type: 735coll:
Rb. Noord-Holland, 10-02-2021, nr. C/15/307299 / HA ZA 20-591
ECLI:NL:RBNHO:2021:1239
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
10-02-2021
- Zaaknummer
C/15/307299 / HA ZA 20-591
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2021:1239, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 10‑02‑2021; (Bodemzaak, Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 10‑02‑2021
Inhoudsindicatie
Onteigening
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/307299 / HA ZA 20-591
Vonnis van 10 februari 2021
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelend te Hoofddorp,
eiseres,
advocaat mr. J.C. Binnerts te Haarlem,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KENNEMERLAND BEHEER B.V.,
gevestigd te Overveen, gemeente Bloemendaal,
gedaagde,
advocaat mr. W.J.E. van der Werf te 's-Gravenhage.
Partijen zullen hierna de gemeente en Kennemerland Beheer genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de akte depot no. 12/2020 d.d. 7 september 2020
- -
het exploot van overbetekening van 8 september 2020 aan de publieke rechtspersoon De Staat der Nederlanden, als belanghebbende ex artikel 18 lid 5 Onteigeningswet (Ow)
- -
het exploot van overbetekening van 8 september 2020 aan de commanditaire vennootschap Amsterdam Schiphol Pijpleiding C.V., als belanghebbende ex artikel 18 lid 5 Ow
- -
het exploot van overbetekening van 8 september 2020 aan de naamloze vennootschap Liander Infra N.V., als belanghebbende ex artikel 18 lid 5 Ow
- -
de incidentele vordering ex artikel 843a Rv tevens houdende conclusie van antwoord in de hoofdzaak
- -
de conclusie van antwoord in het incident ex artikel 843a Rv
- -
het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 18 december 2020 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
Bij Koninklijk Besluit van 3 april 2020, nummer 2020000680, gepubliceerd in de Staatscourant van 30 april 2020, no. 23036 (hierna: KB), is op grond van artikel 77 en 78 Ow ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan ‘Badhoevedorp De Veldpost’ ter onteigening aangewezen een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer sectie Al nummer 205, ter grootte van 11 hectare 55 are en 90 centiare, zoals weergegeven op de grondplantekening die ter inzage heeft gelegen met grondplannummer 1 (hierna: het perceel). Het bestemmingsplan voorziet in de realisering van het nieuwe sportpark ‘De Veldpost’ in Badhoevedorp.
2.2.
In het KB is Kennemerland Beheer aangewezen als eigenaar van het perceel.
2.3.
De gemeente heeft op 16 juli 2020 op de voet van artikel 54a en volgende Ow ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend, strekkende tot opneming van de ligging en de gesteldheid van het te onteigenen voor de aanvang van het geding.
2.4.
Bij beschikking van 14 oktober 2020, hersteld bij beschikking van 12 november 2020, heeft de rechtbank drie deskundigen en een rechter-commissaris benoemd en is tevens een datum voor de plaatsopneming bepaald.
2.5.
Op 11 december 2020 heeft de plaatsopneming plaatsgevonden, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
3. Het geschil
In de hoofdzaak
3.1.
De gemeente vordert dat de rechtbank, bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
3.1.1.
bij vervroeging de onteigening uitspreekt ten name van en ten laste van de gemeente van het perceel, met de bepaling dat door inschrijving van het vonnis in de daartoe bestemde registers de eigendom zal overgaan op de gemeente, vrij van alle rechten, lasten, huren en pacht;
3.1.2.
bij aanvaarding van het aanbod bij antwoord het bedrag van de schadeloosstelling zal vaststellen op het aangeboden bedrag van € 3.077.000,- (zegge: drie miljoen zevenenzeventigduizend euro), onder bepaling dat de gemeente gehouden is haar bijkomend aanbod tot overname van het overblijvende deel van het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer sectie Al nummer 205 voor een prijs van € 995.500,- (zegge: negenhonderdvijfennegentigduizend vijfhonderd euro) gestand te doen gedurende zes maanden na datum van vonniswijzen;
3.1.3.
indien het aanbod niet wordt aanvaard het voorschot van de schadeloosstelling voor Kennemerland Beheer zal bepalen op 100% van het aangeboden bedrag met bepaling dat geen zekerheid voor de voldoening van schadeloosstelling nodig is;
3.1.4.
zal bepalen dat het in de procedure met rekestnummer C/15/305248 HA RK 20-131 uit te brengen voorlopig oordeel heeft te gelden als (concept)deskundigenraport in de onderhavige procedure en ingevolge artikel 54j lid 2 Ow de data voor nederlegging van het (concept)deskundigenrapport vast zal stellen.
3.2.
Kennemerland Beheer voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
In het incident
3.4.
