Hof Arnhem-Leeuwarden, 28-01-2014, nr. 200.104.504/01
ECLI:NL:GHARL:2014:559, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
28-01-2014
- Zaaknummer
200.104.504/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2014:559, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 28‑01‑2014; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1520, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
ECLI:NL:GHARL:2013:8332, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 05‑11‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1520, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
ECLI:NL:GHARL:2013:10363, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 19‑02‑2013; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2015:1520, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 28‑01‑2014
Inhoudsindicatie
Als gevolg van de ingetreden ontbinding van de tussen partijen gesloten opleidingsovereenkomst, ontstaat tussen partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Aldus geldt naar het oordeel van het hof dat voor zover het opleidingsbedrijf nog niet jegens de leerling heeft gepresteerd, de leerling een deel van de door hem betaalde lesgelden behoort terug te krijgen. Vaststaat dat de leerling slechts fase één, zij het zonder goed gevolg, heeft doorlopen en dus niet de fases twee tot en met vijf heeft gevolgd en ingevolge de overeenkomst ook niet heeft kunnen volgen. Het gegeven deel van de opleiding sluit uit dat deze ongedaan kan worden gemaakt. Aldus treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde ten tijde van het tijdstip van ontvangst (artikel 6:272 BW). Derhalve moet de grootte worden bepaald van het bedrag dat door het opleidingsbedrijf aan de leerling moet worden terugbetaald van het door hem betaalde lesgeld. Dit bedrag wordt deels bepaald door het niet volgen van voormelde fases twee tot en met vijf en deels door de waarde van de prestatie die het opleidingsbedrijf wel heeft verricht. Het bedrag ter zake van de gegeven vlieguren en lessen in een stimulator staat tussen partijen vast, terwijl nog een bedrag resteert dat het opleidingsbedrijf voor kosten van overhead heeft uitgegeven. Gelet op de inhoud van de door het opleidingsbedrijf overgelegde stukken, is het hof niet in staat de opgegeven kosten van overhead van de leerling gedurende de tijd dat hij fase één heeft doorlopen op juistheid te waarderen. Derhalve resteert een begroting ex aequo et bono.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.104.504/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 187207/HL ZA 11-789)
arrest van de eerste kamer van 28 januari 2014
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna: [appellant],
advocaat: mr. B. Jans, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
AIS Vliegopleidingen B.V.,
gevestigd te Lelystad,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna: AIS,
advocaat: mr. B.W.G. Orth, kantoorhoudend te Huizen.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 19 februari 2013 hier over.
1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
1.1
Ingevolge voormeld tussenarrest heeft op 8 mei 2013 een comparitie van partijen plaatsgevonden, ten behoeve waarvan AIS een akte met producties heeft overgelegd. Het opgemaakte proces-verbaal van deze comparitie bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.2
Ter comparitie heeft de raadsheer-commissaris de zaak verwezen naar de rol van
18 juni 2013 voor het nemen van een akte aan de zijde AIS waarin slechts de voor de door [appellant] genoten opleiding van fase 1 gemaakte kosten van overhead concreet en gespecificeerd worden weergegeven met aanvullende verklaring van de accountant van AIS.
1.3
Daarna heeft AIS een akte met een verklaring van haar accountant als productie overgelegd.
1.4
Daarop heeft [appellant] bij antwoordakte gereageerd.
1.5
Vervolgens heeft het hof bij arrest van 5 november 2013 een comparitie bepaald, die op 14 november 2013 heeft plaatsgevonden. De advocaten van partijen zijn ter comparitie in de gelegenheid gesteld nog datgene op te merken wat zij noodzakelijk achten.
1.6
Tenslotte is arrest bepaald op het pleitdossier.
