Einde inhoudsopgave
RvdW 2017/1184
De rechter dient te beslissen op een uitdrukkelijk voorgedragen verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid OM in het eindarrest.
HR 31-10-2017, ECLI:NL:HR:2017:2801
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
31 oktober 2017
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, V. van den Brink, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
16/03052
- Conclusie
A-G mr. P.C. Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2801, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 31‑10‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:1201, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑10‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 20‑01‑2017
- Wetingang
Essentie
De rechter dient te beslissen op een uitdrukkelijk voorgedragen verweer strekkende tot niet-ontvankelijkheid OM in het eindarrest. Hoge Raad: uit art. 348 en 358 lid 3 Sv jo. art. 422 lid 1 Sv vloeit voort dat het hof de ontvankelijkheid van de officier van justitie in zijn vervolging dient te onderzoeken naar aanleiding van het onderzoek ter zitting dat tot het bestreden eindarrest heeft geleid. Daaruit volgt dat het hof heeft miskend dat, indien aldaar namens de verdachte een zodanig verweer is voorgedragen, daaromtrent bepaaldelijk een beslissing dient te worden gegeven in één ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.