Kennemerland Beheer vordert dat de rechtbank de gemeente ingevolge artikel 843a Rv gebiedt dat zij het volledige bij de Kroon aangeleverde en bij de Kroon berustende dossier overlegt, zulks met inbegrip van alle met de Kroon gewisselde correspondentie.
Voor zover de rechtbank zou oordelen dat toewijzing van deze incidentele vordering ex artikel 843a Rv niet in de rede ligt, verzoekt Kennemerland Beheer om de gemeente ingevolge artikel 21 Rv op te dragen dat zij het volledige bij de Kroon aangeleverde en bij de Kroon berustende dossier overlegt.
3.5.
De gemeente voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
In het incident
4.1.
De gemeente heeft zich in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat Kennemerland Beheer geen belang heeft bij de incidentele vordering, omdat het dossier dat de gemeente in het kader van het voorliggende onteigeningsplan aan de Kroon heeft aangeleverd aan Kennemerland Beheer is toegezonden. Voorts heeft de advocaat van de gemeente bij brief van 8 oktober 2020 in aanvulling op de al verstrekte stukken de door de gemeente met de afdeling Corporate Dienst van Rijkswaterstaat ‑ de afdeling die namens de Kroon de onteigeningsverzoeken behandelt ‑ gewisselde mails en andere correspondentie toegezonden, aldus de gemeente.
4.2.
Kennemerland Beheer heeft deze stellingen van de gemeente niet weersproken. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de gemeente het volledige bij de Kroon aangeleverde dossier heeft overgelegd en ook alle (direct en indirect) met de Kroon gewisselde correspondentie. Dit betekent dat Kennemerland Beheer geen belang heeft bij haar vordering en om die reden niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering.Voor zover Kennemerland Beheer heeft willen betogen dat de gemeente ook gehouden is het dossier over te leggen dat de Kroon in verband met het onteigeningsbesluit onder zich heeft, vindt dat betoog geen steun in het recht. Artikel 843a Rv, waar Kennemerland Beheer zich op beroept, kan in dit verband alleen zien op bescheiden die ter beschikking van de gemeente staan of die de gemeente zelf onder haar berusting heeft.
4.3.
Ook het subsidiaire beroep van Kennemerland Beheer op artikel 22 Rv kan haar niet baten, omdat zij niet heeft gesteld dat de gemeente bepaalde bescheiden onder zich heeft gehouden die van belang zijn voor de beslissing in deze zaak. Het betoog van Kennemerland Beheer dat het merkwaardig, opmerkelijk en vreemd is dat de rechter die het titelbesluit moet toetsen niet de beschikking krijgt over het dossier waarop de Kroon zijn besluit neemt, treft geen doel. De wet schrijft voor welke procedure door de onteigenende partij gevolgd moet worden en welke stukken daarvoor moeten worden overgelegd. De gemeente heeft aan die wettelijke voorschriften voldaan.
4.4.
Kennemerland Beheer wijst nog op artikel 21 Rv, maar de rechtbank is van oordeel dat de gemeente dit artikel niet heeft geschonden. De verplichting die ex artikel 21 Rv op de gemeente rust om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, brengt namelijk niet mee dat de gemeente stukken moet overleggen die volgens haar niet relevant zijn en zij bovendien niet in haar bezit heeft. Evenmin brengt artikel 6 EVRM als algemene regel met zich mee dat de rechtbank over het hele kroondossier moet beschikken. Door Kennemerland Beheer zijn geen argumenten genoemd die maken dat het in dit geval een vereiste is.
4.5.
De kosten van het incident komen ingevolge artikel 50 Ow ten laste van de gemeente. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de aard van de onteigeningsprocedure zich, anders dan de gemeente heeft aangevoerd, niet zonder meer verzet tegen een vordering op grond van artikel 843a Rv. De gemeente heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd die in deze zaak tot het oordeel zouden moeten leiden dat de incidentele vordering zich niet verhoudt tot de in de onteigeningsprocedure gewenste voortvarendheid. De kosten aan de zijde van Kennemerland Beheer zullen bij het eindvonnis worden begroot.
In de hoofdzaak
Strijd met artikel 17 Ow?
4.6.
Artikel 17 Ow bepaalt dat de onteigenende partij hetgeen onteigend moet worden bij minnelijke overeenkomst tracht te verwerven.
4.7.
