Annotatie bij HR 30 november 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1641, NJ 2000/215.
HR, 23-06-2015, nr. 14/02010
ECLI:NL:HR:2015:1706
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
23-06-2015
- Zaaknummer
14/02010
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2015:1706, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 23‑06‑2015; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2015:704
ECLI:NL:PHR:2015:704, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑02‑2015
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2015:1706
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2015-0290
Uitspraak 23‑06‑2015
Inhoudsindicatie
1. Falende bewijsklacht heling. 2. Strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie. 3. Middelen voor het overige: art. 81.1 RO.
Partij(en)
23 juni 2015
Strafkamer
nr. S 14/02010
AJ/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 17 juni 2013, nummer 20/001725-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur en aanvullende schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft (bij aanvullende conclusie) geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer dat de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat de verdachte de daarin vermelde goederen heeft verworven en voorhanden gehad, niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij in de periode van 02 november 2009 tot en met 12 november 2010 te Oss op verschillende tijdstippen CV-ketels en/of vloer cv buis en daartoe behorend aansluitmateriaal en toebehoren en/of thermostaten en/of een graafmachine/loader (merk Giant) heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die CV-ketels en vloer cv buis en daartoe behorend aansluitmateriaal en toebehoren en thermostaten en graafmachine/loader (merk Giant) telkens wist, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof."
2.3.
Deze bewezenverklaring steunt op onder meer de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een proces-verbaal relaas van politieregio Brabant-Noord, District Maasland, Team Zuid Oss-Bernheze-Maasdonk, nr. PL21Y2 2010121402-11, pagina's 48-49, 53-54, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisant:
Op vrijdag 12 november 2010 kregen de collega's de melding te gaan naar de [f-straat] te [plaats]. De melder was genaamd [betrokkene 1]. Hij was daar samen met medewerker [betrokkene 2]. Zij zouden zijn opgelicht door een man die had opgegeven [betrokkene 3] te zijn en een vrouw die telefonisch op gaf te zijn, [betrokkene 4]. [betrokkene 4] zou telefonisch een bestelling hebben geplaatst van een tweetal CV-ketels met toebehoren. [betrokkene 3] had de twee CV-ketels opgehaald bij het bedrijf [A]. Hierbij heeft hij gebruik gemaakt van een witte bedrijfsbus, voorzien van het kenteken [001]. [betrokkene 2] vertrouwde het niet en is achter de bestelbus aangereden. Zo zijn zij terecht gekomen aan de [f-straat] te [plaats]. Er werd onderzoek gedaan in de loods. Daar werden de twee CV-ketels aangetroffen en nog andere CV-ketels. Tevens werd er een graafmachine aangetroffen. Alle goederen zijn in beslag genomen. De loods staat op naam van [verdachte].
AANTREFFEN ANDERE CV KETELS
In de loods werden door de collega's nog meer ketels aangetroffen. Op de ketels zaten stickers geplakt met de namen van de bedrijven waar de ketels van waren. De collega's hebben contact gelegd met de betreffende bedrijven;
- [B], [a-straat] te [plaats]
- [C], [b-straat] te [plaats]
- [D], [c-straat] te [plaats]
- [E], [d-straat] te [plaats]
AANTREFFEN GRAAFMACHINE
In de loods werd ook nog een graafmachine aangetroffen waarvan het chassisnummer was weg gevijld. De graafmachine werd in beslag genomen. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de graafmachine het volgende chassisnummer heeft; [002]. Via de infodesk is gebleken dat deze graafmachine op maandag 2 november 2009 weg is genomen in Hoogeloon vanuit een paardenstal.
2. Een Proces-verbaal van bevindingen van politieregio Brabant-Noord, district Maasland, Team Noord Oss-Lith, nr. PL21Y1 2010121402-7, in wettelijke vorm opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als eigen waarneming of ondervinding van de desbetreffende verbalisanten:
(blad 4) Wij, verbalisanten, zagen in het midden van de loods een graafmachine staan, welke geel/grijs van kleur was. Wij zagen dat het plaatje met serienummer was verwijderd. Wij hebben deze graafmachine in beslag genomen.
(...)
