De faillissementspauliana
Einde inhoudsopgave
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/5.4.2.2.2:5.4.2.2.2 Rechtvaardiging vernietiging
De faillissementspauliana (O&R nr. 75) 2012/5.4.2.2.2
5.4.2.2.2 Rechtvaardiging vernietiging
Documentgegevens:
mr. R.J. van der Weijden, datum 26-10-2012
- Datum
26-10-2012
- Auteur
mr. R.J. van der Weijden
- JCDI
JCDI:ADS377118:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Van der Feltz I, p. 449.
Zie HR 24 maart 1995, NJ 1995, 628, nt. PvS (Gispen q.q./IFN) en HR 20 november 1998, NJ 1999, 611 nt. SCJJK; 'OR 1999/19 nt. NEDF (Verkerk/Tiethoff q.q.).
Anders Faber 2005, nr. 323 en Faber 2006, p. 141. Volgens Faber zou met betrekking tot de tweede vernietigingsgrond voldoende moeten zijn dat de schuldenaar wetenschap van benadeling had en de schuldeiser het oogmerk had zichzelf te begunstigen.
Zie hierover § 5.3.3 van hoofdstuk 2.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Wat rechtvaardigt de vernietiging bij de tweede vernietigingsgrond van art. 47 Fw? In de parlementaire geschiedenis wordt hierover opgemerkt:
"De schuldeischer, die niet bloot een faillissement ducht, maar de zekerheid heeft verkregen dat daartoe aanvrage is gedaan, mag gezegd worden in strijd te handelen met de goede trouw door hem ook jegens zijne mede-schuldeischers in acht te nemen, wanneer hij onder die omstandigheden nog betaling van zijn schuldenaar vraagt en aanneemt, en zich op die wijze aan den concursus onttrekt. Dezelfde overweging heeft er toe geleid ook de tweede uitzondering voor te stellen. Zij laat al die gevallen onaangetast, waarin eene schuld op regelmatige wijze wordt geïnd, waarin de betaling verkregen wordt door daarop aan te dringen, vonnis te vragen, beslag te leggen of te executeren. De bedoeling is veeleer uitsluitend de betalingen te treffen, welke hetzij op een afspraak [cursivering: RJvd3N] berusten om, wanneer het tot een faillissement mocht komen, den schuldeischer buiten de concursus te houden, hetzij — en dat dikwijls op initiatief van den schuldenaar [cursivering: RJvc1W] — gedaan worden in den vooravond van het faillissement, omdat dit zal worden aangevraagd, en terwijl de schuldeischer volkomen bekend is met den toestand waarin zijn schuldenaar verkeert.1
Ook bij de tweede vernietigingsgrond zou de rechtvaardiging voor de vernietiging dus zijn gelegen in het feit dat de schuldeiser in strijd met 'de goede trouw' heeft gehandeld ten opzichte van zijn medeschuldeisers. Opmerkelijk is daarom dat voor een succesvol beroep op deze vernietigingsgrond volgens de Hoge Raad onvoldoende is dat alleen de schuldeiser het oogmerk had zichzelf boven zijn medeschuldeisers te begunstigen.2 Zijn handelen is volgens de wetgever kennelijk pas onoorbaar als de rechtshandeling het gevolg is van overleg en ook de schuldenaar het begunstigingsoogmerk had. Mijns inziens zou bij het beantwoorden van de vraag of een rechtshandeling paulianeus is, geen belang moeten toekomen aan de wetenschap en/of de intenties van de schuldenaar.3 Het paulianeuze karakter van een rechtshandeling zou moeten worden vastgesteld in de verhouding tussen degene met of jegens wie de schuldenaar handelde en de benadeelde schuldeisers. Het belang van de schuldenaar is niet in het geding en hoeft dan ook niet te worden beschermd door ook van hem een verwijtbaar handelen te eisen. Zou echter het oogmerk van de schuldenaar buiten beschouwing worden gelaten bij de tweede vernietigingsgrond van art. 47 Fw, dan resteert slechts het oogmerk van de schuldeiser als vereiste voor vernietiging. Ook dit vereiste is mijns inziens niet geschikt om te beoordelen of een verplicht verrichte rechtshandeling paulianeus is. Het enkele feit dat een schuldeiser handelt met het oogmerk zichzelf boven andere schuldeisers te bevoordelen, leidt in beginsel nog niet tot de conclusie dat hij zich onoorbaar heeft gedragen ten opzichte van zijn medeschuldeisers. Hij heeft een tot op zekere hoogte rechtens te respecteren belang om voor zichzelf op te komen.4 De conclusie is dat de tweede vernietigingsgrond van art. 47 Fw zou moeten komen te vervallen.