Kennemerland Beheer heeft in de eerste plaats als verweer tegen de onteigening van het perceel aangevoerd dat de gemeente in de periode tussen het definitief worden van het KB en het uitbrengen van de dagvaarding geen serieuze poging heeft gedaan om het perceel minnelijk te verwerven en aldus niet heeft voldaan aan het bepaalde in artikel 17 Ow. Het aanbod dat de gemeente haar heeft gedaan kan volgens Kennemerland Beheer niet serieus worden genomen, aangezien de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) in haar tussenuitspraak van 20 mei 2020 naar aanleiding van het beroep van Kennemerland Beheer tegen het exploitatieplan ‘Badhoevedorp De Veldpost’ heeft overwogen dat niet is komen vast te staan dat de gronden in het exploitatieplan met de daarbij vereiste zorgvuldigheid zijn getaxeerd. In het exploitatieplan wordt uitgegaan van een grondprijs van € 25,- per m2. Hieruit volgt dat bij het aanbod van de gemeente, dat gebaseerd is op het desbetreffende taxatierapport, is uitgegaan van een evident onhoudbaar uitgangspunt. Van Kennemerland Beheer kan niet worden verwacht dat zij een aanbod serieus neemt, waarvan de Afdeling heeft geoordeeld dat het onzorgvuldig is getaxeerd, aldus nog steeds Kennemerland Beheer.
4.8.
De gemeente heeft weersproken dat het oordeel van de Afdeling met zich brengt dat de gemeente geen serieus aanbod heeft gedaan. In de eerste plaats kent de taxatie voor het exploitatieplan een andere peildatum dan het aanbod van de gemeente. In de tweede plaats heeft de Afdeling niet geoordeeld dat de gronden een hogere waarde hebben dan € 25,-, maar alleen vastgesteld dat het exploitatieplan een nadere motivering behoeft. Die motivering is met het herstelbesluit inmiddels gegeven. Samengevat komt het erop neer dat verwachtingen voor de gronden in de zogenoemde buik van Badhoevedorp wegzakten nadat het tracé voor de omlegging van de A9 in 2012 kwam vast te staan. Dat wordt geïllustreerd door het feit dat de gemeente op 26 augustus 2014 de naastliggende percelen van een ontwikkelaar kon verwerven voor € 21,57 per m2. Dit perceel is qua ligging en ontsluiting goed vergelijkbaar met het perceel van Kennemerland Beheer, aldus steeds de gemeente.
4.9.
Aan het vereiste van artikel 17 Ow is naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan als de onteigenende partij heeft gehandeld alsof het vereiste een niet serieus te nemen formaliteit betreft. Daarvan is in dit geval geen sprake. Het aanbod van de gemeente, dat is gebaseerd op een grondprijs van € 25,- per m2, kan wellicht uiteindelijk te laag blijken te zijn, maar is niet zodanig laag dat nu gezegd kan worden dat de gemeente heeft gehandeld alsof het vereiste van artikel 17 Ow een niet serieus te nemen formaliteit betreft. Dit geldt te meer nu de gemeente haar aanbod heeft onderbouwd met een transactie uit 2014 van een naastgelegen perceel waarbij een grondprijs is betaald van € 21,57 m2.
4.10.
Ook het feit dat het aanbod van de gemeente niet voorziet in een vergoeding voor waardevermindering van het overblijvende leidt niet tot een ander oordeel. De gemeente heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen waardevermindering van het overblijvende optreedt omdat de overblijvende strook grond voorwerp is van een andere onteigeningsprocedure en een lucratiever gebruik van de strook (thans in gebruik als grasland) binnen de geldende bestemming (natuur) niet mogelijk is. Dit standpunt is niet zodanig absurd dat het aanbod van de gemeente om die reden alsnog niet als een serieus aanbod kwalificeert. Bovendien heeft de gemeente aangeboden het overblijvende van Kennemerland Beheer over te nemen.
4.11.
Het betoog van Kennemerland Beheer dat het aanbod voor wat betreft de vergoeding van de kosten van deskundige bijstand in strijd is met artikel 50 Ow is onjuist. Uit de door Kennemerland Beheer overgelegde brief van de gemeente van 10 augustus 2020 blijkt immers dat de gemeente heeft aangeboden de kosten van rechtskundige bijstand te vergoeden, voor zover passend binnen de geldende jurisprudentie, en dat het aanbod noodzakelijkerwijs was gebaseerd op de regeling van Rijkswaterstaat, omdat Kennemerland Beheer op dat moment geen opgave had gedaan van haar kosten. Hieruit volgt voldoende dat de gemeente ook heeft aangeboden de kosten als bedoeld in artikel 50 Ow aan Kennemerland Beheer te vergoeden.
Het plan is niet uitvoerbaar?
4.12.