4. Een proces-verbaal van aangifte van politieregio Brabant-Noord, District Maasland, Team Noord Oss Lith, nr. PL21Y1 2010121402-1, pagina's 127-129, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 1] ten overstaan van de desbetreffende verbalisant:
Ik ben namens de benadeelde [A] [e-straat] te [plaats] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben eigenaar van het bedrijf [A] gevestigd te [plaats]. Op woensdag 10 november 2010 heeft mijn bedrijfsleider telefonisch contact gehad met een vrouw die zich uitgaf als [betrokkene 4]. Door de vrouw werd aan mijn bedrijfsleider gevraagd of dat wij twee cv-ketels konden leveren. Zij vroeg specifiek naar ketels van het merk 'Daalderop'. De vrouw heeft aan mijn bedrijfsleider gevraagd of de ketels de volgende dag, 11 november 2010, opgehaald konden worden door [betrokkene 3]. De factuur is opgestuurd naar het opgegeven adres. Op donderdag 11 november 2010 heeft ene [betrokkene 3] zich gemeld op ons bedrijf. Vervolgens zijn de twee ketels plus toebehoren, in het bijzijn van mijn bedrijfsleider, ingeladen in een witte bestelbus van het merk Ford. Mijn bedrijfsleider had een slecht gevoel. Hij is in zijn auto gestapt en er achteraan gereden. Uiteindelijk eindigde de rit in [plaats] op de [f-straat]. Mijn bedrijfsleider heeft mij vandaag, 12 november 2010, gebeld. Hij vertelde mij dat hij contact had gezocht met de bewoner van het opgegeven factuuradres in Zevenaar. De bewoner had hem verteld dat zij de factuur hadden ontvangen, maar dat zij niets hadden besteld. Wij zijn toen naar [plaats] gereden, naar het adres aan de [f-straat]. De politie kwam ook. Zij vroegen of wij mee wilden lopen naar de bedrijfshal achter de woningen. Ik zag in de bedrijfshal op een pallet onze twee ketels liggen. Ik herkende deze aan de stickers van ons bedrijf die er nog op zaten. In de bedrijfshal werden meerdere ketels aangetroffen. Op de verpakkingen waren stickers aanwezig van andere bedrijven. Onze cv-ketels en de andere ketels zijn door de politie in beslag genomen.
5. Een proces-verbaal van verhoor getuige van politieregio Brabant-Noord, District Maasland,
nr. PL21YS 2010121402-2, pagina's 132-134, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 2] ten overstaan van de desbetreffende verbalisant:
Ik ben werkzaam bij [A] te [plaats]. Op woensdag 9 november 2010 ben ik op het werk gebeld door een dame die zich voorstelde als [betrokkene 4]. Ze stelde de vraag of wij verwarmingsketels leverden. Ze had 2 verwarmingsketels nodig plus een installatiepakket. Rond 16.00 uur had ik haar telefonisch benaderd en had haar de prijs doorgegeven. We hadden afgesproken dat ik 2 Daalderop HR-ketels bij de leverancier zou bestellen. Op donderdag 10 november 2010 werd ik wederom door [betrokkene 4] gebeld of de ketels al binnen waren. Ze deelde mede dat haar zwager ene [betrokkene 3] de ketels op zou halen. Omstreeks 12.25 uur kwam meneer [betrokkene 3] bij het bedrijf [A]. We hadden nog samen de ketels in een wit bestelbusje geladen met kenteken [001]. Ik had toch niet een goed gevoel omtrent het hele gebeuren en ben meteen achter het busje aan gereden. Rond 13.30 uur is het busje gestopt bij een bouwplaats, de [f-straat] te [plaats]. Op vrijdag 12 november heb ik gebeld naar het telefoonnummer van [betrokkene 4] maar kreeg steeds voicemail. Ik ben toen met mijn directeur [betrokkene 1] naar [plaats] gereden om te kijken of we onze spullen konden krijgen maar onderweg is besloten de politie te [plaats] te bellen voor assistentie. Omstreeks 14.45 uur waren we bij de betreffende locatie, [f-straat], aangekomen samen met de politie. Aldaar aangekomen zagen we inderdaad dat onze HR-ketels en toebehoren op een pallet stonden. We zagen dat al de stickers met referentie en ordernummer op de ketels zaten.
