Hof Arnhem-Leeuwarden, 22-10-2019, nr. 21-001893-19
ECLI:NL:GHARL:2019:8815
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
22-10-2019
- Zaaknummer
21-001893-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2019:8815, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 22‑10‑2019; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1024
Uitspraak 22‑10‑2019
Inhoudsindicatie
Het hof heeft verdachte ten aanzien van diefstal met geweld en handelen in strijd met artikel 26 van de Wet wapens en munitie veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts heeft het hof beslissingen genomen ten aanzien van het beslag en de vorderingen van de benadeelde partijen.
Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001893-19
Uitspraak d.d.: 22 oktober 2019
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 26 maart 2019 met parketnummer 16-224623-18 in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
thans verblijvende in de P.I. Flevoland, HvB Lelystad te Lelystad.
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 8 oktober 2019 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van zesendertig maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Voorts vordert de advocaat-generaal volledige toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij1] en toewijzing van de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij2] conform de rechtbank , beide met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ook vordert de advocaat-generaal onttrekking aan het verkeer van de wapens en munitie, teruggave van de inbeslaggenomen€ 455,- aan supermarkt [naam] en teruggave van de overige goederen aan verdachte, met uitzondering van de fiets die toebehoorde aan de moeder van de verdachte en reeds is teruggegeven. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,mr. R.C. Fransen, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
De meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Voorts heeft de rechtbank de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij1] toegewezen tot een bedrag van € 2.605,- en de vordering van benadeelde partij [benadeelde partij2] toegewezen tot een bedrag van € 2.500,-, beide vorderingen te vermeerderen met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ook heeft de rechtbank het vuurwapen met de munitie onttrokken aan het verkeer, de inbeslaggenomen € 455,- teruggegeven aan de rechthebbende, zijnde supermarkt [naam] , en de overige inbeslaggenomen goederen aan verdachte teruggegeven.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het komt tot een andere bewijsbeslissing. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 10 november 2018 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meerdere geldbedrag(en) uit een kassalade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan supermarkt [naam] (gevestigd aan de [adres] ), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij1] en/of [benadeelde partij2] en/of [benadeelde partij3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- een (op een echt gelijkend) vuurwapen aan die [benadeelde partij2] heeft getoond en/of op die
[benadeelde partij2] heeft gericht en/of (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Haal ze eruit, kom op. Als je nu mee werkt ben je er zo vanaf", althans woorden van gelijke dreigend aard en/of strekking en/of
- een (op een echt gelijkend) vuurwapen aan die [benadeelde partij1] heeft getoond en/of op die
[benadeelde partij1] heeft gericht en/of (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga schieten hè" en/of "Ik heb een pistool. Ik schiet je neer", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- een (op een echt gelijkend) vuurwapen aan die [benadeelde partij3] heeft getoond;
2.hij op of omstreeks 10 november 2018 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, gaspistool, kaliber 9 mm en/of munitie van categorie III, te weten 4 (gas)patronen, merk Wadie, kaliber 9mm P.A.PV, voorhanden heeft gehad.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit
Het hof acht, anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal, niet bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging van [benadeelde partij3] . Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte het door hem gehanteerde vuurwapen ook daadwerkelijk aan [benadeelde partij3] heeft getoond. Het feit dat verdachte het wapen vast had toen [benadeelde partij3] hem zag lopen, is naar het oordeel van het hof niet voldoende om te spreken van het tonen van het wapen aan [benadeelde partij3] . Opzet op bedreiging van [benadeelde partij3] kan hieruit niet worden afgeleid.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van bedreiging ten aanzien van [benadeelde partij3] .