Kennemerland Beheer heeft zich in de tweede plaats op het standpunt gesteld dat het plan niet uitvoerbaar is. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft zij aangevoerd dat in het KB wordt vermeld dat de gemeente verwacht in oktober of november 2020 over de gronden te beschikken, waarna aansluitend met de werkzaamheden zal worden gestart. De uitvoering zou ongeveer 50 weken in beslag nemen, zodat het sportpark naar verwachting in december 2021 of januari 2022 gereed zal zijn. Volgens de Kroon is daarmee aannemelijk dat zal worden voldaan aan de in de handreiking Administratieve Onteigeningsprocedure gehanteerde termijn van ten hoogste vijf jaar voor de aanvang van (bouw)werken en werkzaamheden. Uit artikel 61 Ow volgt dat de gemeente binnen drie jaar nadat het vonnis van onteigening kracht van gewijsde heeft gekregen, een aanvang dient te hebben gemaakt met het werk waartoe is onteigend. Volgens Kennemerland Beheer is het niet aannemelijk dat de gemeente binnen een termijn van drie jaar een aanvang zal (laten) maken met de werkzaamheden – samengevat – omdat zij de werkzaamheden nog niet heeft aanbesteed en omdat zij niet over de benodigde financiële middelen beschikt.
4.13.
De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat het betoog van Kennemerland Beheer de motivering van de Kroon op dit punt niet aanvalt. Het betoog van Kennemerland Beheer dat het niet aannemelijk is dat de gemeente binnen drie jaar nadat het vonnis van onteigening kracht van gewijsde heeft gekregen een aanvang heeft gemaakt met de aanleg van het sportpark mist iedere onderbouwing en wordt daarom verworpen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat de gemeente heeft gesteld dat het werk op dit moment nog niet is aanbesteed, omdat het vanwege het verweer van Kennemerland Beheer tegen de onteigening nog onzeker is op welk moment zij over de gronden kan beschikken. Om nu al aan te besteden is volgens de gemeente ongebruikelijk en vanwege de onzekerheid over de aanvangstermijn van het werk ook kostenverhogend. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan de juistheid van deze uitleg te twijfelen. Het enkele feit dat het werk nog niet is aanbesteed kan dus niet tot de gevolgtrekking leiden dat het niet aannemelijk is dat de gemeente binnen drie jaar nadat het vonnis van onteigening kracht van gewijsde heeft gekregen een aanvang heeft gemaakt met de aanleg van het sportpark.Voorts heeft de gemeente gesteld dat er sprake kan zijn van een financiële strop als de verwerving van de gronden uiteindelijk duurder uitpakt, maar dat dit op de uitvoerbaarheid van het plan geen invloed heeft. Kennemerland Beheer heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit volgt dat de gemeente een mogelijke financiële strop niet zou kunnen of willen dragen. De stelling van Kennemerland Beheer dat het plan niet uitvoerbaar is, wordt verworpen.
Het beroep op zelfrealisatie
4.14.
Kennemerland Beheer heeft zich bereid en in staat verklaard om de op het perceel rustende bestemming ‘Sport-2’ zelf te realiseren, waarbij zij zich zal conformeren aan de wijze van planuitvoering van de gemeente, zoals die is neergelegd in het ‘Definitief Stedenbouwkundig Ontwerp Sportpark De Veldpost’ uit 2015 (hierna: DSO).
4.15.
Een beroep op zelfrealisatie wordt door de Kroon getoetst aan het zogenoemde noodzaakvereiste: als de onteigende de door de onteigenaar voorziene ontwikkeling zelf en op eigen kosten kan realiseren op de wijze zoals door de onteigenaar wordt voorgestaan binnen de planning zoals de onteigenaar dat wenst, dan is onteigening niet noodzakelijk. De Kroon heeft in het KB overwogen dat het beroep op zelfrealisatie niet afdoet aan de noodzaak tot onteigening van de beoogde gronden. Daartoe heeft de Kroon het volgende overwogen:
“Vast staat dat de beschreven voorzieningen meer grond beslaan dan reclamante 1 [rb: Kennemerland Beheer] in eigendom heeft. Drie van de tien sportvelden, de parkeervoorzieningen en het aan te leggen groen liggen deels buiten het te onteigenen perceelsgedeelte. Reclamante 1 kan de bestemming daarom niet geheel op eigen grond realiseren. Anders dan reclamante 1 betoogt, zien Wij geen grond voor het oordeel dat de te onteigenen grond een afzonderlijk zelfstandig uit te voeren onderdeel vormt van het totale te realiseren sportpark, zoals het volgens het DSO door de gemeente is voorzien. Verder komt het standpunt van verzoeker [rb: de gemeente] dat het ondoelmatig is als de sportvelden deels door de ene en deels door een andere partij worden aangelegd, beheerd en onderhouden, Ons niet onjuist