De goede procesorde
Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.3.3.2:10.3.3.2 Aanvullende functie
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/10.3.3.2
10.3.3.2 Aanvullende functie
Documentgegevens:
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS377417:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Daarbij zij opgemerkt dat de rechter bij een extensieve interpretatie van wettelijke bepalingen minder snel op leemtes zal stuiten, dan bij een enge interpretatie.
HR 15juni 2001, NJ 2001, 435.
HR 29 april 1994, NJ 1994, 497.
HR 5 november 1993, NJ 1994, 119.
HR 17 december 1982, NJ 1984, 59 (WHH).
HR 25 april 1997, NJ 1997, 528.
HR 28 februari 1992, NJ 1992, 671 (PAS), herhaald in o.m. HR 1 juli 1993 (Van Gijtenbeek/Triftelaar q.q.), NJ 1993, 670 en HR 16 augustus 1996, NJ 1997, 358 OdB).
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
582. De eisen van een goede procesorde blijken in de rechtspraak onder meer te fungeren als grondslag voor algemene regels van procesrecht die de rechter in aanvulling op de wettelijke regeling geeft.
In sommige gevallen vult de rechter met de aanvullende regel een leemte in de wettelijke regeling van het procesrecht. Van een leemte is sprake, indien de wettelijke regeling niet in een oplossing voorziet voor de kwestie die de rechter dient te beslissen en de kwestie ook niet kan worden afgedaan door op het ontbreken van een wettelijke regeling te wijzen.1
Een voorbeeld van een uitspraak waarin de rechter met een beroep op de eisen van een goede procesorde een leemte in de wettelijke regeling van het procesrecht vult, geeft het arrest WE/V/B. 2 De wettelijke regeling van het procesrecht voorziet nauwelijks in een regeling van de gang van zaken na verwijzing in cassatie. Art. 424 Rv bepaalt slechts dat de rechter naar wie het geding is verwezen, de behandeling van de zaak voortzet en beslist met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad. Hoe de zaak bij die lagere rechter moet worden aangebracht, is niet bepaald. In genoemd arrest heeft de Hoge Raad deze kwestie nader geregeld, door te beslissen dat de eisen van een goede procesorde meebrengen dat de wederpartij van degene die na verwijzing de zaak bij de rechter aanbrengt, door een dagvaarding of oproeping op de hoogte dient te zijn gebracht van de voortzetting van het geding, zij het dat uitzonderingen op dit uitgangspunt denkbaar zijn. Door in het arrest een zo algemene uitspraak te doen, gaf de Hoge Raad niet alleen het beoordelingskader voor de berechting van het concrete, aan hem voorliggende geval, maar voorzag hij tevens in een algemene regel voor toekomstige gevallen.
Veelal is van een echte leemte in de wetgeving geen sprake. De vraag of een kennelijke, ook voor partijen kenbare en voor eenvoudig herstel vatbare verschrijving ook buiten de aanwending van rechtsmiddelen om kan worden verbeterd door de rechter die uitspraak deed, had de Hoge Raad ontkennend kunnen beantwoorden op grond van de omstandigheid dat de wettelijke regeling van het procesrecht niet in een dergelijke mogelijkheid voorzag. In plaats daarvan formuleerde de Hoge Raad in het arrest Bodair/Meijboorn3in aanvulling op de wet een op de eisen van proceseconomie en goede procesorde gefundeerde regeling waarmee een dergelijke bevoegdheid wel werd geschapen.
Voorts kan ter illustratie van de aanvullende werking van de eisen van een goede procesorde, worden gewezen op de arresten waarin de Hoge Raad voor partijen buitenwettelijke mogelijkheden tot het herstel van verzuimen creëerde. Zo schiep de Hoge Raad in het arrest Boulisi/Koet4voor de eiser die had verzuimd procureur te stellen een buitenwettelijke mogelijkheid tot herstel van dat verzuim. In het arrest Van der Kroft/Lont5aanvaardde de Hoge Raad de mogelijkheid tot herstel van het verzuim om een zaak tijdig op de rol te doen inschrijven. Opgemerkt zij echter dat de Hoge Raad deze aanvullende, buitenwettelijke herstelmogelijkheid middels een omslachtige constructie baseerde op de beperkende werking van de eisen van een goede rechtspleging. Deze eisen brachten volgens de Hoge Raad immers onder bepaalde omstandigheden mee dat het beroep van de wederpartij op het ontbreken van haar toestemming tot inschrijving van de zaak op een later tijdstip, gepasseerd diende te worden, omdat die partij aldus misbruik zou maken van haar bevoegdheid tot het doen van een zodanig beroep.
Ten slotte kan de aanvullende werking van de eisen van een goede procesorde daarin bestaan, dat zij meebrengen dat een niet direct op de te berechten kwestie van toepassing zijnde wettelijke regeling, toch overeenkomstige toepassing vindt.
Deze vorm van aanvullende werking van de eisen was bijvoorbeeld aan de orde in het arrest Siedsma/Reek6 en de beschikking in de zaak Van Kernenade/Esso.7In de eerste zaak oordeelde de Hoge Raad dat de eisen van een goede procesorde meebrachten dat de voor dagvaardingen geschreven bepalingen van art. 93 (oud, thans 121) Rv van overeenkomstige toepassing waren te achten op andere exploten waarbij een partij haar wederpartij voor de rechter opriep, bijvoorbeeld op een (gebrekkig) exploot tot herstel van een gebrekkige dagvaarding. In de tweede zaak oordeelde de Hoge Raad dat een redelijke, aan de eisen van een goede procesorde beantwoordende en met het stelsel van de wet verenigbare wetstoepassing meebracht dat de voor de dagvaardingsprocedure gegeven wettelijke regeling van verwijzing van zaken ingeval van onbevoegdheid van de rechter in een verzoekschriftprocedure van overeenkomstige toepassing was.