NJB 2016/1238:Eigendomsvoorbehoud. Pand. Een teler ontvangt van een leverancier een teeltsysteem onder eigendomsvoorbehoud. Hij betaalt een deel van de prijs niet. Vervolgens verkrijgt de teler financiering van een bank, waarbij de bank een pandrecht verwerft en bedingt: ‘ingeval een zaak onder opschortende voorwaarde aan de pandgever is overgedragen, strekt dat pandrecht zich uit tot de voorwaardelijke eigendom van die zaak’. De teler gaat failliet. De bank betaalt het restantbedrag voor het teeltsysteem aan de leverancier, waarmee het eigendomsvoorbehoud vervalt. De curator stelt zich op het standpunt dat het teeltsysteem in de boedel is gevallen, en dat er geen pandrecht op rust. Hoge Raad: Een overdracht onder eigendomsvoorbehoud wordt aangemerkt als een overdracht onder opschortende voorwaarde, waarbij de levering van de desbetreffende roerende zaken is voltooid op het moment dat de zaken in de macht van de verkrijger zijn gebracht. De verkrijger onder eigendomsvoorbehoud verkrijgt een positie waarin de uitgroei tot een onvoorwaardelijk eigendomsrecht uitsluitend nog afhankelijk is van de vervulling van de opschortende voorwaarde, welke wordt bewerkstelligd door voldoening van de resterende prestatie. Wordt een pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht gevestigd, dan ontstaat met voltooiing van de vestigingshandeling een onvoorwaardelijk pandrecht op het voorwaardelijk eigendomsrecht. Wordt na het intreden van het faillissement de resterende prestatie voldaan, dan groeit het pandrecht van rechtswege uit tot een pandrecht op de volle eigendom van de desbetreffende zaken en daarmee op die zaken zelf