V-N 2021/10.3
Vrijstelling art. 3.13 lid 1 onderdeel g Wet IB 2001, voor zover subsidie waardedaling grond overtreft
HR 19-02-2021, ECLI:NL:HR:2021:237, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
19 februari 2021
- Magistraten
Van Hilten, Overgaauw, Van Loon, Faase, Van Eijsden
- Zaaknummer
19/01961
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS255584:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Winst
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:237, Uitspraak, Hoge Raad, 19‑02‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 27‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:185, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 27‑02‑2020
- Wetingang
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat het oordeel van het hof, dat X onzakelijk heeft gehandeld, onbegrijpelijk is. Dat de gronden niet meer bruikbaar zijn in de landbouwonderneming van de maatschap, kan namelijk leiden tot inkomensderving voor de maatschap als geheel en dus ook voor Q.
Samenvatting
X exploiteert samen met zijn echtgenote Y en zoon Q in maatschapsverband een melkveehouderij. Ieder is voor 1/3e deel gerechtigd tot de winst. X en Y hebben het gebruik en genot van een deel van de hun in eigendom toebehorende landbouwgronden in de maatschap ingebracht en rekenen deze grond tot ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.