6. Een proces-verbaal van aangifte van politieregio Brabant-Zuid-Oost, afdeling Helmond centrum,
nr. PL2213 2010173517-1, pagina's 162-164, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 5] ten overstaan van de desbetreffende verbalisant:
Ik ben namens de benadeelde [E] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik ben mede-eigenaar van [E] te [plaats]. Ik doe aangifte van oplichting gepleegd tussen 26 juli 2010 en 29 juli 2010. Ik werd op 26 juli 2010 gebeld door [betrokkene 6] met het verzoek een prijsopgave te doen voor 2520m vloer CV buizen, 2 Robot vloer CV regelunits 7-groeps, 1 Robot vloer CV regelunits 8-groeps en 44 koppelingen voor vloer CV buis. Op 28 juli 2010 ontving ik van [betrokkene 6] mondeling de opdracht om voornoemde goederen te leveren. Op 29 juli 2010 belde [betrokkene 6] mij opnieuw. Zij vroeg mij toen of het mogelijk was dat haar broer het materiaal vandaag omstreeks 14.00 uur kon komen ophalen. Omstreeks 14.00 uur meldde zich in een man in een witte bestelauto. De man vertelde mij dat hij de broer van [betrokkene 6] was en dat hij alleen de spullen kwam opladen. Hij heeft toen samen met mij en mijn zoon de door [betrokkene 6] bestelde spullen in de witte bestelauto geladen en heeft de afleveringsbon afgetekend. 1,5 week later was het verschuldigde bedrag ad € 3.000,- nog niet overgemaakt. Ik heb verschillende malen geprobeerd [betrokkene 6] te bereiken maar dat is niet gelukt. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
7. Een proces-verbaal van aangifte van politie Gelderland Midden, nr. PL0740 2010128075-1, pagina's 206-207, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 7] ten overstaan van de desbetreffende verbalisant:
Ik ben namens benadeelde [D] te [plaats] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van oplichting. De oplichting vond als volgt plaats. Ik ben directeur van het bedrijf [D] te [plaats]. Op vrijdag 12 november 2010 ben ik gebeld door de politie [plaats] met de mededeling dat er 2 CV ketels met toebehoren aangetroffen waren. Omdat er stickers van het bedrijf [D] opzitten, hebben zij mij gebeld.
Op donderdag 28 oktober 2010 heb ik een offerte gemaakt voor [betrokkene 8] met betrekking tot 2 CV ketels met toebehoren. De dame die ik aan de telefoon had vertelde mij dat ik de goederen kon leveren, maar dat zij zelf niet de goederen zou ophalen. Op dinsdag 2 november kwam ene [betrokkene 3] de goederen ophalen. Ik heb wel het kenteken van zijn auto genoteerd, [001]. De betaling dient uiterlijk 10 november 2010 voldaan te worden. Het gaat hier om twee CV ketels van Nefit met toebehoren met een waarde van E 3700,00.
Het betreft:
Object: Vewarmingsapp (CV Ketel)
Aantal: 2
Merk/type: Nefit
Bijzonderheden: met toebehoren.
