V-N 2013/61.20
Art. 5 Uitv.Besl. BvR is volgens A-G verbindend
HR (A-G) 25-10-2013, ECLI:NL:PHR:2013:1152, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
25 oktober 2013
- Zaaknummer
13/01796
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- JCDI
JCDI:ADS915764:1
- Vakgebied(en)
Belastingen van rechtsverkeer / Algemeen
Belastingen van rechtsverkeer / Overdrachtsbelasting
- Brondocumenten
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑03‑2014
ECLI:NL:HR:2014:686, Uitspraak, Hoge Raad, 28‑03‑2014
ECLI:NL:PHR:2013:1152, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑10‑2013
- Wetingang
Essentie
A-G Wattel concludeert dat ter voorkoming van oneigenlijk gebruik van de inbrengvrijstelling nadere voorwaarden aan de inbrengvrijstelling zouden worden gesteld. Het crediteringsmaximum van 10% heeft volgens de A-G wel degelijk een wettelijke basis.
Samenvatting
A en B drijven een onderneming in firmaverband. Medio 2007 brengen zij hun onderneming ‘ruisend’ in belanghebbende, X bv, in. Tot het ondernemingsvermogen behoren twee onroerende zaken. Naast dat aandelen aan A en B zijn toegekend zijn A en B grotendeels gecrediteerd voor hun inbreng. Ter zake van die inbreng van (aandelen in) onroerende zaken heeft de belanghebbende zich op de vrijstelling van overdrachtsbelasting ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.