2. De nadere beoordeling
2.1
Gelet op de inhoud van voormeld proces-verbaal van comparitie van 8 mei 2013 staat tussen partijen vast dat voor de 28 vlieguren die [appellant] tijdens zijn opleiding bij AIS heeft gemaakt alsmede voor de tien uren die hij in een stimulator heeft doorgebracht een bedrag van in totaal € 5.450,- moet worden gerekend. Volgens AIS resteert dan nog een bedrag aan overheadkosten. Tegen het door haar bij akte ten behoeve van de comparitie van partijen gestelde en ter comparitie genoemde bedrag van € 70.000,- heeft [appellant] gemotiveerd verweer gevoerd. Ook bij antwoordakte heeft [appellant] de stellingen van AIS op dit punt gemotiveerd weersproken.
2.2
Ingevolge voormeld proces-verbaal van comparitie van partijen van 8 mei 2013 is AIS in staat gesteld (slechts) de voor de door [appellant] genoten opleiding van fase 1 gemaakte kosten van overhead concreet en gespecificeerd weer te geven met aanvullende verklaring van de accountant van AIS. Daartoe heeft AIS een verklaring van haar accountant (productie 2 bij akte van 18 juni 2013 van AIS) overgelegd met een daarbij behorende bijlage 1. In deze bijlage zijn ter zake van [appellant] gedurende 24 maanden opleidingsduur zeven kostenposten vermeld voor in totaal € 53.994,-. Het hof heeft evenwel in het tussenarrest van 19 februari 2013 als vaststaand feit onder 2.5 vermeld dat [appellant] (tussen juli 2008 en januari 2010) gedurende ongeveer 20 maanden fase 1 heeft doorlopen, zodat het hof van die termijn uitgaat. Dit betekent in de eerste plaats dat AIS voor voormelde kostenposten vier maanden teveel heeft gerekend. Voorts is in deze bijlage, noch in de verklaring van de accountant vermeld hoeveel leerlingen in totaal gedurende voormelde 20 maanden door AIS werden onderwezen. Derhalve is het hof niet in staat om de door AIS opgegeven kosten van overhead van [appellant] gedurende voormelde 20 maanden op juistheid te waarderen.
2.3
Vaststaat dat de gehele opleiding circa 18 maanden duurt en vijf fases omvat. Uitgaande van het lesgeld van € 97.500,- dient dit lesgeld derhalve te worden betaald voor vijf fases. [appellant] heeft slechts de eerste fase doorlopen, echter hij heeft over deze fase 1 ongeveer 20 maanden gedaan. Aldus begroot het hof de kosten van overhead voor het volgen door [appellant] van fase I gedurende ongeveer 20 maanden ex aequo et bono op € 35.000,-. Dit brengt mee dat AIS van het door [appellant] betaalde lesgeld ad € 97.500,- een bedrag van (€ 97.500 minus € 5.450,- + € 35.000,- =) € 57.050,- dient terug te betalen.
2.4
Gelet op hetgeen in het tussenarrest van 19 februari 2013 en hiervoor is overwogen, slagen de grieven 2 tot en met 4 (deels). AIS heeft de vordering tot betaling van rentekosten onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat ook deze vordering voor toewijzing in aanmerking komt. Voor de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten heeft [appellant] niet onderbouwd dat voor deze kosten (en voor het gevorderde bedrag) werkzaamheden zijn verricht. Derhalve zal deze vordering worden afgewezen. Aldus zal het bestreden vonnis worden vernietigd. Opnieuw recht doende zal het hof de vordering toewijzen, zoals hierna wordt beslist. Als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij, zal AIS worden veroordeeld in de proceskosten (tarief IV, in eerste aanleg 2 punten en in hoger beroep 3,5 punten).
Beslissing
Het gerechtshof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad van 1 februari 2012
en opnieuw recht doende:
veroordeelt AIS tot (terug)betaling aan [appellant] van een bedrag van € 57.050,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt AIS tot betaling aan [appellant] van een bedrag van € 15,67 per dag als gevolg van rentebetaling vanaf 13 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt AIS in de proceskosten, aan de zijde van [appellant] in eerste aanleg begroot op € 1.788,- voor geliquideerd salaris van de advocaat en € 209,81 voor verschotten en in hoger beroep op € 5.708,50 voor geliquideerd salaris van de advocaat en € 756,64 voor verschotten;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mr. L. Groefsema, mr. J.H. Kuiper en mr. A.M. Koene en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 28 januari 2014.