8. Een proces-verbaal van aangifte van regio Noord- en Oost Gelderland, nr. PL0612 2010169387-1, pagina's 239-241, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 9] ten overstaan van de desbetreffende verbalisant:
Ik ben namens benadeelde [C] te [plaats] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van oplichting. De oplichting vond als volgt plaats. Ik ben projectleider bij genoemd bedrijf te [plaats]. Ik werd telefonisch benaderd op woensdag 3 november 2010 door [betrokkene 10] of ik een prijs kon maken van twee CV-ketels van het merk: Intergas + 2 rookgasafvoeren met loodslab. Tevens twee thermostaten van het merk: Honnywell, type: Vision en twee aansluitsets. Ik werd op donderdag 4 november 2010 teruggebeld over de gemaakte prijs. Mevrouw gaf mij telefonisch te kennen dat de prijs akkoord was en of ik het wou gaan bestellen. Tevens vroeg mevrouw of de goederen op vrijdag 5 november 2010 na 12.00 uur opgehaald konden worden. Ik heb de goederen op donderdag 4 november 2010 besteld. Mevrouw heeft op vrijdag 5 november gebeld dat het ophalen van de goederen niet voor 17.00 uur kon plaatsvinden. Ik zag om 18.00 uur een witte bestelbus staan aan de linkerzijkant van het pand. Ik heb de goederen in de bestelauto gezet. Ik werd op vrijdag 12 november 2010 gebeld door de politie [plaats] dat daar de goederen waren onderschept en de CV-ketels op het bureau te [plaats] stonden. Ik doe namens het bedrijf [C] te [plaats] aangifte van oplichting. Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het betreft:
Object: Verwarmingsapp (CV Ketel)
Aantal: 2
Merk/type: Intergas Hre 36/30
Kleur: wit
Object: Verwarmingsapp (CV Ketel)
Aantal: 2
Merk/type: Intergas Aansluitset
Registratienummer/serienummer: [003]
Object: Verwarmingsapp (CV Ketel)
Aantal: 2
Merk/type: Skyline 3000 Hr
Object: Verwarmingsapp (CV Ketel)
Aantal: 2
Merk/type: Intergas Hre 36/30
bijzonderheden: Bm loodpan verstelbaar uni 25-45 gr
Object: Verwarmingsapp (CV Ketel)
Aantal: 2
Merk/type: Honeywell Vission Chromot
Kleur: wit
Registratienummer/serienummer: [004]
9. Een proces-verbaal van aangifte van regio politie Brabant Zuid-Oost, nr. 2009184322-1, pagina's 247-248, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 11] ten overstaan van de desbetreffende verbalisant:
Ik doe aangifte van diefstal uit mijn paardenstal. Op maandag 2 november 2009 omstreeks 23.30 uur was de paardenstal afgesloten en was alles geheel in takt. Op dinsdag 3 november 2009 omstreeks 07.00 uur ben ik naar de paardenstal gegaan. Toen zag ik dat mijn loader met volumebak, van het merk Giant-kniklader, weggenomen was. Deze stond in de ruimte waar de rijbak staat. Daarna heb ik de politie gebeld. De loader heeft de volgende gegevens: Merk Giant-kniklader, type V451TX-tra,
kleur donkergrijs/geel, bouwjaar 2008, object nr. [002]. De waarde van deze loader is ongeveer 25.000,00 euro.
10. Een proces-verbaal van aangifte van politieregio Brabant-Noord, nr. PL21ZS 2010100288-1, pagina's 262-265, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt
PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van [betrokkene 12] ten overstaan van de desbetreffende verbalisant:
Ik ben namens [B] te [plaats] gerechtigd tot het doen van aangifte. Ik doe aangifte van oplichting. Op maandag 13 september 2010 belde er een mevrouw naar [B] te [plaats]. Ik ben mede-eigenaar van dit bedrijf. Deze mevrouw stelde zich voor als [betrokkene 13]. Zij vertelde mij dat ze haar huis aan het verbouwen was en wat de kosten waren voor een verwarmingsketel. Zij vroeg exact aan mij wat een Nefit Topline Compact HRC30 CW5, een Nefit geveldoorvoer en een Nefit Moduline 300 klokthermostaat en twee vloerverwarmingverdelers 12 groeps voor vloerverwarmingslang 16 millimeter kostte. Op dezelfde dag heb ik teruggebeld. Ik deelde haar mede, dat het totale pakket 3897,00 euro inclusief BTW ging kosten. Hiermee ging [betrokkene 13] meteen akkoord. Op dinsdag 14 september 2010 heb ik contact opgenomen met [betrokkene 13] omdat de bevestigingsmail nog niet door ons ontvangen was. [betrokkene 13] zei tegen mij dat de goederen bij ons opgehaald zouden worden in de loop van de dag. Op dezelfde dag kwam er een man het kantoor van [B] binnen. Hij zie tegen mij dat hij de spullen op kwam halen voor [betrokkene 13]. Hij heeft de afleverbon getekend. Hierop hielp ik hem mee om bovenvermelde goederen in zijn bus te laden. Ik zag dat de bus van het merk Ford type Transit kleur wit voorzien van kenteken [001] was. De factuur werd op donderdag geretourneerd op het kantoor van [B]. Op de envelop stond met rode pen geschreven: Retour afzender woont geen fam. [betrokkene 13] op dit adres! Ik heb tot op heden geen contact meer gekregen met [betrokkene 13].
