HR, 10-12-2019, nr. 18/04996
ECLI:NL:HR:2019:1919
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
10-12-2019
- Zaaknummer
18/04996
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:1919, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 10‑12‑2019; (Cassatie, Beschikking)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2019:949
ECLI:NL:PHR:2019:949, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 29‑10‑2019
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2019:1919
- Vindplaatsen
Uitspraak 10‑12‑2019
Inhoudsindicatie
Beklag, beslag ex art. 94 Sv op auto onder klager t.z.v. verdenking van “omkatten” van gestolen auto. Ontvankelijkheid cassatieberoep. Heeft klager belang bij cassatie, nu Rb onherroepelijk heeft beslist op afzonderlijke vordering van OvJ tot onttrekking aan verkeer van auto? HR: Op gronden vermeld in CAG kan klager niet worden ontvangen in ingesteld beroep. CAG: Inhoudelijke beoordeling kan achterwege kan blijven, omdat Rb inmiddels onherroepelijk heeft beslist op door OvJ ingestelde afzonderlijke vordering tot onttrekking aan verkeer van inbeslaggenomen voertuig. Die vaststelling impliceert dat klager geen belang meer heeft bij zijn cassatieberoep. Voor bevel tot teruggave van inbeslaggenomen auto aan klager is immers geen plaats meer, nu auto bij onherroepelijke beslissing is onttrokken aan verkeer. Gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat beslissing op vordering tot onttrekking aan verkeer haar kracht alleen kan verliezen door ingesteld beroep tegen die beslissing. Die beslissing kan dus niet ongedaan gemaakt worden door beslissing op ingediend klaagschrift ex art. 552a Sv. Volgt n-o verklaring in cassatieberoep.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 18/04996
Datum 10 december 2019
BESCHIKKING
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 1 mei 2018, nummer RK 18/418, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend
door
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de klager.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft P.C. Saris, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het ingestelde beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal kan de klager niet worden ontvangen in het ingestelde beroep.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de klager niet-ontvankelijk in het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier B.C. Broekhuizen-Meuter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2019.
Conclusie 29‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Beklag beslag, art. 552a Sv. Het inbeslaggenomen voertuig is inmiddels op vordering van de officier van justitie ex art. 552f Sv bij afzonderlijke beschikking onherroepelijk aan het verkeer onttrokken verklaard. De AG stelt zich op het standpunt dat de klager daarom geen belang meer heeft bij zijn cassatieberoep en dat de Hoge Raad hem dus niet-ontvankelijk dient te verklaren in dat beroep.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer 18/04996
Zitting 29 oktober 2019
CONCLUSIE
G. Knigge
In de zaak
[klager] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
hierna: de klager.
De rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, heeft bij beschikking van 1 mei 2018 het door de klager op de voet van art. 552a Sv ingediende klaagschrift ongegrond verklaard.
Het cassatieberoep is ingesteld namens de klager en mr. P.C. Saris, advocaat te Eindhoven, heeft één middel van cassatie voorgesteld.
3. Procesgang en bestreden beschikking
3.1
Het klaagschrift richt zich tegen een onder de klager op de voet van art. 94 Sv inbeslaggenomen ambulance Volkswagen Crafter. De inbeslagneming vond plaats op 28 november 2017 tijdens een integrale controle van het autobedrijf van de klager. Van het inbeslaggenomen voertuig werd vermoed dat het was ‘omgekat’, dat wil zeggen dat het daarin aangebrachte chassisnummer of voertuigidentificatienummer (VIN) van een andere auto afkomstig en het voertuig (deels) van diefstal afkomstig is.
3.2
De bestreden beschikking houdt onder meer het volgende in:
‘’Deze beschikking betreft een op 2 maart 2018 ter griffie van deze rechtbank ingediend klaagschrift, als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (…)
Het klaagschrift is op 1 mei 2018 gelijktijdig met een vordering onttrekking aan het verkeer van de officier betreffende voornoemde auto in openbare raadkamer behandeld. Klager en zijn raadsvrouw, mr. F.L.C. Schoolderman, zijn in raadkamer verschenen. Door klager is gepersisteerd bij het klaagschrift. De officier van justitie heeft zich verzet tegen inwilliging van het klaagschrift en vordert onttrekking aan het verkeer van de auto.
De beoordeling
Het klaagschrift is tijdig ingediend, immers binnen twee jaren na genoemde inbeslagneming.
Uit het dossier en het verhandelde in raadkamer is naar het oordeel van de rechter gebleken dat het VIN en het motornummer van de auto niet door de fabrikant zijn aangebracht en dat het voertuig grotendeels van diefstal afkomstig is. In aanmerking genomen dat het een feit van algemene bekendheid is dat dat het ongecontroleerde bezit van dergelijke voertuigen afbreuk doet aan een effectieve voorkoming en bestrijding van met gestolen auto’s bedreven handel en dat daarvan tevens een bevorderende werking op diefstal van auto’s uitgaat, is het ongecontroleerde bezit van onderhavige auto’s in strijd met het algemene belang. De rechter acht voornoemde auto die grotendeels afkomstig is van diefstal en die gezien moet worden als één goed waarvan demontage niet gefaciliteerd kan worden dan ook vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De rechter zal het klaagschrift ongegrond verklaren.’’
3.3
Uit het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer blijkt dat terstond de beschikking is uitgesproken en dat, zoals de beschikking ook vermeldt, gelijktijdig een door de officier van justitie ingestelde vordering tot onttrekking aan het verkeer als bedoeld in art. 552f Sv is behandeld. Uit namens mij ingewonnen inlichtingen blijkt dat de rechtbank op die vordering op dezelfde dag als waarop de bestreden beschikking werd gegeven bij afzonderlijke beschikking toewijzend heeft beslist. De rechtbank heeft daarbij een geldelijke tegemoetkoming toegekend van € 1500,- aan de klager. Deze beslissing is op 18 december 2018 onherroepelijk geworden.
4. De ontvankelijkheid van de klager in het cassatieberoep
4.1
Ik meen dat een inhoudelijke beoordeling van het voorgestelde cassatiemiddel achterwege kan blijven omdat, zoals hiervoor gezegd, de rechtbank inmiddels onherroepelijk heeft beslist op de door de officier van justitie ingestelde afzonderlijke vordering tot onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen voertuig.
4.2
Die vaststelling impliceert dat de klager geen belang meer heeft bij zijn cassatieberoep. Voor een bevel tot teruggave van de inbeslaggenomen auto aan klager is immers geen plaats meer nu die auto bij onherroepelijke beslissing is onttrokken aan het verkeer. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat de beslissing op de vordering tot onttrekking aan het verkeer haar kracht alleen kan verliezen door een ingesteld beroep tegen die beslissing. Die beslissing kan dus niet ongedaan gemaakt worden door een beslissing op een ingediend klaagschrift ex art. 552a Sv.1.
4.3
Anders was het mijns inziens geweest als de klager gebruik had gemaakt van de mogelijkheid om (ook) tegen de beslissing tot onttrekking aan het verkeer beroep in cassatie in te stellen. In dat geval zou het van de uitkomst van dat cassatieberoep hebben afgehangen of de klager geacht kan worden belang te hebben bij zijn beroep tegen de beslissing in de beklagprocedure. Dat geval doet zich hier echter niet voor.
4.4
Mijn conclusie is dat de klager bij gebrek aan belang niet kan worden ontvangen in zijn cassatieberoep.
5. Conclusie
Deze conclusie strekt tot de niet-ontvankelijkverklaring van de klager in het ingestelde beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 29‑10‑2019