Uitspraak 05‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Als gevolg van de ingetreden ontbinding van de tussen partijen gesloten opleidingsovereenkomst, ontstaat tussen partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Aldus geldt naar het oordeel van het hof dat voor zover het opleidingsbedrijf nog niet jegens de leerling heeft gepresteerd, de leerling een deel van de door hem betaalde lesgelden behoort terug te krijgen. Vaststaat dat de leerling slechts fase één, zij het zonder goed gevolg, heeft doorlopen en dus niet de fases twee tot en met vijf heeft gevolgd en ingevolge de overeenkomst ook niet heeft kunnen volgen. Het gegeven deel van de opleiding sluit uit dat deze ongedaan kan worden gemaakt. Aldus treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde ten tijde van het tijdstip van ontvangst (artikel 6:272 BW). Derhalve moet de grootte worden bepaald van het bedrag dat door het opleidingsbedrijf aan de leerling moet worden terugbetaald van het door hem betaalde lesgeld. Dit bedrag wordt deels bepaald door het niet volgen van voormelde fases twee tot en met vijf en deels door de waarde van de prestatie die het opleidingsbedrijf wel heeft verricht. Het bedrag ter zake van de gegeven vlieguren en lessen in een stimulator staat tussen partijen vast, terwijl nog een bedrag resteert dat het opleidingsbedrijf voor kosten van overhead heeft uitgegeven. Gelet op de inhoud van de door het opleidingsbedrijf overgelegde stukken, is het hof niet in staat de opgegeven kosten van overhead van de leerling gedurende de tijd dat hij fase één heeft doorlopen op juistheid te waarderen. Derhalve resteert een begroting ex aequo et bono.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.104.504/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 187207/HL ZA 11-789)
arrest van de eerste kamer van 5 november 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser in conventie en verweerder in reconventie,
hierna: [appellant],
advocaat: mr.ing B. Jans, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
AIS Vliegopleidingen B.V.,
gevestigd te Lelystad,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna: AIS,
advocaat: mr. B.W.G. Orth, kantoorhoudend te Huizen.
1. Het geding
De inhoud van het tussenarrest van 19 februari 2013 wordt overgenomen. Op 8 mei 2013 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Vervolgens heeft AIS een memorie na comparitie genomen. Daarop heeft [appellant] een antwoord-memorie na comparitie genomen. AIS heeft daarna pleidooi gevraagd.
2. De beoordeling
Gelet op de stand van het geding ziet het hof aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten. Ieder van partijen zal in de gelegenheid worden gesteld om haar standpunt toe te lichten, desgewenst aan de hand van een ter zitting over te leggen nota die uit maximaal twee bladzijden bestaat. Voorts zullen eventueel inlichtingen worden ingewonnen en zal eventueel een schikking worden beproefd. Indien geen regeling tot stand komt en de zaak niet naar mediation wordt verwezen, zal het hof peilen of er bij partijen behoefte bestaat om alsnog pleidooi te houden.
3. De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
beveelt een verschijning van partijen, in persoon of deugdelijk vertegenwoordigd, desgewenst vergezeld van de raadslieden, tot het geven van inlichtingen en het beproeven van een schikking;
bepaalt dat deze verschijning van partijen zal worden gehouden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op donderdag 14 november 2013 te 13:30 uur voor mr. L. Groefsema, hiertoe benoemd tot raadsheer‑commissaris;
verstaat, voor het geval één van partijen zich tijdens vorenbedoelde comparitie wenst te beroepen op de inhoud van schriftelijke bescheiden, dat deze bescheiden ter comparitie bij akte in het geding moeten worden gebracht, alsmede dat een kopie van die akte uiterlijk veertien dagen voor de datum van de comparitie moeten worden gezonden aan de griffie van het hof en aan de wederpartij.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. Rowel - van der Linde, mr. L. Groefsema enmr. A.M. Koene en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013.