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
Het betreft:
Object: Verwarmingsapp (CV Ketel)
Merk/type: Nefit Topline
Kleur: wit
Registratienummer: [005]
Bijzonderheden: Type topline compact hrc 30 cw5
Object: Verwarmingsapp (Thermostaat)
Merk/type: Nefit Moduline 300
Kleur: wit
Registratienummer: 18330
Object: Verwarmingsapp
Aantal: 2
Merk/type: toevoegen Heimeier
Kleur: Groen
Registratienummer: 12 Groeps
Bijzonderheden: merk jaro
Object: Verwarmingsapp
Merk/type: Nefit Rookgasafvoer
Kleur: zwart
Registratienummer: 74542
bijzonderheden: Nefit topline geveldoorvoerset 80/125
11. Een proces-verbaal van verhoor verdachte van politieregio Brabant-Noord, nr. PL21Y2 2010121402-12, pagina 117, in de wettelijke vorm opgemaakt en welke deel uitmaakt van het dossier gekenmerkt PL21Y2 2010121938-15, voor zover dit - zakelijk weergegeven - inhoudt als verklaring van verdachte ten overstaan van de desbetreffende verbalisant:
Ik ben aan het bouwen op [f-straat] te [plaats]. Het perceel [f-straat] te [plaats] is van mij. De loods die daar achter staat is ook van mij. Ik heb verschillende dingen in de schuur staan."
2.4.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"De raadsman heeft namens verdachte bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hij heeft hiertoe - kort samengevat - aangevoerd dat er geen enkele verbinding te leggen is tussen de gepleegde oplichtingen en diefstal en verdachte. Verdachte heeft enkel gezien dat er spullen (veelal in nette verpakte dozen) in de door hem aan ene [betrokkene 14] verhuurde loods werden gezet. Hieruit had hij niet hoeven of moeten afleiden dat deze afkomstig waren van misdrijf.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
- Verdachte is eigenaar van het perceel en de daarop gelegen loods aan de [f-straat] te [plaats]. Volgens zijn eigen verklaring heeft verdachte deze loods (deels) voor opslag verhuurd aan verschillende personen.
- Naar aanleiding van een melding wordt op
12 november 2010 door de politie in deze loods een aantal cv-ketels, vloer cv-buis, daartoe behorend aansluitmateriaal en toebehoren, thermostaten en een graafmachine van het merk Giant aangetroffen. Op diverse goederen zaten stickers geplakt met de namen van bedrijven ([A] te [plaats], [B] te [plaats], [C] te [plaats], [D] te [plaats], [E] te [plaats], [F] te [plaats], [G] te [plaats]). Van de graafmachine was het plaatje met het serienummer verwijderd.
- Uit nader onderzoek blijkt dat de hiervoor genoemde in de loods aangetroffen cv-ketels en toebehoren door oplichting van de genoemde bedrijven verkregen zijn en dat de graafmachine op 2 november 2009 te Hoogeloon is gestolen. Door de gedupeerde bedrijven is aangifte gedaan van deze oplichtingen c.q. diefstal.
Verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep en bij de politie (verhoor op 13 november 2010, dossier van voorbereidend onderzoek p. 117-119) verklaard dat hij deze loods aan drie verschillende personen verhuurde, te weten [H], [betrokkene 15] en een zekere [betrokkene 14]. Het aangetroffen hiervoor genoemde en van misdrijf afkomstige materiaal zou van deze [betrokkene 14] zijn, aldus de verklaring van verdachte. Verdachte verklaarde dat hij heeft gezien dat de spullen met een bus gebracht werden en dat ze in zijn loods zijn gezet.
Verdachte kwam regelmatig in de loods, omdat hij daar ook spullen van zichzelf had staan. De loods was in principe opgedeeld in drie delen voor de drie verschillende huurders maar de goederen stonden een beetje door elkaar, ook tussen de goederen van verdachte in.
