Hof Amsterdam, 12-04-2016, nr. 200.164.332/01
ECLI:NL:GHAMS:2016:1419
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
12-04-2016
- Zaaknummer
200.164.332/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:1419, Uitspraak, Hof Amsterdam, 12‑04‑2016; (Hoger beroep)
ECLI:NL:GHAMS:2015:474, Uitspraak, Hof Amsterdam, 17‑02‑2015; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR 2016/1191
Uitspraak 12‑04‑2016
Inhoudsindicatie
Opzegging studieovereenkomst (overeenkomst van opdracht) m.b.t. particuliere hbo-opleiding na ongeveer 2 maanden. Kantonrechter oordeelt dat het opleidingsinstituut geen aanspraak kan maken op het volledige cursusgeld (€ 13.300,-) maar slechts op een evenredig deel. Hof oordeelt dat de opzegging de verschuldigdheid van het (volledige) cursusgeld onverlet laat. Art. 7:408, 7:411 BW. Zie ECLI:NL:GHAMS:2015:474.
Partij(en)
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.164.332/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 2664284\CV EXPL 14-81
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 12 april 2016
inzake
TIO TEACH B.V.,
gevestigd te Hengelo,
appellante,
advocaat: mr. J.J. Kappert te Utrecht,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen worden hierna Tio Teach en [geïntimeerde] genoemd.
Tio Teach is bij dagvaarding van 22 januari 2015 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) van 1 augustus 2014 en 24 oktober 2014, voor zover in conventie gewezen onder bovenvermeld zaaknummer tussen Tio Teach als eiseres in conventie en [geïntimeerde] als gedaagde in conventie.
Bij arrest van 17 februari 2015 heeft het hof een comparitie van partijen gelast. Ter comparitie op 13 april 2015 is alleen Tio Teach verschenen.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
- memorie van grieven;
- memorie van antwoord.
Partijen hebben de zaak ter zitting van 9 december 2015 doen bepleiten, Tio Teach door mr. Kappert voornoemd en [geïntimeerde] door mr. F. Zwart, advocaat te Amsterdam. Mr. Kappert heeft gepleit aan de hand van een pleitnotitie die is overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Tio Teach heeft geconcludeerd dat het hof de genoemde vonnissen, voor zover gewezen in conventie, zal vernietigen en, uitvoerbaar bij voorraad, haar vorderingen alsnog (geheel) zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties (met nakosten en wettelijke rente over de nakosten).
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de vonnissen, met veroordeling van Tio Teach in de kosten van het geding in beide instanties.
Tio Teach heeft in hoger beroep bewijs van haar stellingen aangeboden.
2. Feiten
De kantonrechter heeft in het vonnis van 1 augustus 2014 onder 1 (1.1 t/m 1.9) de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt.
3. Beoordeling
3.1.
Tio Teach is een particuliere hogeschool die erkende dagopleidingen op hbo- en mbo-niveau verzorgt op het gebied van toerisme, hotellerie en eventmanagement. Op 18 januari 2013 heeft [geïntimeerde] zich ingeschreven bij Tio Teach voor de hbo-opleiding Hotel- en Eventmanagement voor het studiejaar januari 2013/januari 2014 (hierna: de studieovereenkomst). Tio Teach heeft [geïntimeerde] een factuur gestuurd, gedateerd 21 januari 2013, ten bedrage van € 13.300,- voor “Collegegeld studiejaar januari 2013/2014 Hotel- en Eventmanagement 1e jaar”. [geïntimeerde] heeft een bedrag van€ 2.730,- overgemaakt aan Tio Teach. Tio Teach heeft [geïntimeerde] voorts een factuur gestuurd, gedateerd 15 maart 2013, ten bedrage van € 375,- voor “Culinaire wijnreis 4 t/m 7 april 2013”. [geïntimeerde] heeft de studieovereenkomst op 20 maart 2013 opgezegd. De algemene voorwaarden van Tio Teach houden , voor zover hier van belang, het volgende in:
“(…)
Annulering/beëindiging
1 De data die in onderstaande artikelen tussen haakjes staan vermeld hebben alleen betrekking op aanmeldingen met als startdatum maandag 7 januari 2013.
(…)
7 Bij annulering na 31 augustus 2013 (14 januari 2013) is de student 100% van het cursusgeld verschuldigd.
(…)
9 De ingeschrevene kan de overeenkomst te allen tijde opzeggen. Tussentijdse beëindiging leidt, ongeacht de reden ervan, niet tot restitutie van het door de ingeschrevene verschuldigde bedrag of tot het vervallen van de betaalplicht daarvan.