Bewezenverklaring
Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.hij op 10 november 2018 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag uit een kassalade, toebehorende aan supermarkt [naam] (gevestigd aan de [adres] ), welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- een vuurwapen aan die [benadeelde partij2] heeft getoond en op die [benadeelde partij2] heeft gericht en (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Haal ze eruit, kom op. Als je nu mee werkt ben je er zo vanaf" en
- een vuurwapen aan die [benadeelde partij1] heeft getoond en op die [benadeelde partij1] heeft gericht en (daarbij) dreigend de woorden heeft toegevoegd: "Ik ga schieten hè" en "Ik heb een pistool. Ik schiet je neer".
2.hij op 10 november 2018 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen, gaspistool, kaliber 9 mm en munitie van categorie III, te weten 4 (gas)patronen, merk Wadie, kaliber 9mm P.A.PV, voorhanden heeft gehad.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld, gepleegd tegen personen met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich op 10 november 2018 schuldig gemaakt aan diefstal onder bedreiging met geweld. Hierbij heeft verdachte meerdere medewerkers van de supermarkt [naam] die hij overviel, bedreigd met een vuurwapen (gaspistool). Ook heeft hij de medewerkers woordelijk met de dood bedreigd. Verdachte heeft op zeer intimiderende en bedreigende wijze opgetreden. Bij de slachtoffers heeft hij grote angst teweeggebracht. Op de zogenaamde stills (afbeeldingen van de bewegende beelden) in het dossier is te zien dat slachtoffer [benadeelde partij1] in elkaar krimpt ten gevolge van de bedreigingen van verdachte. [benadeelde partij1] heeft ter zitting een slachtofferverklaring voorgelezen waaruit blijkt dat hij psychisch veel last heeft van hetgeen hem door verdachte is aangedaan.
Verdachte heeft voorts op 10 november 2018 een vuurwapen, gaspistool, kaliber 9 mm en munitie (gaspatronen) voorhanden gehad. Het hof overweegt dat de rechtbank in de strafmaatoverweging ten onrechte is uitgegaan van het LOVS-oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, te weten een gevangenisstraf van drie maanden. Het hof neemt als uitgangspunt voor de strafmaat van deze feiten in zijn beoordeling mee het LOVS-oriëntatiepunt voor het voorhanden van een gaspistool, te weten een geldboete van € 550,-. Het hof zal een en ander verdisconteren in een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf omdat de afzonderlijke oplegging van een geldboete niet als passend en geboden wordt geacht.
Verdachte heeft geen inzicht willen geven in zijn persoonlijke omstandigheden. Hij heeft geweigerd te praten met de reclassering dan wel met een psycholoog ten aanzien van een geadviseerd Pro Justitia-onderzoek. Ook heeft hij te kennen gegeven niet mee te willen werken aan verdiepingsdiagnostiek. Door voorts niet te verschijnen ter terechtzitting bij het hof heeft verdachte evenmin gebruik gemaakt van de gelegenheid om het hof nader inzicht te geven in zijn beweegredenen om onderhavige feiten te plegen en in zijn (actuele) persoonlijke omstandigheden.
Het hof ziet in de onderhavige zaak – gelet op de ernst van de feiten, de ruim 22-jarige leeftijd van verdachte ten tijde van het plegen van de feiten, alsook de weigerachtige houding van verdachte om inzicht in zijn persoonlijke omstandigheden te verschaffen – geen enkele reden om het adolescentenstrafrecht toe te passen. Het hof neemt als uitgangspunt de oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken. Voor een overval op een winkel kennen de oriëntatiepunten als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
Gelet op bovenstaande omstandigheden acht het hof oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren passend en geboden. Het hof acht een voorwaardelijk deel noodzakelijk als stok achter de deur, mede gezien het feit dat verdachte geen enkel inzicht heeft willen geven in zijn persoonlijke omstandigheden. Het hof overweegt in dit verband nog dat deze straf overeenkomstig de opgelegde straf van de rechtbank is, terwijl de rechtbank een onjuist – te hoog – oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van het gaspistool heeft gehanteerd. De reden voor het hof om toch tot dezelfde strafoplegging als de rechtbank te komen, is gelegen in hetgeen hiervoor reeds is overwogen en in het bijzonder in de zeer ernstige aard van de feiten en de omstandigheden waaronder verdachte deze feiten heeft gepleegd waarbij hij niet alleen het wapen heeft gericht op de werknemers maar daarbij ook verbale bedreigingen met de dood heeft geuit in de richting van een van de werknemers.
