.
Verder gelast de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende van het voorwerp genoemd onder nummer 84 van de beslaglijst.
10. Ten aanzien van de benadeelde partij Brink’s Nederland B.V.
Nu aan verdachte – zonder toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – geen straf of maatregel zal worden opgelegd ten aanzien van de feiten 1 tot en met 3, zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij Brink’s Nederland B.V. in haar vordering niet-ontvankelijk is.
11. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op artikelen 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
12. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave aan verdachte van het onder 49 vermelde voorwerp op de aangehechte beslaglijst.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van het onder 84 vermelde voorwerp op de aangehechte beslaglijst.
Verklaart de benadeelde partij Brink’s Nederland B.V. niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en M.R.J. van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.R.F. van Raab van Canstein, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2014.