(…)”
3.2.
In dit geding vordert Tio Teach dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van€ 10.945,- in hoofdsom, te vermeerderen met € 884,45 wegens buitengerechtelijke kosten en met rente en proceskosten.
3.3.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 1 augustus 2014 overwogen dat de studieovereenkomst kan worden gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. Deze kwalificatie is in hoger beroep niet langer in geschil.
3.4.
Hetgeen de kantonrechter in conventie in het tussenvonnis verder heeft overwogen kan als volgt worden weergegeven. [geïntimeerde] kan de studieovereenkomst op grond van artikel 7:408 lid 1 BW te allen tijde opzeggen, van welke opzeggingsbevoegdheid ingevolge het bepaalde in artikel 7:413 BW in verbinding met artikel 7:408 BW niet kan worden afgeweken. Uit artikel 7:408 lid 3 BW volgt dat [geïntimeerde] ter zake van de opzegging geen schadevergoeding verschuldigd is. Het annuleringsbeding in de algemene voorwaarden (hiervoor geciteerd onder 9) is daarmee in strijd en daarom op goede grond door [geïntimeerde] vernietigd zodat Tio Teach op grond van dat annuleringsbeding geen aanspraak kan maken op het volledige bedrag aan collegegeld. Op grond van artikel 7:411 BW kan Tio Teach wel aanspraak maken op een naar redelijkheid vast te stellen deel van het loon bij het voortijdig einde van de opdracht en op grond van artikel 7:406 lid 1 BW op vergoeding van de onkosten. De verschuldigdheid van het collegegeld en aldus van het loon als bedoeld in artikel 7:411 BW is in het onderhavige geval afhankelijk van de volbrenging van de opdracht althans van het verstrijken van de tijd waarvoor de opdracht is verleend. De studieovereenkomst verplicht Tio Teach immers tot het verrichten van werkzaamheden bestaande uit het geven van onderricht gedurende het gehele eerste schooljaar. De kantonrechter volgt Tio Teach aldus niet in haar stelling dat het gehele collegegeld verschuldigd is vanaf het moment dat de studieovereenkomst tot stand is gekomen. De omstandigheid dat [geïntimeerde] het collegegeld ineens aan het begin van het studiejaar kon voldoen, maakt niet dat het collegegeld op dat moment al (geheel) verschuldigd was. Dit betreft slechts een betalingsafspraak. De primaire stelling van Tio Teach dat [geïntimeerde] desalniettemin gehouden is tot nakoming van de betalingsverplichting die zij is aangegaan bij het sluiten van de studieovereenkomst, gaat niet op. Bij het eindvonnis van 24 oktober 2014 heeft de kantonrechter overwogen dat een redelijk loon voor de periode dat [geïntimeerde] onderwijs heeft genoten (van 20 januari 2013 tot 20 maart 2013) overeenkomt met een evenredig deel van het collegegeld, te weten € 2.660,-. Ook de kosten van de wijnreis dient [geïntimeerde] te voldoen. Aldus resteert ter betaling te voldoen een bedrag van € 305,- te vermeerderen met wettelijke rente, tot welk bedrag de kantonrechter de vordering heeft toegewezen. De kantonrechter heeft de gevorderde vergoeding wegens buitengerechtelijke kosten afgewezen en de proceskosten in conventie gecompenseerd.
3.5.
Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen - behoudens die met betrekking tot de buitengerechtelijke kosten - komt Tio Teach op in hoger beroep. De kantonrechter heeft de reconventionele vordering van [geïntimeerde] afgewezen. Daarvan is geen incidenteel beroep ingesteld.
3.6.
Naar aanleiding van de grieven oordeelt het hof als volgt.
3.7.
Tio Teach heeft onder meer het volgende gesteld. Het collegegeld is niet afhankelijk gesteld van het aantal aangeboden lessen en evenmin van het resultaat van het onderwijs of andere variabelen. Het collegegeld is gebaseerd op het volledige programma, dat een collegejaar duurt. Het strekt ter dekking van kosten die betrekking hebben op het gehele programma en die niet per periode zijn op te splitsen. Het gaat niet om repeterende diensten. Op het moment dat de lessen in januari aanvangen, is het overgrote deel van de kosten voor het desbetreffende collegejaar al gemaakt dan wel zijn daarvoor al verplichtingen aangegaan. Uitgangspunt is betaling ineens, maar gekozen kan worden voor betaling in zeven of tien maandelijkse termijnen, waarbij geen enkel verband bestaat tussen het betaalschema en het op het moment van betaling reeds gevolgde of nog te volgen onderwijs.
3.8.