voor. Bovendien behelst de voorgestane wijze van planuitvoering, zoals neergelegd in het DSO, aan de noordzijde, oostzijde en in het midden een groene inrichting. Deze inrichting maakt deel uit van de Groene As, een ecologische verbindingszone tussen Amstelland en Spaarnwoude. Bij het ontwerp van de Groene As is het uitgangspunt om het deel langs de Spaarnwoudertocht in samenhang met de aanleg van het nieuwe sportpark De Veldpost te realiseren. Dit deel van de Groene As is namelijk direct verbonden met het sportpark en is gesitueerd tussen het sportpark en de bestaande infrastructuur en bebouwing van Badhoevedorp. Gelet op deze samenhang met de Groene As, die deels gaat overlopen in het sportpark, delen Wij het standpunt van verzoeker dat het vanuit een oogpunt van een doelmatige aanleg en beheer, alsmede van een integraal beheer, noodzakelijk is dat de gronden van reclamante 1 door de gemeente in één hand gehouden moeten worden. In dit verband verwijzen Wij naar bestendig beleid van de Kroon, zoals weergegeven in het KB van 17 november 2017, nr. 2017002004, Stcrt. 2017, nr. 69729 (Pijnacker-Nootdorp). Verder komt het standpunt van verzoeker Ons niet onjuist voor, dat het vanwege de maatschappelijke functie van de sportverenigingen en het belang van continuïteit daarvan, doelmatig is dat de gronden door de gemeente in één hand gehouden worden. Het zou een particuliere eigenaar, zonder belang bij de maatschappelijke functie, immers vrij staan om een mogelijke huurrelatie op te zeggen en binnen de bestemming een ander gebruik aan de gronden te geven. Op die manier worden de sportverenigingen afhankelijk van mogelijke veranderde inzichten van hun commerciële verhuurder. Dat reclamante 1 naar gesteld bereid is om in overleg met de gemeente adequate huurbepalingen af te spreken, doet aan het vorenstaande naar Ons oordeel niet aan af.
(…)
Door reclamante 1 zijn tot op heden geen concrete plannen strekkende tot zelfrealisatie aan de gemeente overgelegd. Ook heeft zij geen omgevingsvergunning aangevraagd. Dat dit voor reclamante 1 niet mogelijk was, omdat essentiële informatie daarvoor ontbrak en nog steeds ontbreekt, dan wel niet door de gemeente beschikbaar wordt gesteld, volgen Wij niet. Zoals volgt uit bestendig Kroon beleid en het hiervoor genoemde KB van 13 december 2012 (Oss) [rb: KB van 13 december 2012, nr. 2012003005. Stcrt. 2013, nr. 176] kan de vorm van planuitvoering worden afgeleid uit planregels en de toelichting van een bestemmingsplan alsmede in al dan niet daarvan deel uitmakende inrichtings- en verkavelingsschetsen. De gewenste vorm van uitvoering kan ook tot uitdrukking komen in een exploitatieplan. In dit geval waren ten tijde van het verzoekbesluit behalve het bestemmingsplan en het exploitatieplan ook het eerder genoemde Definitief Stedenbouwkundig Ontwerp Sportpark De Veldpost uit 2015 (DSO) beschikbaar, dat eveneens als bijlage bij het exploitatieplan is gevoegd. Volgens verzoeker is hierin de door haar voorgestane wijze van planuitvoering vastgelegd. Het DSO bevat een vrij gedetailleerd ontwerp van het sportpark en de beoogde voorzieningen. Het standpunt van verzoeker dat de wijze van planuitvoering uit deze openbare stukken voor reclamante 1 voldoende kenbaar was, komt Ons dan ook niet onjuist voor. Desgevraagd tijdens de hoorzitting heeft verzoeker aangegeven dat meer gedetailleerde tekeningen, bestekken en een programma van eisen van de sportverenigingen, nog niet beschikbaar zijn en dus ook niet aan reclamante 1 konden of kunnen worden verschaft. Er bestaat naar Ons oordeel dan ook geen reden om aan te nemen dat de gemeente niet aan haar informatieplicht heeft voldaan. Wij kunnen verzoeker volgen in het standpunt dat het op de weg van reclamante 1 had gelegen om de stukken te vervaardigen die nodig zijn voor onder meer het aanvragen van een omgevingsvergunning en dat reclamante 1 bereid en in staat moest worden geacht om concrete plannen tot zelfrealisatie in te dienen, maar dat zij dit niet heeft gedaan.”
4.16.
De rechtbank dient zich ten aanzien van de noodzaak tot onteigening te beperken tot de vraag of de Kroon in redelijkheid tot de aan het besluit ten grondslag liggende afweging, zoals hiervoor is weergegeven, heeft kunnen komen, en dient daarbij in beginsel alleen acht te slaan op feiten die in de bestuurlijke procedure tijdig naar voren zijn gebracht (vgl. ECLI:NL:HR:2018:7). Bij de beantwoording van deze vraag zal de rechtbank achtereenvolgens de afzonderlijke onderdelen van het verweer van Kennemerland Beheer bespreken.
Zelfstandig uit te voeren onderdeel
4.17.
