HR, 05-02-2019, nr. 17/03324
ECLI:NL:HR:2019:43
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
05-02-2019
- Zaaknummer
17/03324
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2019:43, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑02‑2019; (Cassatie, Artikel 80a RO-zaken)
- Vindplaatsen
Uitspraak 05‑02‑2019
Inhoudsindicatie
Diefstal, art. 310 Sr. Heeft Hof in zijn overweging t.a.v. taakstrafverbod (art. 22b. Sr) ten onrechte veroordeling aangehaald die van na het plegen van onderhavig feit dateert? HR: art. 80a RO. CAG: Overweging Hof getuigt van onjuiste rechtsopvatting, omdat aangehaalde veroordeling niet valt binnen in wet genoemde periode van vijf jaren voorafgaand aan plegen bewezenverklaard feit. Geen cassatie, nu dit een overweging ten overvloede betreft.
Partij(en)
5 februari 2019
Strafkamer
nr. S 17/03324
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 november 2016, nummer 20/003247-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.C.A. Stallen, advocaat te Eindhoven, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2019.