NJ 2014/394
Ontoereikend bewijs voorbedachte raad.
HR 01-07-2014, ECLI:NL:HR:2014:1560, m.nt. J.M. Reijntjes
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
1 juli 2014
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, B.C. de Savornin Lohman, J. de Hullu, Y. Buruma, N. Jörg
- Zaaknummer
13/03578
- Conclusie
A-G mr. G. Knigge
- Noot
J.M. Reijntjes
- JCDI
JCDI:ADS127916:1
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2014:1560, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 01‑07‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:621, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑05‑2014
ECLI:NL:HR:2014:1021, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑04‑2014
ECLI:NL:PHR:2014:336, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑02‑2014
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑11‑2013
- Wetingang
Art. 289 Sr
Essentie
Het Hof heeft zijn vaststelling van de voorbedachte raad op de grond dat de verdachte tijdens het bevestigen van de vlinderbom aan de deur van het slachtoffer contact had met het slachtoffer en het handelen van de verdachte en het gesprek een zekere tijd — ‘langer dan een aantal seconden’ — in beslag hebben genomen, ontoereikend gemotiveerd, gelet op mogelijke contra-indicaties en in aanmerking genomen dat de gelegenheid voor de verdachte na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, zich volgens het hof in het bijzonder voordeed nadat ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.