Omtrent de identiteit van genoemde [betrokkene 14] heeft verdachte noch bij de politie noch ter terechtzitting in hoger beroep enige informatie zoals een telefoonnummer, adres of andere persoonsgegevens verstrekt. Er is geen huurovereenkomst opgemaakt en er is niets waaruit blijkt van betaling van de huur door deze [betrokkene 14]. Verdachte heeft verklaard dat als het goed is hij wel over een 06-nummer van deze [betrokkene 14] beschikt (dossierpag. 119), maar als in het volgende politieverhoor hem gevraagd wordt dit te verstrekken, beroept hij zich op zijn zwijgrecht (blz. 124). Uit het dossier blijkt ook anderszins op geen enkele wijze van betrokkenheid van een persoon met de naam [betrokkene 14].
De spullen zijn - aldus de aangevers - steeds geleverd aan een persoon genaamd [betrokkene 3] en besteld door een vrouw, genaamd [betrokkene 6] of [betrokkene 4]. In de loop van het opsporingsonderzoek zijn [betrokkene 3] en [betrokkene 4] verhoord als verdachte, maar uit hun verklaringen blijkt niets omtrent ene [betrokkene 14].
Het hof komt gelet op het vorenstaande tot de conclusie dat op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat de door verdachte genoemde huurder met de naam [betrokkene 14] heeft bestaan. Het hof acht de verklaring van verdachte dat de in zijn loods aangetroffen spullen aan deze [betrokkene 14] toebehoorden dan ook ongeloofwaardig.
Nu de goederen zijn aangetroffen in een aan de verdachte toebehorende loods en de verklaring van de verdachte dat deze goederen toebehoorden aan ene [betrokkene 14] als ongeloofwaardig terzijde moet worden gesteld, moet worden geconcludeerd dat de verdachte zelf deze goederen heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Gelet op de hoeveelheid goederen, de verpakking met bedrijfsnamen erop, het ontbreken van het serienummerplaatje op de graafmachine en het ontbreken van enige aanwijzing voor legale verkrijging zoals aankoopfacturen of betaalbewijzen, kan het niet anders zijn dan dat de verdachte ten tijde van het verwerven van de goederen wist dat deze van misdrijf afkomstig waren.
Het hof acht de ten laste gelegde opzetheling daarom wettig en overtuigend bewezen."
2.5.
Het Hof heeft de verklaring van de verdachte dat hij het gedeelte van de loods waarin de in de bewezenverklaring vermelde goederen zijn aangetroffen aan 'een zekere [betrokkene 14]' heeft verhuurd en dat die goederen aan deze toebehoorden, niet aannemelijk geacht. Van dat - in cassatie niet bestreden - oordeel uitgaande, heeft het Hof uit de inhoud van de gebezigde bewijsmiddelen kunnen afleiden dat de verdachte de bedoelde goederen heeft verworven en voorhanden gehad.
2.6.
Het middel is in zoverre tevergeefs voorgesteld.
3. Beoordeling van het vierde middel
3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk.
4. Beoordeling van de middelen voor het overige
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze vijf maanden en drie weken, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 juni 2015.
Conclusie 17‑02‑2015
Inhoudsindicatie
1. Falende bewijsklacht heling. 2. Strafvermindering wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie. 3. Middelen voor het overige: art. 81.1 RO.
Nr. 14/02010 Zitting: 21 april 2015 | Mr. T.N.B.M. Spronken Aanvullende conclusie inzake: [verdachte] |
Verdachte is bij arrest van 17 juni 2013 door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch wegens "opzetheling, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk.
Mr. J. Kuijper, advocaat te Amsterdam, heeft namens verdachte bij schriftuur en aanvullende schriftuur vier middelen van cassatie voorgesteld.
Op 17 februari 2015 ben ik in deze zaak tot de conclusie gekomen dat het eerste middel slaagt, met name omdat uit de bewijsvoering van het hof niet kan worden afgeleid dat verdachte tijde van het verwerven en voorhanden krijgen van de betrokken goederen telkens “wist” dat het ging om van misdrijf afkomstige goederen. Op grond daarvan heb ik een bespreking van de overige middelen achterwege gelaten. Vervolgens heeft de Hoge Raad mij in de gelegenheid gesteld om aanvullend te concluderen en alsnog de overige middelen te bespreken. Van die gelegenheid maak ik hierbij gebruik.