Kennemerland Beheer heeft in de eerste plaats betoogd dat zeven van de tien sportvelden volledig binnen de te onteigenen gronden liggen en dat hetzelfde geldt voor de bijbehorende bouwwerken, waaronder kantines, bergingen, tribunes en verlichting. Het is volgens haar dus onmiskenbaar dat deze sportvoorzieningen op zichzelf door Kennemerland Beheer kunnen worden gerealiseerd. De Kroon heeft daarom hooguit alleen ten aanzien van drie sportvelden die niet op haar grond kunnen worden gerealiseerd kunnen oordelen dat deze niet zelfstandig kunnen worden gerealiseerd, aldus Kennemerland Beheer.
4.18.
Het betoog van Kennemerland Beheer wordt verworpen. De Kroon heeft in redelijkheid kunnen oordelen dat de te onteigenen grond geen afzonderlijk zelfstandig uit te voeren onderdeel vormt van het totale te realiseren sportpark, zoals het volgens het DSO door de gemeente is voorzien. De verwijzing door Kennemerland Beheer naar KB 8 april 2008, nr. 2008001097, Stcrt. 2008, nr. 73 (Beuningen) kan haar niet baten. In dat geval ging het om de zelfrealisatie van enkele woningen als onderdeel van een te realiseren woonwijk. Woningen zijn uit hun aard zelfstandige eenheden, die los van de woonwijk als zodanig kunnen functioneren. Dat is bij de onderhavige sportvelden en de daarbij behorende bouwwerken niet het geval.
Aanleg, beheer en onderhoud sportvelden
4.19.
Anders dan Kennemerland Beheer heeft aangevoerd, heeft de Kroon ook in redelijkheid het standpunt van de gemeente kunnen volgen dat het ondoelmatig is als de sportvelden door de ene en deels door een andere partij worden aangelegd, beheerd en onderhouden. Het enkele feit dat het niet noodzakelijk is dat een sportpark integraal door één partij wordt beheerd, zoals door Kennemerland Beheer betoogd, betekent niet dat het beheer door verschillende partijen niet ondoelmatig is.
Beheer ecologische verbindingszone
4.20.
Kennemerland Beheer heeft aangevoerd dat op het perceel de bestemming ‘Sport2’ rust en dat het overblijvende gedeelte van het kadastrale perceel Al 205, op welk gedeelte de gemeente (een onderdeel van) de Groene As wil realiseren, de bestemming ‘Natuur’ heeft. Zo heeft de raad van de gemeente uitdrukkelijk onderscheid gemaakt tussen gronden met de bestemming ‘Sport-2’ en gronden met de bestemming ‘Natuur’. Uit de mogelijkheden die deze bestemmingen bieden, volgt dat alleen ter plaatse van de bestemming ‘Natuur’ een ecologische verbindingszone en daarmee de Groene As kan worden gerealiseerd. Binnen de bestemming ‘Sport-2’ kunnen weliswaar groenvoorzieningen worden gerealiseerd, maar niet ten behoeve van de Groene As. De Kroon is er dus ten onrechte van uitgegaan dat de groene inrichting van het perceel onderdeel kan uitmaken van de Groene As, omdat de Groene As zou overlopen in het sportpark, aldus steeds Kennemerland Beheer.
4.21.
Het betoog van Kennemerland Beheer slaagt niet. De groene afscherming van het sportpark die binnen de bestemming ‘Sport-2’ gerealiseerd kan worden, kan een verschijning krijgen die naadloos aansluit op de binnen de bestemming ‘Natuur’ te realiseren ecologische verbindingszone, zoals ook de gemeente heeft gesteld. De Kroon heeft dan ook in redelijkheid kunnen overwegen dat het (ook) gelet op de samenhang met de Groene As vanuit een oogpunt van een doelmatige aanleg en beheer, alsmede van een integraal beheer, noodzakelijk is dat de gronden door de gemeente in één hand gehouden (moeten) worden.
Continuïteit sportverenigingen
4.22.
De Kroon heeft naar het oordeel van de rechtbank ook in redelijkheid kunnen overwegen dat het vanwege de maatschappelijke functie van de sportverenigingen en het belang van continuïteit daarvan, doelmatig is dat de gronden door de gemeente in één hand gehouden worden. Op die manier worden de sportverenigingen gevrijwaard van mogelijke veranderde inzichten van een commerciële huurder.
4.23.