Uitspraak 19‑02‑2013
Inhoudsindicatie
Als gevolg van de ingetreden ontbinding van de tussen partijen gesloten opleidingsovereenkomst, ontstaat tussen partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Aldus geldt naar het oordeel van het hof dat voor zover het opleidingsbedrijf nog niet jegens de leerling heeft gepresteerd, de leerling een deel van de door hem betaalde lesgelden behoort terug te krijgen. Vaststaat dat de leerling slechts fase één, zij het zonder goed gevolg, heeft doorlopen en dus niet de fases twee tot en met vijf heeft gevolgd en ingevolge de overeenkomst ook niet heeft kunnen volgen. Het gegeven deel van de opleiding sluit uit dat deze ongedaan kan worden gemaakt. Aldus treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde ten tijde van het tijdstip van ontvangst (artikel 6:272 BW). Derhalve moet de grootte worden bepaald van het bedrag dat door het opleidingsbedrijf aan de leerling moet worden terugbetaald van het door hem betaalde lesgeld. Dit bedrag wordt deels bepaald door het niet volgen van voormelde fases twee tot en met vijf en deels door de waarde van de prestatie die het opleidingsbedrijf wel heeft verricht. Het bedrag ter zake van de gegeven vlieguren en lessen in een stimulator staat tussen partijen vast, terwijl nog een bedrag resteert dat het opleidingsbedrijf voor kosten van overhead heeft uitgegeven. Gelet op de inhoud van de door het opleidingsbedrijf overgelegde stukken, is het hof niet in staat de opgegeven kosten van overhead van de leerling gedurende de tijd dat hij fase één heeft doorlopen op juistheid te waarderen. Derhalve resteert een begroting ex aequo et bono.
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.104.504/01
(zaaknummer rechtbank Zwolle-Lelystad 187207/HL ZA 11-789)
arrest van de eerste kamer van 19 februari 2013
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiser in conventie, verweerder in reconventie,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. B. Jans, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
AIS Vliegopleidingen B.V.,
gevestigd te Lelystad,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
hierna verder te noemen: AIS,
advocaat: mr. B.W.G. Orth, kantoorhoudende te Huizen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 7 september 2011 en 1 februari 2012 door de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Lelystad (hierna verder te noemen: de rechtbank).
Het geding in hoger beroep
1.1 Bij exploot van 19 maart 2012 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis d.d. 1 februari 2012 met dagvaarding van AIS tegen de zitting van 3 april 2012.
1.2 De conclusie van de memorie van grieven, waarbij producties zijn overgelegd, luidt:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het vonnis dat door de Rechtbank Zwolle-Lelystad, Locatie Lelystad, sector Civiel Recht, op 1 februari 2012 onder zaaknummer 187207 / HL ZA 11-789 tussen appellant als eiser en geïntimeerde als gedaagde is gewezen, te vernietigen en opnieuw rechtdoende:
a. Geïntimeerde te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting de somma van € 83.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente van de datum van verschuldigdheid, zijnde 13 mei 2011 tot de datum van algehele voldoening van het verschuldigde.
b. Geïntimeerde te veroordelen tegen behoorlijk bewijs van kwijting tot vergoeding van de schade van € 15,67 per dag als gevolg van de rentebetalingen vanaf de datum van ontbinding der overeenkomst op 1 maart 2011 tot de datum van algehele voldoening van de vordering onder a. genoemd.
c. Geïntimeerde te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1788,00.
d. Geïntimeerde te veroordelen in de kosten van de procedures in beide instanties."
1.3 Bij memorie van antwoord is door AIS onder overlegging van een productie verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest uitvoerbaar bij voorraad [appellant] in zijn vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans de vorderingen van [appellant] af te wijzen, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten."
1.4 Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
1.5 Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden.
De beoordeling
De vaststaande feiten
2.
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, althans onvoldoende (gemotiveerd) weersproken en op grond van de overgelegde stukken, voor zover niet weersproken, staan in hoger beroep de volgende feiten tussen partijen vast.
