NJ 1963/524
Intrekking surséance.
HR 19-10-1962, ECLI:NL:HR:1962:133
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 oktober 1962
- Magistraten
Mrs. Smits, de Jong, Houwing, Hülsmann en Petit
- Zaaknummer
[19101962/NJ_1963-524]
- Conclusie
Mr. Van Oosten
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS139865:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1962:133, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑10‑1962
- Wetingang
(Fw art. 242.)
Essentie
Intrekking surséance.
Samenvatting
De surséance kan volgens art. 242 lid 1, onder 5 Faill.wet worden ingetrokken als het daar bedoelde vooruitzicht blijkt niet te bestaan. De bepaling houdt niet in, dat het ontbreken van het vooruitzicht alleen uit de staat van de boedel mag worden afgeleid.
Uitspraak
VERZOEKSCHRIFT
[p. 1249 ►]
Aan de Hoge Raad der Nederlanden.
Geeft eerbiedig te kennen:
J. C. Kapteijn, te Rotterdam, adv. Mr. J. J. Koeleman;
dat bij beschikking van de Rb. te Rotterdam van 18 juli 1962 aan verzoeker voorlopige surséance van betaling is verleend, met benoeming van Mr. N. A. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.