Kennemerland Beheer heeft aangevoerd dat de gemeente niet mag voorschrijven welke (rechts)personen de te realiseren sportvoorzieningen in gebruik zouden moeten nemen. Een dergelijke eis kan immers niet voortvloeien uit het bestemmingsplan en het voldoen daaraan geschiedt dan ook niet ter uitvoering daarvan. Van Kennemerland Beheer kan daarom in het kader van het beroep op zelfrealisatie dus niet worden verlangd dat zij waarborgt dat de te verplaatsen sportverenigingen tot in lengte van dagen op de locatie aanwezig kunnen blijven. Dit op zich juiste betoog van Kennemerland Beheer treft geen doel, aangezien uit de overwegingen van de Kroon niet volgt dat voor een geslaagd beroep op zelfrealisatie nodig is dat voorgeschreven rechtspersonen tot in lengte van dagen op de desbetreffende locatie aanwezig kunnen blijven. Uit het KB valt af te leiden dat de Kroon het net als de gemeente vanwege de maatschappelijke functie van de breedtesport onwenselijk acht dat de sportverenigingen die het sportpark ten behoeve van de breedtesport gebruiken het risico lopen door een particuliere eigenaar gedwongen te worden het veld te ruimen ten behoeve van een andere sport of sportvereniging. Kennemerland Beheer heeft geen argumenten aangevoerd die leiden tot het oordeel dat de Kroon dit niet in redelijkheid heeft kunnen overwegen.
Geen concreet plan voorgelegd
4.24.
Het staat vast dat Kennemerland Beheer geen concrete plannen tot zelfrealisatie bij de gemeente heeft ingediend en dat zij geen omgevingsvergunning heeft aangevraagd. Kennemerland Beheer heeft geen verweer gevoerd tegen het oordeel van de Kroon dat Kennemerland Beheer in staat moest worden geacht om concrete plannen tot zelfrealisatie in te dienen. Kennemerland Beheer heeft in deze procedure aangevoerd dat het indienen van een concreet plan geen noodzakelijk vereiste is voor een geslaagd beroep op zelfrealisatie, indien de eigenaar zich bereid en in staat verklaart om het bestemmingsplan te realiseren conform de wijze van planuitvoering zoals de gemeente die voorstaat. Ter onderbouwing van haar verweer heeft Kennemerland Beheer verwezen naar KB 23 april 2015, Stcrt. 2015, nr. 12855 d.d. 21 mei 2015 (Echt/Susteren). Dit betoog van Kennemerland Beheer treft geen doel. De Kroon heeft immers niet overwogen dat Kennemerland Beheer voor een geslaagd beroep op zelfrealisatie noodzakelijkerwijs een concreet plan had moeten indienen en een omgevingsvergunning had moeten aanvragen, maar is in het besluit gemotiveerd ingegaan op de stelling van Kennemerland Beheer dat het voor haar niet mogelijk was om dit te doen en heeft het ontbreken van een concreet plan als omstandigheid meegenomen in haar beoordeling. De rechtbank leidt daaruit af dat het enkele feit dat er geen concreet plan is ingediend en geen omgevingsvergunning is aangevraagd voor de Kroon niet zelfstandig redengevend is geweest om het beroep op zelfrealisatie af te wijzen. Uit het KB volgt bovendien dat het beroep op zelfrealisatie ook zou zijn afgewezen als Kennemerland Beheer wel concrete plannen zou hebben ingediend. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt immers dat de Kroon het vanuit het oogpunt van doelmatig en integraal beheer noodzakelijk heeft geacht dat de gronden door de gemeente in één hand worden gehouden en dat de Kroon dit in redelijkheid heeft kunnen overwegen.
Conclusie
4.25.
Uit het voorgaande volgt dat de Kroon in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat het beroep op zelfrealisatie niet kan slagen.
Privaatrechtelijk alternatief (erfpacht)
4.26.
Kennemerland Beheer heeft nog aangevoerd dat de gemeente niet alleen het beroep op zelfrealisatie heeft afgewezen, maar ook ten onrechte niet de mogelijkheid heeft verkend om door middel van een privaatrechtelijke afspraak de gedwongen eigendomsontneming te voorkomen. Uitgangspunt daarbij is dat Kennemerland Beheer het perceel in eeuwigdurend erfpacht uitgeeft aan de gemeente en dat de erfpacht niet opzegbaar zal zijn zolang de gemeente de gronden ingericht houdt en gebruikt overeenkomstig het ten tijde van het sluiten van de overeenkomst vigerende bestemmingsplan en het DSO, aldus Kennemerland Beheer.
4.27.
Het door Kennemerland Beheer opgeworpen verweer is een verweer waarmee bij de toetsing van het goedkeuringsbesluit in beginsel rekening moet worden gehouden. Kennemerland Beheer had dan echter wel dat verweer al in de administratieve procedure die aan het onteigeningsgeding voorafgaat, naar voren moeten brengen, zodat het in de bestuurlijke belangenafweging had kunnen worden betrokken. Het gaat hier immers niet om een bezwaar dat zonder enige belangenafweging aan de rechtmatigheid van de onteigening in de weg zou kunnen staan (zie 4.16 en HR 8 april 1998, ECLI:NL:HR:1998:ZD2955, NJ 1999/24 rov. 3.3 in verbinding met de daaraan voorafgaande conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.5). Nu Kennemerland Beheer dat niet heeft gedaan, kan de rechtbank in deze procedure het verweer niet in haar beoordeling betrekken.