Hetgeen van de zijde van [geïntimeerde] naar voren is gebracht, houdt niet een gemotiveerde bestrijding in van deze stellingen. Zij heeft weliswaar aangevoerd dat de verschuldigdheid van het loon afhankelijk is van de volbrenging van de opdracht, maar het hof volgt [geïntimeerde] niet in dit verweer, waarvan de bewoordingen kennelijk zijn ontleend aan artikel 7:411 lid 1 BW, omdat [geïntimeerde] het op geen enkele wijze heeft toegelicht. Mogelijk heeft zij bedoeld naar voren te brengen dat de onderhavige overeenkomst is aangegaan voor de duur van een volledig studiejaar, maar die enkele omstandigheid brengt, anders dan de kantonrechter heeft overwogen, niet mee dat de verschuldigdheid van loon daardoor afhankelijk is van de volbrenging van de opdracht. Evenmin vloeit daaruit voort dat, zoals de kantonrechter eveneens als mogelijkheid aanwezig heeft geoordeeld (en namens [geïntimeerde] ter zitting in hoger beroep nog is verdedigd), de verschuldigdheid van loon afhankelijk is van het verstrijken van de tijd waarvoor de opdracht is verleend, zoals bedoeld in eerdergenoemde bepaling.
3.9.
Het hof gaat dan ook uit van de juistheid van de stellingen van Tio Teach zoals onder 3.7 weergegeven. Tio Teach heeft mede met een beroep op haar algemene voorwaarden aan een en ander terecht de conclusie verbonden dat de opzegging door [geïntimeerde] van de overeenkomst op 20 maart 2013 de verschuldigdheid van het cursusgeld onverlet laat.
3.10.
In de algemene voorwaarden van Tio Teach is bepaald dat de student bij annulering na 14 januari 2013 honderd procent van het cursusgeld is verschuldigd. Het verweer van [geïntimeerde] dat haar geen redelijke mogelijkheid is geboden van de algemene voorwaarden kennis te nemen, faalt. [geïntimeerde] heeft immers door middel van het door haar op 18 januari 2013 ondertekende aanmeldingsformulier (als productie 1 bij de inleidende dagvaarding in het geding gebracht) verklaard bekend te zijn met de algemene voorwaarden van Tio Teach, in het bijzonder met de annuleringsparagrafen, dat deze voorwaarden op de achterzijde van het aanmeldingsformulier c.q. doorslagformulier afgedrukt stonden en dat zij akkoord ging met de inhoud van de algemene voorwaarden en dat het doorslagformulier, met aan de achterzijde de algemene voorwaarden, in haar bezit bleven. Dat [geïntimeerde] niet nog eens mondeling is geïnformeerd over de annuleringsvoorwaarden en de consequenties daarvan als zij 21 januari 2013 zou starten met de lessen, rechtvaardigt niet de conclusie dat haar geen redelijke mogelijkheid is geboden kennis te nemen van de algemene voorwaarden. Dat is niet anders door de formulering van die voorwaarden, waarin verschillende data zijn genoemd. Eventuele dwaling bij [geïntimeerde] behoort in de gegeven omstandigheden voor rekening van [geïntimeerde] te blijven. De aan het verweer van [geïntimeerde] ten grondslag gelegde stellingen rechtvaardigen evenmin de conclusie dat sprake is van misbruik van omstandigheden. Naar het hof begrijpt, heeft [geïntimeerde] bij het laatstgenoemde verweer het oog op het feit dat zij ten tijde van de inschrijving bij haar bezoek aan de instelling van Tio Teach op 18 januari 2013 slechts achttien jaar oud was, maar het hof memoreert hier dat onbestreden is gebleven dat zij bij die gelegenheid vergezeld was van haar moeder.
3.11.
Uit de contractuele verhouding tussen partijen volgt derhalve dat [geïntimeerde] het gehele cursusgeld verschuldigd is bij aanvang van het studiejaar, met dien verstande dat voor de student de mogelijkheid bestaat ervoor te kiezen dat cursusgeld niet ineens maar in (zeven of tien) termijnen te voldoen, waarbij geldt (zoals overwogen) dat deze termijnen geen verband houden met de inrichting of voortgang van de opleiding. Het hof is als gezegd met Tio Teach van oordeel dat de onderhavige opzegging van de overeenkomst aan deze betalingsverplichting van [geïntimeerde] ook voor de resterende duur van het studiejaar geen einde maakte.
3.12.
