Einde inhoudsopgave
Wijzigingsbesluit Besluit SUWI (tijdelijke mogelijkheid van registratie als werkloze werkzoekende, gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van de Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001, en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan)
Artikel II
Geldend
Geldend vanaf 17-12-2022. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-07-2022
- Bronpublicatie:
09-12-2022, Stb. 2022, 509 (uitgifte: 16-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-12-2022, terugwerkend tot: 01-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-12-2022, Stb. 2022, 509 (uitgifte: 16-12-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid werkloosheid / Algemeen
Vreemdelingenrecht / Bijzondere onderwerpen
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
1.
Voor de werking van artikel 3.1, eerste lid, onderdeel d, van het Besluit SUWI, worden beschouwd als vreemdeling als bedoeld in dat artikel:
- a.
een onderdaan van Oekraïne;
- b.
staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die kunnen aantonen dat zij op 23 februari 2022 in Oekraïne internationale of nationale bescherming genoten;
- c.
staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die kunnen aantonen dat zij op 23 februari 2022 in het bezit waren van een geldige permanente verblijfsvergunning die overeenkomstig Oekraïens recht is afgegeven;
- d.
staatlozen en onderdanen van andere derde landen dan Oekraïne die kunnen aantonen dat zij op 23 februari 2022 in het bezit waren van een geldige tijdelijke verblijfsvergunning die overeenkomstig Oekraïens recht is afgegeven en die vóór 19 juli 2022 waren ingeschreven in de Basisregistratie Personen of zich vóór 19 juli 2022 hadden gemeld bij de gemeente voor inschrijving in de Basisregistratie Personen.
2.
Het eerste lid is van toepassing tot en met 31 augustus 2022.
3.
De periode, bedoeld in het tweede lid, kan bij ministeriële regeling steeds worden verlengd voor een periode van maximaal drie maanden, indien dit noodzakelijk is in verband met de uitvoering.