NJ 2021/216
Caribische zaak (Curaçao). Procesrecht. Aanbod getuigenbewijs in hoger beroep; tegenbewijs.
HR 11-06-2021, ECLI:NL:HR:2021:856
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11 juni 2021
- Magistraten
Mrs. C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/00726
- Conclusie
A-G mr. R.H. de Bock
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS275054:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Burgerlijk procesrecht / Hoger beroep
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:856, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑06‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:39, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 15‑01‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑02‑2020
- Wetingang
Essentie
Caribische zaak (Curaçao). Procesrecht. Aanbod getuigenbewijs in hoger beroep; tegenbewijs.
Samenvatting
Op grond van vaste rechtspraak geldt met betrekking tot het bewijsaanbod in hoger beroep als uitgangspunt dat, ingevolge het bepaalde in art. 166 lid 1 Rv in verbinding met art. 353 lid 1 Rv, een partij in hoger beroep tot getuigenbewijs moet worden toegelaten indien zij voldoende specifiek bewijs aanbiedt van feiten die tot beslissing van de zaak kunnen leiden (zie o.m. HR 17 juli 2020, NJ 2020/310 en HR 9 juli 2004, NJ 2005/270, m.nt. W.D.H. Asser). ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.