Het tweede middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed, nu uit de bewijsvoering niet kan volgen dat een deel van de in de bewezenverklaring vermelde goederen door misdrijf verkregen is.
Voor een weergave van de bewezenverklaring, de gebezigde bewijsmiddelen en de nadere bewijsoverwegingen van het hof verwijs ik naar mijn eerdere conclusie ten aanzien van het eerste middel.
Ik stel voorop dat ten aanzien van heling niet tenlastegelegd en bewezen behoeft te worden door welk specifiek misdrijf het goed is verkregen. Wel moet daarvan de foute herkomst vaststaan zoals De Hullu in een noot opmerkt1.en zal die foute herkomst uit de gebezigde bewijsmiddelen moeten kunnen worden afgeleid.2.
7. De onderhavige bewezenverklaring houdt niet in uit welk specifiek misdrijf de geheelde goederen zijn verkregen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat wat betreft de graafmachine/loafer aangifte is gedaan van diefstal. Uit de toelichting op het middel maak ik op dat het middel niet is gericht tegen de bewezenverklaring wat deze graafmachine aangaat. Het gaat vooral om de herkomst van de overige, in de bewezenverklaring genoemde goederen, CV ketels en verwarmingsmateriaal, ten aanzien waarvan aangifte is gedaan van oplichting. Volgens de bewijsmiddelen was hierbij de feitelijke gang van zaken dat telkens een vrouw een telefonische bestelling plaatste voor bedoelde goederen, dat die goederen dan werden opgehaald door een man met een witte bestelbus, dat die goederen niet (tijdig) werden betaald, dat een aantal keren een factuuradres is opgegeven dat niet het adres van de koper bleek te zijn, en dat een aantal verkopers geen contact meer heeft weten te krijgen met de koper.
8. In de toelichting op het middel wordt gesteld dat hoewel uit de bewijsmiddelen telkens blijkt dat aangifte is gedaan van oplichting ten aanzien van bedoelde goederen, daaruit niet kan blijken dat daadwerkelijk sprake is geweest van oplichting of van enig ander misdrijf. Aan de hand van de gebezigde bewijsmiddelen zou niet kunnen worden vastgesteld van enig, in art. 326 Sr genoemd oplichtingsmiddel zoals het aannemen van een valse hoedanigheid of naam, listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels.
9. Dat zie ik anders. Uit de gebezigde bewijsmiddelen heeft het hof kunnen afleiden dat de kopers, die zich voordeden als [betrokkene 4], [betrokkene 6] of [betrokkene 13] en [betrokkene 3]3., zich telkens in strijd met de waarheid hebben voorgedaan als bonafide kopers die in staat en voornemens waren de door hen gekochte en aan hen geleverde goederen te kopen. Daarnaast zijn kennelijk opzettelijk onjuiste factuuradressen opgegeven en zijn de goederen opgeslagen in een loods die niet tot de kopers te herleiden was. Na de levering van de goederen hebben de kopers zich onbereikbaar gehouden voor de verkopers teneinde verhaal op hen te bemoeilijken, zo niet volledig te verhinderen.4.Gelet op het uit de bewijsmiddelen af te leiden patroon dat werd gebruikt bij de bestelling en het afhalen van CV materiaal, heeft het hof, anders dan de steller van het middel betoogt, zonder blijk te geven van een onjuiste rechtsopvatting kunnen oordelen dat de kopers de verkopers tot afgifte van de goederen hebben bewogen door het aannemen van een valse hoedanigheid en dat de bedoelde goederen door oplichting, zijnde een misdrijf, zijn verkregen. De bewezenverklaring voor zover die inhoudt dat de goederen uit enig misdrijf zijn verkregen is daarom voldoende met redenen omkleed.
10. Het middel faalt.
10. In het derde middel wordt geklaagd over de strafmotivering.
10. Die strafmotivering houdt in, voor zover hier van belang:
“Het hof heeft ten bezware van verdachte acht geslagen op een hem betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 april 2013, waaruit blijkt dat hij eerder werd veroordeeld ter zake van onder meer vermogensdelicten, waaronder een veroordeling gerechtshof 1 juni 2006 ter zake van opzetheling en een veroordeling rechtbank 8 oktober 2003 ter zake van onder meer opzetheling en bedrieglijke bankbreuk.