2.1
Op 6 maart 2008 hebben AIS en [appellant] een schriftelijke “Leerovereenkomst AIS Vliegopleidingen” (hierna verder: de overeenkomst) afgesloten, waarin onder meer is bepaald:
“Deel 1- OPLEIDINGSSTRUCTUUR
Artikel 1- Opleiding
(…)
1.2
Het programma als bedoeld in artikel 1.1 is onderverdeeld in 5 fases:
Fase 1 Theorie PPL
Theorie ATPL
VFR Praktijk (basis t/m first solo)
Fase 2 Theorie ATPL
VFR Praktijk (navigatie)
Fase 3 Theorie ATPL
VFR Praktijk (extendedexercises, PPL examen en uren maken voor CPL)
Fase 4 IFR Praktijk (single engine, multi engine)
Fase 5 Multi Crew Coöperation Course
Naar het oordeel van AIS Vliegopleidingen met goed gevolg doorlopen van een fase, alsmede hetgeen vermeld in artikel 1.1, is telkens voorwaarde voor de toelating tot een opvolgende fase, tenzij door de partijen uitdrukkelijk schriftelijk anders is overeengekomen”.
“DEEL 2-ALGEMEEN
Artikel 4-Voortijdige beëindiging
4.1
Indien de leerling de opleiding voortijdig beëindigt zal AIS Vliegopleidingen niet gehouden zijn de reeds vooruit betaalde lesgelden te restitueren.
4.2
Indien naar het oordeel van de Head of Training de studieresultaten beneden de door AIS Vliegopleidingen gestelde norm zijn en blijven kan AIS Vliegopleidingen de overeenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen en zal AIS Vliegopleidingen niet gehouden zijn de reeds vooruitbetaalde lesgelden te restitueren.
(…)
Artikel 5- Duur van de opleiding
5.1
De duur van de opleiding is circa 18 maanden.
(…)
Artikel 12 Prijzen
12.1
De prijs welke de leerling is verschuldigd inzake de opleiding bedraagt € 97.500,- (zeven en negentig duizend vijf honderd euro)”.
2.2
[appellant] heeft aan AIS een bedrag van € 97.500,- betaald.
2.3
Bij brief van 25 januari 2010 heeft [A] namens AIS aan [appellant] het volgende geschreven:
“(…)
Na meerdere malen afspraken gemaakt te hebben, een laatste waarschuwing en blijvend tegenvallende resultaten heeft AIS Vliegopleidingen besloten uw opleiding voortijdig te beëindigen zoals aan u is meegedeeld in een gesprek op donderdag 21-01-2010, 8.30u.”
2.4
Bij brief van 1 maart 2010 heeft [A] namens AIS aan [appellant] geschreven:
“In 2008 ben jij gestart met de vliegopleiding bij AIS Flight Academy. Helaas hebben wij moeten constateren, dat jouw studieresultaten niet hebben voldaan aan het gewenste niveau. Hierom hebben wij moeten besluiten jouw studieovereenkomst te ontbinden conform artikel 4.1 en 4.2 van genoemde overeenkomst. (…).”
2.5
[appellant] heeft - zonder goed gevolg - gedurende een periode van ongeveer20 maanden fase 1 doorlopen.
2.6
AIS heeft [appellant] naast het reguliere programma extra begeleiding gegeven en extra toetsen afgenomen.
Het geschil en de beslissing van de rechtbank
3.1
[appellant] heeft (oorspronkelijk in conventie) van AIS terugbetaling gevorderd van een bedrag van € 83.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2011 tot de datum van algehele voldoening en met veroordeling van AIS in de proceskosten.
3.2
AIS heeft tegen deze vordering verweer gevoerd en heeft (oorspronkelijk in reconventie) een bedrag aan waardevergoeding ad € 5.627,- gevorderd, dan wel een door de rechtbank te bepalen bedrag, voor door AIS verrichte prestaties die door [appellant] nog niet zijn betaald en die niet kunnen worden gerestitueerd, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten.
