Einde inhoudsopgave
Traktaat tot definitieve regeling der wederzijdsche regten en belangen
Artikel 57
Geldend
Geldend vanaf 05-02-1843
- Bronpublicatie:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
05-02-1843
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-11-1842, Stb. 1843, 3 (uitgifte: 07-02-1843, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De schuldbrieven, losrenten genaamd, welke de algemeene maatschappij te Amsterdam heeft gedeponeerd ter zake van hare deelneming in de leening van 30 millioen tegen 3½ percent, vastgesteld bij de wet van 27 Mei 1830 en het Koninklijke besluit van 1 Junij daaraanvolgende, zullen aan het Nederlandsche Gouvernement worden afgegeven, hetwelk van deze losrenten eene som van 1,830,000 Nederlandsche guldens zal afzonderen, om aan het Belgische Gouvernement te worden uitgereikt, zoo als zulks in het hiervolgende 60ste artikel wordt gezegd.
2.
Het gezegde Nederlandsche Gouvernement verbindt zich het beslag op te heffen, hetwelk te Amsterdam gelegd is op de geldswaarden, toebehoorende aan de algemeene maatschappij.
3.
Het kas-saldo, dat een gevolg zoude kunnen zijn van de deelneming van de genoemde algemeene maatschappij in de gezegde leening, zal aan het Belgische Gouvernement worden uitgereikt, gelijk mede de losrenten en het saldo van geldelijke rekening, voortvloeijende uit inschrijvingen van bijzondere personen in de gezegde leening, en waarvoor de maatschappij rekenpligtig is gebleven.
4.
Aan de algemeene maatschappij zal worden verleend vrijwaring en afstand van alle vordering en verhaal ter zake dier leening, van de zijde van het eene of van het andere Gouvernement, tegen overgave, gelijk zoo, even gezegd is, van de door haar verschuldigde waarden.
5.
Het blijft de bedoeling, dat de algemeene maatschappij met het Belgische Gouvernement zal verrekenen en door hetzelve zal worden ontlast:
- 1°
van het saldo van rekening der genoemde algemeene maatschappij met het amortisatie-syndicaat, vastgesteld op den 1sten October 1830, en
- 2°
van het saldo van rekening derzelfde maatschappij met den Minister van Financien, als voorzitter van het syndicaat.