Anderzijds heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat voornoemde recidive niet van recente datum is. Maar dat neemt niet weg dat het hof, gelet op de recidive en voorts in aanmerking genomen dat het hof komt tot een bewezenverklaring van opzetheling, een werkstraf zoals (ter zake van schuldheling) door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, een onvoldoende bestraffing acht.
Naar het oordeel van het hof kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt.
Daarbij heeft het hof tevens rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd alsmede de omstandigheid dat feiten als de bewezen verklaarde, diefstallen van waardevolle apparatuur als de onderhavige bevorderen, feiten waardoor aanzienlijke schade wordt veroorzaakt aan de eigenaars van de betreffende goederen dan wel betrokken verzekeraars.”
13. Terecht wordt gesteld dat het uittreksel justitiële documentatie van 10 april 2013 niet inhoudt dat de verdachte bij uitspraak van 8 oktober 2003 is veroordeeld wegens heling, zoals het hof heeft overwogen. Volgens het zich in het dossier bevindende uittreksel is verdachte voor dat feit vrijgesproken. Anders dan de steller van het middel, meen ik echter dat dat onvoldoende is om tot cassatie te leiden. Uit de strafmotivering volgt immers dat het hof naast genoemde veroordeling wegens heling, nog een andere recentere veroordeling wegens heling heeft betrokken bij zijn oordeel. Het hof heeft bovendien van belang geacht dat het opzetheling in plaats van schuldheling bewezen heeft verklaard, en heeft rekening gehouden met de ernst van dat feit in verhouding tot andere feiten, alsmede de omstandigheid dat door dergelijke feiten aanzienlijke schade wordt veroorzaakt. De gestelde veroordeling wegens heling van 8 oktober 2003 maakt dus slechts een klein onderdeel uit van de strafmotivering en is daarvoor van ondergeschikt belang in het geheel van de strafmotivering.5.
14. Het middel kan niet tot cassatie leiden.6.
15. In het vierde middel wordt geklaagd over de schending van de redelijke termijn.
15. Hetgeen in het middel gesteld wordt is juist. De verdachte heeft op 1 juli 2013 beroep in cassatie ingesteld. De stukken van het geding zijn op 13 mei 2014 bij de Hoge Raad binnengekomen. Dit betekent dat de inzendtermijn van acht maanden, en daarmee de redelijke termijn als bedoeld in art. 6 EVRM, is overschreden. Nu het eerste middel slaagt, behoeft de overschrijding geen verdere bespreking. Het tijdsverloop kan immers bij de nieuwe behandeling van de zaak door het hof aan de orde worden gesteld.
15. Ik heb al eerder geconcludeerd dat het eerste middel slaagt. Het tweede en derde middel falen en lenen zich voor afdoening met toepassing van art. 81 lid 1 RO. Het vierde middel is terecht voorgesteld.
15. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
15. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑02‑2015
Noyon/Langemeijer en Remmelink, Wetboek van strafrecht, noot 1 onder aant. 2 bij art. 416 (bijgewerkt tot 1 juli 2000 door mijn ambtgenoot Procureur-Generaal Fokkens).
Een blik achter de papieren muur leerde mij dat [betrokkene 4] en [betrokkene 3] gehoord zijn door de politie, maar blijkbaar niets van de oplichting afwisten en uit het dossier niet blijkt of [betrokkene 6] of [betrokkene 13] ooit achterhaald zijn.
Vgl. HR 11 november 2014, ECLI:NL:HR:2014:3144, waarin de Hoge Raad oordeelde dat de verdachte een valse hoedanigheid had aangenomen door zich als bonafide verkoper voor te doen en telkens opzettelijk “foutieve namen en verschillende emailadressen “ hanteerde met het doel de mogelijkheden van de gedupeerde kopers tot verhaal op verdachte te bemoeilijken.
HR 1 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:824, rov. 3.4.
Als uw Raad mij volgt in mijn standpunt dat het eerste middel gegrond is, dan zal de beslissing van het hof ten aanzien van de opgelegde straf ook vernietigd dienen te worden. In dat geval komt aan (de bespreking van) dit middel het belang te ontvallen.