3.3
De rechtbank heeft de vordering van [appellant] afgewezen met veroordeling van [appellant] in de proceskosten en heeft de vordering (oorspronkelijk in reconventie) van AIS eveneens afgewezen met veroordeling van AIS in de proceskosten. Tegen de (motivering van de) afwijzing van de vordering van [appellant] is het hoger beroep gericht, terwijl AIS geen incidenteel appel heeft ingesteld. Aldus is in hoger beroep slechts de vordering van [appellant] (oorspronkelijk in conventie) nog aan de orde.
De motivering van de beslissing
4.1
De strekking van grief 1 is dat de rechtbank geen oordeel heeft gegeven over de vraag of de overeenkomst dient te worden beschouwd als een overeenkomst van opdracht, terwijl deze grief ook is gericht tegen de overweging (in rechtsoverweging 4.9 van het bestreden vonnis) dat indien de overeenkomst wel als een overeenkomst van opdracht moet worden beschouwd, dit uitgangspunt niet tot een andere uitkomst leidt. Grief 2 is gericht tegen de overweging onder 4.8 van het bestreden vonnis, inhoudende dat vaststaat dat de opleidingsperiode van [appellant] 20 maanden heeft geduurd en dat [appellant] dus gedurende de gehele reguliere lesperiode (die conform de overeenkomst 18 maanden duurt) onderwijs heeft genoten. Met grief 3 wordt opgekomen tegen het restant van rechtsoverweging 4.8 van het bestreden vonnis (met uitzondering van de zin: “Voor het genoten onderwijs moet [appellant] de waarde vergoeden die in het economisch verkeer normaal aan die prestatie wordt toegekend”), inhoudend - kort gezegd - dat de waarde van hetgeen AIS heeft geleverd moet worden vastgesteld op het overeengekomen lesgeld. Grief 4 is gericht tegen de overweging in rechtsoverweging 4.9 dat in 4.8 reeds is overwogen dat de waarde van hetgeen AIS heeft geleverd moet worden vastgesteld op het overeengekomen lesgeld. Dienaangaande overweegt het hof als volgt.
4.2
Voor zover er grieven tegen de vaststelling door de rechtbank van tussen partijen vaststaande feiten zijn gericht, heeft het hof deze feiten hiervoor onder 1 opnieuw vastgesteld. Overigens is er geen rechtsregel die de rechter verplicht alle door de ene partij gestelde en door de andere partij erkende of niet weersproken feiten als vaststaand in de uitspraak te vermelden. Het staat de rechter vrij uit de tussen partijen vaststaande feiten die selectie te maken welke hem voor de beoordeling van het geschil relevant voorkomt.
4.3
Gesteld noch anderszins is gebleken dat [appellant] gedurende zijn opleiding jegens AIS een instructiebevoegdheid (vgl. artikel 7:402 BW) toekwam. Reeds op deze grond vormt de overeenkomst geen overeenkomst van opdracht. De desbetreffende overeenkomst is een leerovereenkomst. In zoverre faalt de eerste grief.
4.4
De rechtbank heeft in voormeld vonnis van 1 februari 2012 in rechtsoverweging 4.4 overwogen dat beide partijen zich op het standpunt hebben gesteld dat AIS de overeenkomst bij brief van 1 maart 2011 heeft ontbonden en dat aldus artikel 4.1, noch artikel 4.2 van deze overeenkomst van toepassing is en dat deze artikelen voor de beoordeling van het onderhavige geschil niet van belang zijn. Daartegen is door [appellant], noch door AIS gegriefd of anderszins bezwaar gemaakt. Aldus zal (ook) het hof ervan uitgaan dat de overeenkomst bij brief van 1 maart 2011 door AIS is ontbonden, dat dit door [appellant] is erkend en dat voormelde artikelen van de overeenkomst derhalve in dit geschil toepassing missen.
