De faillissementspauliana
Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/2.6.2:2.6.2 ...maar wel bescherming bij goede trouw voor zover hij niet is gebaat
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/2.6.2
2.6.2 ...maar wel bescherming bij goede trouw voor zover hij niet is gebaat
Documentgegevens:
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS378342:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Van der Feltz, p. 446.
In de oorspronkelijke regeling was dit het geval als hij niet 'met den vermogenstoestand van den schenker bekend was', zie art. 46 (oud) Fw. Thans is dit het geval als hij geen wetenschap van benadeling had, zie art. 42 lid 3 Fw.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Voor de vernietiging van onverplicht verrichte rechtshandelingen om niet wordt geen wetenschap van benadeling geëist van degene met of jegens wie de aangevochten rechtshandeling is verricht. Zoals in de vorige paragraaf al is aangegeven, is de achterliggende gedachte hiervan dat hij door de vernietiging in beginsel niet slechter af is dan in het geval waarin de aangevochten rechtshandeling nooit zou zijn verricht. De vraag is echter hoe moet worden omgegaan met de situatie waarin hij hetgeen hij krachtens de aangevochten rechtshandeling heeft verkregen, inmiddels heeft verbruikt. Als de vernietiging ook dan (volledige) werking heeft, is hij mogelijk wel degelijk slechter af dan in het geval waarin de rechtshandeling nooit zou zijn verricht. De wetgever overweegt dan ook:
"Evenwel was in dit geval de verbintenis tot teruggave van den begiftigde, die in goede trouw verkeerde, immers onbekend was met den vermogenstoestand van den schenker, beperkt tot hetgeen van de ontvangen gift op het oogenblik, dat de teruggave van hem gevraagd werd, nog in zijn vermogen aanwezig was. Ook deze bepaling is volkomen rationeel en geheel in overeenstemming met het hier ontwikkelde beginsel. Ging men verder, werd den begiftigde de verplichting opgelegd om in elk geval, ook waar hij te goeder trouw ontving, alles terug te geven, dan zou het beoogde doel voorbij gestreefd worden en hem inderdaad een door niets gerechtvaardigde schade worden toegebracht, telkens wanneer hij niets kwaads vermoedende het hem geschonkene had verbruikt of verteerd."1
Was degene met of jegens wie de aangevochten rechtshandeling is verricht te goede trouw,2 dan hoeft hij dus niet te vrezen dat hij door de vernietiging 'nadeel' zal ondervinden. Hij hoeft slechts dat gedeelte af te staan waarmee hij ten tijde van de faillietverklaring was 'gebaat'.