HR, 21-01-2014, nr. 11/04739
ECLI:NL:HR:2014:125
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21-01-2014
- Zaaknummer
11/04739
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:125, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑01‑2014; (Cassatie)
In cassatie op: ECLI:NL:GHARN:2011:BU1785, Niet ontvankelijk
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2399, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2013:2399, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 19‑11‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:125, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0035
Uitspraak 21‑01‑2014
Inhoudsindicatie
HR verklaart verdachte n-o, geen middelen ingediend.
Partij(en)
21 januari 2014
Strafkamer
nr. 11/04739
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, van 19 oktober 2011, nummer 24/002704-07, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk zal worden verklaard in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014.
Conclusie 19‑11‑2013
Inhoudsindicatie
HR verklaart verdachte n-o, geen middelen ingediend.
Nr. 11/04739 Zitting: 19 november 2013 | Mr. Bleichrodt Conclusie inzake: [verdachte] |
1. Het Gerechtshof te Arnhem, zitting houdende te Leeuwarden, heeft bij arrest van 19 oktober 2011 de verdachte wegens “opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 219 dagen met aftrek als bedoeld in art. 27 Sr en met verbeurdverklaring en teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen zoals in het arrest omschreven.
2. Deze zaak hangt samen met twee ontnemingszaken tegen de verdachte (nr. 11/05205 P en nr. 11/05204 P) en een andere strafzaak tegen de verdachte (nr. 11/04740), waarin ik vandaag eveneens concludeer.
3. Namens de verdachte heeft mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere, beroep in cassatie ingesteld. Er is geen schriftuur ingediend.
4. De aanzegging in cassatie is op 6 januari 2012 tevergeefs aangeboden aan het GBA-adres van de verdachte en vervolgens op 11 januari 2012 in persoon uitgereikt aan de verdachte op het postkantoor in de woonplaats van de verdachte. Bovendien is op 19 januari 2012 mededeling van de betekening van de aanzegging gedaan aan de raadsman van de verdachte (mr. V.C. van der Velde, advocaat te Almere). Aldus is de aanzegging overeenkomstig art. 588, eerste lid, onder b, sub 1°, Sv, in verbinding met art. 588, derde lid, onder b, Sv, rechtsgeldig betekend.
5. Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv niet in acht genomen, zodat de verdachte niet in zijn cassatieberoep kan worden ontvangen.
6. Deze conclusie strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
n.d.