4.5
Voor zover de verbintenissen uit de overeenkomst reeds zijn nagekomen, blijft de rechtsgrond voor deze nakoming in stand, maar ontstaat tussen partijen een verbintenis tot ongedaanmaking van de reeds door hen ontvangen prestaties (artikel 6:271 BW). Aldus geldt naar het oordeel van het hof dat voor zover AIS nog niet jegens [appellant] heeft gepresteerd, [appellant] een deel van de door hem betaalde lesgelden behoort terug te krijgen. Vaststaat dat [appellant] slechts fase één, zij het zonder goed gevolg, heeft doorlopen en dus niet de fases twee tot en met vijf heeft gevolgd en ingevolge de overeenkomst ook niet heeft kunnen volgen (AIS heeft dan ook bij brief van 25 januari 2010 aan [appellant] geschreven dat AIS heeft besloten de opleiding van [appellant] voortijdig te beëindigen). Gelet op de aard van deze prestatie - het bieden van fase één van een pilotenopleiding - sluit deze uit dat zij ongedaan wordt gemaakt. Aldus treedt daarvoor een vergoeding in de plaats ten belope van haar waarde op het tijdstip van de ontvangst (artikel 6:272 BW).
4.6
Dit betekent dat de grieven 2 tot en met 4 (deels) slagen. Gelet op de devolutieve werking van het appel, komt het (door de rechtbank niet behandelde) verweer van AIS aan de orde. Daartoe heeft AIS onder meer gesteld dat de door haar geleverde prestatie, welke volgens haar niet meer ongedaan kan worden gemaakt, moet worden gewaardeerd op ten minste het door [appellant] betaalde lesgeld ad € 97.500,-. Dit is door [appellant] (gemotiveerd) weersproken en is onvoldoende door AIS onderbouwd. Ook de bij memorie van antwoord overgelegde productie, waarover [appellant] zich nog niet heeft kunnen uitlaten, kan deze stelling niet schragen. Aldus gaat het hof aan deze stelling voorbij.
4.7
Thans moet de grootte worden bepaald van het bedrag dat door AIS aan [appellant] moet worden terugbetaald van het door hem betaalde lesgeld ad € 97.500,-. Dit bedrag wordt deels bepaald door het niet volgen van voormelde fases twee tot en met vijf en deels door de waarde van de prestatie die AIS wel heeft verricht. Gelet op hetgeen hiervoor onder 3.3 is overwogen, kan daarbij geen rekening worden gehouden met de waarde van de door AIS gegeven extra begeleiding en het afnemen van extra toetsen. In het bijzonder zal derhalve moeten worden bezien hoeveel uren reguliere begeleiding en afname van reguliere examens gedurende fase één daadwerkelijk aan [appellant] zijn besteed en tegen welk uurtarief, alsmede hoeveel vlieguren [appellant] gedurende deze fase één in een vliegtuig en in een simulator heeft gemaakt en tegen welk uurtarief. Voorts zijn ook de gemaakte kosten van huur van een vliegtuig alsmede gemaakte brandstofkosten van belang. Mogelijk zijn er ook nog andere kosten gemaakt. Het komt het hof geraden voor, mede ter besparing van de kosten van de benoeming van een deskundige, de verschijning van partijen te gelasten teneinde van partijen inlichtingen hieromtrent te verkrijgen alsmede een onderlinge regeling te beproeven.
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat [appellant] in persoon en AIS vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking samen met hun advocaten zullen verschijnen voor het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. L. Groefsema, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden op een nader door deze te bepalen dag en tijdstip, om inlichtingen te geven als onder 4.7 vermeld en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat partijen de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden maart, april en mei 2013 zullen opgeven op de roldatum van dinsdag 5 maart 2013, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat indien een partij ter comparitie producties in het geding wil brengen, zij daarvan goed leesbare afschriften aan het hof en de wederpartij dient over te leggen, in beide gevallen uiterlijk veertien dagen voorafgaand aan de zitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs J.M. Rowel-van der Linde, voorzitter, L. Groefsema enA.M. Koene en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 19 februari 2013 in bijzijn van de griffier.