Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Turkije tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen
Artikel 5 Vaste inrichting
Geldend
Geldend vanaf 30-09-1988
- Bronpublicatie:
27-03-1986, Trb. 1987, 197 (uitgifte: 23-12-1987, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-09-1988
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-1988, Trb. 1988, 123 (uitgifte: 01-01-1988, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking ‘vaste inrichting’ een vaste bedrijfsinrichting door middel waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2.
De uitdrukking ‘vaste inrichting’ omvat in het bijzonder:
- a)
een plaats waar de leiding wordt gegeven;
- b)
een filiaal;
- c)
een kantoor;
- d)
een fabriek;
- e)
een werkplaats;
- f)
een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of een andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3.
Een plaats van uitvoering van een bouwwerk, van constructie-, montage- of installatiewerkzaamheden vormt alleen een vaste inrichting indien de duur ervan zes maanden overschrijdt.
4.
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt de uitdrukking ‘vaste inrichting’ niet geacht te omvatten:
- a)
het gebruik maken van inrichtingen, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
- b)
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor opslag, uitstalling of aflevering;
- c)
het aanhouden van een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
- d)
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
- e)
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend om voor de onderneming enige andere werkzaamheid uit te oefenen die van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft;
- f)
het aanhouden van een vaste bedrijfsinrichting, uitsluitend voor een combinatie van de in de onderdelen a) tot en met e) genoemde werkzaamheden, mits het totaal van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting dat uit deze combinatie voortvloeit van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheid heeft.
5.
Indien een persoon — niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger waarop het zesde lid van toepassing is — in een van de Staten namens een onderneming van de andere Staat werkzaam is, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van het eerste en tweede lid, geacht in de eerstgenoemde Staat een vaste inrichting te hebben met betrekking tot de werkzaamheden die die persoon voor de onderneming verricht, indien die persoon:
- a)
een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht in die Staat gewoonlijk uitoefent, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot die werkzaamheden genoemd in het vierde lid, die, indien zij worden uitgeoefend door middel van een vaste bedrijfsinrichting, deze vaste bedrijfsinrichting op grond van de bepalingen van dat lid niet tot een vaste inrichting zouden maken; of
- b)
zulk een machtiging niet bezit, maar gewoonlijk in de eerstgenoemde Staat een voorraad goederen of koopwaar aanhoudt waaruit hij regelmatig goederen of koopwaar namens de onderneming aflevert. De bepalingen in de voorgaande zin zijn niet van toepassing, tenzij wordt aangetoond dat, teneinde belastingheffing in de eerstgenoemde Staat te ontgaan, die persoon niet alleen regelmatig afleveringen van goederen of koopwaar verricht maar in wezen ook alle met de verkoop van de goederen of koopwaar samenhangende werkzaamheden verricht met uitzondering van het feitelijk sluiten van de verkoopovereenkomst zelf.
6.
Een onderneming van een van de Staten wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere Staat te bezitten alleen op grond van de omstandigheid dat zij in die andere Staat zaken doet door bemiddeling van een makelaar, commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, mits deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
7.
Alleen de omstandigheid dat een lichaam dat inwoner is van een van de Staten, een lichaam beheerst of door een lichaam wordt beheerst dat inwoner is van de andere Staat of dat in die andere Staat zaken doet (hetzij door middel van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide lichamen niet tot een vaste inrichting van het andere.