Het plan ziet deels niet op uitvoering bestemmingsplan
4.28.
Kennemerland Beheer heeft nog aangevoerd dat duidelijk is dat de gemeente de gronden met de bestemming ‘Sport-2’ mede ten behoeve van de Groene As wenst in te richten en als zodanig integraal wenst te beheren. In zoverre betreft de wijze van planuitvoering door de gemeente volgens Kennemerland Beheer niet de uitvoering van het bestemmingsplan “Badhoevedorp De Veldpost” en ontbreekt de noodzaak van de onteigening. Voor zover Kennemerland Beheer heeft willen betogen dat de onteigening niet (meer) geschiedt ten behoeve van het doel waarvoor volgens het KB onteigend wordt of dat niet (meer) gezegd kan worden dat de onteigening geschiedt ter uitvoering van dat bestemmingsplan heeft zij dat betoog niet onderbouwd. Het enkele feit dat beoogd wordt het binnen de bestemming ‘Sport-2’ te realiseren groen aan te laten sluiten op de Groene As betekent immers niet dat geen uitvoering wordt gegeven aan het bestemmingsplan. Voor zover Kennemerland Beheer meent dat dit groen niet mag aansluiten op de Groene As, vindt die gedachte geen steun in het recht.
Slotsom
4.29.
Uit het voorgaande volgt dat alle weren falen. Aangezien blijkens de inhoud van de stukken in het dossier alle op deze onteigening betrekking hebbende wettelijke voorschriften in acht zijn genomen en Kennemerland Beheer de aangeboden schadeloosstelling niet heeft aanvaard, zal de vordering tot een vervroegde uitspraak over de onteigening worden toegewezen. De vordering zal voor wat betreft de bepaling dat door inschrijving van dit vonnis in de daartoe bestemde registers de eigendom zal overgaan op de gemeente, worden afgewezen, aangezien dit al volgt uit de wet.
4.30.
De rechtbank zal het voorschot op de schadeloosstelling voor Kennemerland Beheer overeenkomstig de vordering van de gemeente vaststellen op 100% van het bij dagvaarding aangeboden bedrag, met bepaling dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling nodig is, zoals dat ook subsidiair is geaccepteerd door Kennemerland Beheer.
4.31.
Nu de opneming door de deskundigen al heeft plaatsgehad, bepaalt de rechtbank met betrekking tot de nederlegging van het deskundigenrapport het volgende. Een concept deskundigenbericht zal uiterlijk 30 april 2021 door de deskundigen aan partijen worden gezonden. Het definitieve deskundigenrapport zal uiterlijk 2 juli 2021 ter griffie van de rechtbank moeten worden gedeponeerd.
4.32.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
in het incident
5.1.
verklaart Kennemerland Beheer niet-ontvankelijk in haar vordering;
5.2.
veroordeelt de gemeente in de volledige proceskosten in incident;
5.3.
houdt de beslissing over de hoogte van de proceskosten in incident aan;
in de hoofdzaak
5.4.
spreekt vervroegd uit de onteigening ten algemene nutte, ten name en ten laste van de gemeente, vrij van alle bestaande rechten, lasten, huren en pacht, van een gedeelte van het perceel kadastraal bekend gemeente Haarlemmermeer sectie Al nummer 205, ter grootte van 11 hectare 55 are en 90 centiare, zoals weergegeven op de grondplantekening die ter inzage heeft gelegen met grondplannummer 1,
5.5.
bepaalt het door de gemeente als onteigenende partij te betalen voorschot op de schadeloosstelling van Kennemerland Beheer op € 3.077.000,- (zegge: drie miljoen zevenenzeventigduizend euro), rechtstreeks te betalen aan Kennemerland Beheer,
5.6.
bepaalt dat geen zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling van Kennemerland Beheer nodig is,
5.7.
bepaalt dat het voorlopig oordeel van de bij beschikking van 14 oktober 2020 van deze rechtbank met zaak-/rolnummer 305248 / HA RK 20-131 benoemde drie deskundigen zal gelden als een conceptdeskundigenrapport ter begroting van de schade in onderhavige procedure,
5.8.
bepaalt dat het definitieve deskundigenrapport uiterlijk 2 juli 2021 ter griffie van de rechtbank dient te worden gedeponeerd,
5.9.
verklaart dit vonnis in zoverre uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het in de gemeente Haarlemmermeer verschijnende Haarlems Dagblad aan als nieuwsblad waarin overeenkomstig artikel 54 Ow een uittreksel van dit vonnis geplaatst dient te worden,
5.11.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs, mr. A.K. Korteweg en mr. M.M. Kruithof en in het openbaar uitgesproken op 10 februari 2021.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 10‑02‑2021