HR, 03-04-2018, nr. 16/05834
ECLI:NL:HR:2018:495
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
03-04-2018
- Zaaknummer
16/05834
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2018:495, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 03‑04‑2018; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2018:276
ECLI:NL:PHR:2018:276, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 13‑02‑2018
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2018:495
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑04‑2018
Inhoudsindicatie
Geen middelen van cassatie ingediend, verdachte n-o. Samenhang met 16/05927.
Partij(en)
3 april 2018
Strafkamer
nr. S 16/05834
EC/SSA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 8 juni 2016, nummer 22/002841-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.S. Kea, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 3 april 2018.
Conclusie 13‑02‑2018
Inhoudsindicatie
Geen middelen van cassatie ingediend, verdachte n-o. Samenhang met 16/05927.
Nr. 16/05834 Zitting: 13 februari 2018 | Mr. E.J. Hofstee Conclusie inzake: [verdachte] |
Het cassatieberoep keert zich tegen een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 8 juni 2016.
Er bestaat samenhang met de zaak 16/05927. Ook in die zaak zal ik vandaag concluderen.
Namens de verdachte is tijdig beroep in cassatie ingesteld. Hoewel de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv geldig is betekend, zijn namens hem geen middelen van cassatie voorgesteld.
Ingevolge art. 437, tweede lid, Sv, dient op straffe van niet-ontvankelijkheid binnen twee maanden na de betekening van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, Sv door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie te zijn ingediend. Nu bij de Hoge Raad niet tijdig een schriftuur is ingediend, dient de verdachte niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep te worden verklaard.
Deze conclusie strekt ertoe dat de verdachte niet-ontvankelijk wordt verklaard in het cassatieberoep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG