Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/6.3.3.8
6.3.3.8 Binnenlands kort geding of arbitraal kort geding als alternatief
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS505955:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook W.D.H. ASSER in zijn noot bij HvJ EG 17 november 1998 (Van Uden Maritime/Deco-Line), NJ 1999, 339 in TvA 1999, blz. 29, sub 11.
Vgl. bijvoorbeeld Voorzngr. Rb. 's-Gravenhage 22 juli 2005, JOR 2005, 256, m.nt. I. SPINATH waaruit voortvloeit dat de afdracht van de beslagen gelden door de derde-beslagene aan de deurwaarder uit het voor verhaal vatbare vermogen van de beslagene/failliet zijn gevloeid als gevolg waarvan de tenuitvoerlegging op dat vermogen is geëindigd; de curator kan jegens de deurwaarder slechts aanspraak maken op de uitkering van de eventuele restantopbrengst.
Zie daaromtrent BESSON, nos. 497, 552 e.v. en 662; overigens mag worden aangenomen dat art. 31 EEX aan toepassing van art. 1051 Rv inzake het arbitraal kort geding niet in de weg staat; art. 31 EEX refereert immers aan de wetgeving van de verdragsluitende Staat (zie ook W.D.H. ASSER in zijn noot bij HvJ EG 17 november 1998 (Van Uden Maritime/Deco-Line), NJ 1999, 339, m.nt. PV in TvA 1999, blz. 29, sub 9.3).
Zie Burg. Rv. (SNIJDERS), art. 1020, aant. 5 (fl.
Gelet op de genoemde beperkingen die gelden voor de erkenning en tenuitvoerlegging van een voorlopige of bewarende maatregel van de gewone rechter krachtens de EEX-Verordening, zal het met het oog op mogelijkheden tot tenuitvoerlegging geboden kunnen zijn, hetzij een voorlopige of bewarende maatregel te vragen in de Staat waar die maatregel effect moet sorteren, hetzij een arbitraal bodemgeding aanhangig te maken.1
Met het oog op mogelijkheden tot tenuitvoerlegging — en met name met het oog op de verzekering daarvan — zal men in de praktijk de bewarende maatregel en het arbitraal bodemgeding combineren. Men vraagt alsdan verlof voor het leggen van bewarend beslag in de Staat waar die maatregel effect moet sorteren (i.e. de Staat van ligging van de objecten die men wil beslaan) en begint voor de maatregel waarom het eigenlijk gaat (die anders in kort geding als voorlopige maatregel was gevraagd) tijdig een arbitraal bodemgeding (vgl. art. 700 lid 3 Rv). Bij toewijzing van de vordering in het arbitraal bodemgeding zal men tot tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis op de met het bewarend beslag veilig gestelde objecten kunnen overgaan (vgl. art. 704 lid 1 Rv dat, zo blijkt alleen al uit art. 704 lid 2 Rv, ook van toepassing is bij arbitrage).
Vorenstaande oplossing geeft overigens niet dezelfde zekerheden als de tenuitvoerlegging van een voorlopige voorziening van de rechter in de Staat waar de maatregel effect sorteert. Het bewarend beslag schept immers geen preferentie. Tussen de beslaglegging en de tenuitvoerlegging van het arbitraal vonnis kunnen hoger gerangschikte schuldeisers (mede)beslag leggen (zie 3:276 e.v. BW en bijvoorbeeld art. 457 Rv, art. 478 Rv, art. 497 Rv en art. 513 Rv). Voorts kan de schuldenaar tussen de beslaglegging en de tenuitvoerlegging failliet raken, met alle risico's van dien (vgl. art. 33 lid 2 Fw). Bij de tenuitvoerlegging van een voorlopige maatregel, mits in een bodemgeding terzake niet anders wordt beslist, bestaan de zojuist genoemde risico's niet. Als de voorlopige maatregel eenmaal is tenuitvoergelegd, kan niet nadien nog eens (mede)beslag worden gelegd en deert een faillissement van de schuldenaar de schuldeiser niet (vgl. wel art. 33 lid 1 Fw inzake de nog niet voltooide tenuitvoerlegging).2
Vraag is of het arbitraal kort geding een alternatief vormt voor een geding dat strekt tot een voorlopige maatregel als bedoeld in art. 31 EEX. Het arbitraal kort geding, zoals wij dat kennen in art. 1051 Rv, zal slechts soelaas bieden als men aanneemt dat een arbitraal kortgedingvonnis als een arbitraal vonnis in de zin van het Verdrag van New York kan worden aangemerkt. Alsdan zal het arbitraal kortgedingvonnis, voorzien van verlof tot tenuitvoerlegging, krachtens het Verdrag van New York kunnen worden tenuitvoergelegd. Of dit mogelijk is, is omstreden (zie 6.2.2.5).3
Het arbitraal kort geding vormt geen reëel alternatief voor een geding strekkende tot bewarende maatregelen omdat veelal wordt aangenomen dat arbitrage is uitgesloten als het gaat om bewarende maatregelen, met name als het de — in de praktijk zo belangrijke — verlening van verlof voor het leggen van bewarend beslag betreft (vgl. art. 700 lid 1 Rv). De gewone rechter wordt tot het treffen daarvan exclusief bevoegd geacht.4 Dezelfde beperking geldt voor een arbitraal bodemgeding, zij het dat men daartoe in de praktijk voor een bewarende maatregel gelet op de geboden spoed sowieso niet zijn toevlucht zal zoeken.