Anders dan de kantonrechter, volgt het hof [geïntimeerde] niet in haar verweer dat het bepaalde in artikel 7:408 BW hieraan in de weg staat. De gedachtegang van [geïntimeerde] is kennelijk deze dat aanvaarding van het standpunt van Tio Teach in wezen een dode letter zou maken van het hier dwingende voorschrift dat de overeenkomst te allen tijde kan worden opgezegd en dat ter zake daarvan geen schadevergoeding is verschuldigd. Naar ’s hofs oordeel is deze gedachtegang onjuist. Het gaat hier om de verschuldigdheid van cursusgeld voor een onderwijsprogramma dat weliswaar een heel studiejaar beslaat, maar dat bestaat uit een onderwijsprogramma als geheel. Hier doet zich bijvoorbeeld niet de situatie voor dat het onderwijs in (ook) afzonderlijk ‘af te nemen’ delen zou zijn georganiseerd, in welk geval een beroep op artikel 7:408 BW mogelijk zou slagen.
3.13.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de grieven I t/m IV en VII en VIII slagen. De grieven V en VI behoeven bij deze stand van zaken geen bespreking.
3.14.
De bestreden vonnissen zullen worden vernietigd en de vordering van Tio Teach zal alsnog worden toegewezen, behoudens die ter zake van de buitengerechtelijke kosten, nu tegen de afwijzing daarvan door de kantonrechter geen grief is gericht. [geïntimeerde] dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de kosten van beide instanties.
4. Beslissing
Het hof:
vernietigt de bestreden vonnissen voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om aan Tio Teach te betalen het bedrag van € 10.945,- alsmede het bedrag van € 272,06, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 10.945,- vanaf de datum van de inleidende dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties en begroot deze kosten aan de zijde van Tio Teach in eerste aanleg in conventie tot de datum van het eindvonnis op€ 524,71 wegens verschotten en € 900,- wegens salaris en in hoger beroep tot deze uitspraak op € 788,84 wegens verschotten, € 2.682,- wegens salaris en € 131,- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.J.F. Thiessen, C.M. Aarts en A.M.A. Verscheure en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 12 april 2016.
Uitspraak 17‑02‑2015
Inhoudsindicatie
Tussenarrest. Zie ECLI:NL:GHAMS:2016:1419.
Partij(en)
arrest
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel en belastingrecht, team II rol
zaaknummer: 200.164.332/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 17 februari 2015
inzake
De besloten vennootschap TIO TEACH B.V.,
gevestigd te Hengelo,
appellant,
advocaat: mr. J.J. Kappert, te Utrecht
tegen:
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer, te Amsterdam.
1. Het geding in hoger beroep
Appellant heeft bij exploot geïntimeerde aangezegd in hoger beroep te komen van een of meer tussen partijen in de onderhavige zaak gewezen vonnissen, met dagvaarding van geïntimeerde voor dit hof.
De zaak is op de rol aangebracht en geïntimeerde is bij advocaat verschenen.
2. Beoordeling
Het hof ziet aanleiding om een comparitie van partijen te gelasten. Het doel is het verkrijgen van inlichtingen, het beproeven van een minnelijke regeling en/of het bespreken van het verdere verloop van het hoger beroep, waarbij onder meer mediation, bewijsvoering en/of rapportage door deskundigen aan de orde kunnen komen.
De comparitie zal niet doorgaan indien partijen het griffierecht niet tijdig hebben betaald.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. Beslissing
Het hof:
bepaalt dat partijen in persoon respectievelijk, voor zover partijen rechtspersoon zijn, vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en bevoegd is (door schriftelijke machtiging of anderszins) tot het aangaan van een schikking, tezamen met hun raadslieden zullen verschijnen voor het tot raadsheercommissaris benoemde lid van het hof mr. A.M.A Verscheure, die daartoe zitting zal houden in het Paleis van Justitie aan IJdok 20 te Amsterdam op een nader te bepalen tijdstip, tot het hiervoor onder 2 omschreven doel;
bepaalt dat partijen 1 week na heden op de rol van 24 februari 2015 hun verhinderdagen en die van hun advocaten voor de maanden april t/m juni 2015 kunnen opgeven, waarna de raadsheercommissaris de dag en het tijdstip van de comparitie zal vaststellen, in welk geval behoudens klemmende redenen of overmacht geen uitstel van de comparitie meer zal worden verleend;
bepaalt dat partijen uiterlijk 2 weken vóór de dag van de comparitie de bescheiden waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, in kopie over zullen leggen door toezending aan de raadsheercommissaris (roladministratie-team handel) en de wederpartij;
houdt verder elke beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.C.W. Rang, C.C. Meijer en J.W. Hoekzema, en op
17 februari 2015 uitgesproken in het openbaar door de rolraadsheer.