Onttrekking aan het verkeer
Het onder 1 en 2 tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan met behulp van de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zijnde een vuurwapen met munitie (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298065). Deze voorwerpen zullen aan het verkeer worden onttrokken, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
Teruggave aan supermarkt [naam]
Het hof gelast de teruggave aan de rechthebbende, zijnde supermarkt [naam] , van het geldbedrag van € 455,-, nu uit het dossier blijkt dat dit geldbedrag aan supermarkt [naam] toebehoort.
Teruggave aan verdachte
Het hof zal de teruggave gelasten van de voorwerpen waarvan voldoende is komen vast te staan dat deze aan verdachte toebehoren, zijnde:
- een zakdoek (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298076)
- een broek (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298088)
- een sjaal (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298093)
- latex handschoenen (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298096)
- een jas (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298102)
- een pet (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298114)
- schoenen (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298109).
Uit het dossier blijkt dat de fiets die verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde bij zich had, toebehoorde aan de moeder van verdachte en reeds aan haar is teruggegeven.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.105,-. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.605,-. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
De benadeelde partij heeft zijn vordering onderbouwd. De vordering tot vergoeding van materiële schade van € 105,- ziet op de telefoon van de benadeelde partij, die tijdens de achtervolging van verdachte direct na de overval is gevallen en daardoor onherstelbaar is beschadigd. Naar het oordeel van het hof staat deze vordering in voldoende rechtstreeks verband met het onder 1 bewezenverklaarde feit en is de vordering ook voldoende onderbouwd.
Uit de door de benadeelde partij ingebrachte stukken blijkt voorts dat hij ten aanzien van zijn PTSS klachten elf EMDR-behandelingen heeft ondergaan bij een door zijn werkgever, supermarkt [naam] , ingeschakeld bedrijf. Voorts heeft de benadeelde partij ter zitting in hoger beroep verteld hoe zijn situatie op dit moment is. Het hof acht voldoende onderbouwd dat de benadeelde partij psychisch letsel heeft opgelopen ten gevolge van het handelen van verdachte. Het hof acht toewijzing van de vordering tot een bedrag van € 2.500,- billijk en wijst de vordering voor het overige af.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof aldus voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.605,-. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 4.000,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.500,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De stelling dat de benadeelde partij psychisch letsel heeft opgelopen, hoewel aannemelijk gelet op de ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit, is niet nader onderbouwd, bijvoorbeeld met een verklaring van een deskundige. De vordering is door de verdediging gemotiveerd betwist.
Het hof acht de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Het hof is van oordeel dat behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 (dertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 3 (drie) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
een vuurwapen met munitie (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298065).
Gelast de teruggave aan [naam] Supermarkt van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
een geldbedrag van € 455,00 in contanten (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298034).
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een zakdoek (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298076)
- een broek (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298088)
- een sjaal (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298093)
- latex handschoenen (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298096)
- een jas (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298102)
- een pet (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298114)
- schoenen (voorwerpnummer: PL0900-2018324340-G2298109).
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 2.605,00 (tweeduizend zeshonderdvijf euro) bestaande uit € 105,00 (honderdvijf euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij1] , ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 2.605,00 (tweeduizend zeshonderdvijf euro) bestaande uit € 105,00 (honderdvijf euro) materiële schade en € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 36 (zesendertig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 10 november 2018.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij2]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de benadeelde partij in de door de verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. L.G. Wijma, voorzitter,
mr. L.J. Bosch en mr. R.R.H. Laurens, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. Sotthewes-de Jonge, griffier,
en op 22 oktober 2019 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. R.R.H. Laurens is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.