RBP 2019/7
Wraking. Verzet art. 6 EVRM zich ertegen dat leden van de strafkamer van de Hoge Raad die niet zijn belast met de behandeling van een strafzaak in cassatie, wel aan het beraad in raadkamer deelnemen?
HR (A-G) 09-11-2018, ECLI:NL:PHR:2018:1269
- Instantie
Hoge Raad (Advocaat-Generaal)
- Datum
9 november 2018
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, E.N. Punt, M.A. Fierstra, J. Wortel, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
18/03936
- JCDI
JCDI:ADS186107:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Europees burgerlijk procesrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Strafprocesrecht / Voorfase
Internationaal strafrecht / Europees strafrecht en strafprocesrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2397, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 21‑12‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1269, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑11‑2018
- Wetingang
Essentie
Wraking. Cassatie. Eerlijk proces.
Verzet art. 6 EVRM zich ertegen dat leden van de strafkamer van de Hoge Raad die niet zijn belast met de behandeling van een strafzaak in cassatie, wel aan het beraad in raadkamer deelnemen?
Samenvatting
De veroordeelde in een strafzaak gaat in cassatie. Nadat haar advocaat van de Hoge Raad heeft vernomen welke drie raadsheren de zaak zullen behandelen en beslissen en voorts dat zal worden geraadkamerd volgens het Protocol deelname aan behandeling en beraadslaging van de Hoge Raad, wraakt zij de drie raadsheren en de zogenoemde reservisten. Reservisten zijn de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.