Rb. Haarlem, 20-12-2006, nr. 125782 - HA ZA 06-865
ECLI:NL:RBHAA:2006:BA2935
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
20-12-2006
- Zaaknummer
125782 - HA ZA 06-865
- LJN
BA2935
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2006:BA2935, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 20‑12‑2006; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Wetingang
- Vindplaatsen
JA 2007/84
JIN 2007/209
Uitspraak 20‑12‑2006
Inhoudsindicatie
Taak en zorgplicht assurantietussenpersoon bij onderverzekering. Eigen schuld verzekerde. Schade wordt verdeeld in de verhouding 80-20.
Partij(en)
Vonnis
RECHTBANK HAARLEM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 125782 / HA ZA 06-865
Vonnis van 20 december 2006
in de zaak van
[eiseres]
wonende te [plaats], gemeente [gemeente],
eiseres,
procureur mr. S.B.J. Hiemstra,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOOGAARD ASSURANTIËN B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. V.A.M.J.J. Houppermans te Rotterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Boogaard genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 30 augustus 2006 en de daarin genoemde processtukken;
- -
het proces-verbaal van comparitie van 6 november 2006;
- -
de brief van mr. Hiemstra van 9 november 2006, welke brief is gehecht aan het proces-verbaal;
- -
de brief van mr. Houppermans van 20 november 2006, welke brief is gehecht aan het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] is eigenaresse van een Indonesisch eethuisje (hierna: de toko), gelegen in [plaats].
2.2.
[eiseres] heeft op 18 juni 2001 voor de toko via P.P. Lagache (hierna: Lagache) van tussenpersoon Prinsenland Assurantie en Riskmanagement (hierna: Prinsenland) een brandverzekering afgesloten bij Delta Lloyd.
2.3.
In 2003 is frictie ontstaan tussen [eiseres] en Prinsenland. In die periode is [eiseres] in contact gekomen met Pattiasina. [eiseres] heeft alle lopende verzekeringen aan Pattiasina overhandigd.
2.4.
Pattiasina heeft [eiseres] vervolgens in contact gebracht met [de heer a] van Boogaard. Op het kantoor van Boogaard heeft in juli 2003 een gesprek plaatsgevonden, waarbij aanwezig waren [eiseres], haar echtgenoot, Pattiasina en [de heer a]. Onderwerp bij dat gesprek was in ieder geval een af te sluiten hypotheek ten behoeve van de aanschaf van een auto en vitrinekasten voor de toko. Boogaard heeft vervolgens zorg gedragen voor het afsluiten van deze hypotheek.
2.5.
In januari 2004 heeft Pattiasina aan Boogaard verzocht een intermediairwijziging bij Delta Lloyd te bewerkstelligen. Bij brief van 23 januari 2004 heeft Boogaard aan Delta Lloyd de intermediairwijziging verzocht. In het totaaloverzicht Het Ondernemerspakket, waarin de door [eiseres] bij Delta Lloyd afgesloten brand- en aansprakelijkheidverzekering zijn opgenomen, staat vermeld dat het contract is afgegeven op 21 januari 2005, dat het contract is ingegaan op 18 juni 2001 en dat Boogaard de assurantie-adviseur is. In de brief van 18 april 2006 van Delta Lloyd aan [eiseres] staat onder meer het volgende: “Op 23-01-2004 hebben wij de verzekering, op uw verzoek, overgevoerd naar Boogaard Ass. Te Haarlem.”
2.6.
In de nacht van 16 op 17 oktober 2004 is brand uitgebroken in de toko, waardoor een groot gedeelte is verwoest. Op 17 oktober 2004 heeft [eiseres] aangifte gedaan van brandstichting en de brand(schade) gemeld aan Boogaard, via Pattiasina.
2.7.
Op 18 oktober 2004 heeft [schade-expert b] van de door Delta Lloyd ingeschakelde schade-expert Hettema en Disselkoen B.V. de schade opgenomen. Zij heeft [eiseres] bij die gelegenheid medegedeeld dat de toko onderverzekerd was.
2.8.
Bij brief van 19 november 2004 heeft [schade-expert b] de brandschade vastgesteld op
€ 50.691,- (€ 49.611,- + € 1.080,-). Op 9 december 2004 heeft [eiseres] het schadeaangifteformulier via Boogaard aan Delta Lloyd gefaxt. Bij brief van 19 januari 2005 heeft [schade-expert b] de bedrijfsschade vastgesteld op € 12.032,-.
- 1.9.
Bij brief van 30 november 2004 heeft Delta Lloyd aan Boogaard geschreven dat de toko onderverzekerd was omdat de verzekerde som voor brandschade € 18.200,- was in plaats van de benodigde € 47.291,-. Bij brief van 22 februari 2005 heeft Delta Lloyd aan Boogaard geschreven dat de verzekerde som voor bedrijfschade eveneens te laag was, te weten € 59.020,- in plaats van de benodigde € 73.000,-.
- 1.10.
Delta Lloyd heeft de volgende bedragen aan [eiseres] uitgekeerd: voor de brandschade € 16.920,-, voor de opruimkosten € 1.820,- en voor de bedrijfsschade € 9.727,79.
- 1.11.
Bij brief van 12 juli 2005 heeft mr. Klumper van DAS rechtsbijstand Boogaard aansprakelijk gesteld voor de door [eiseres] geleden schade, te weten het te weinig door Delta Lloyd uitgekeerde bedrag als gevolg van de onderverzekering, en Boogaard gesommeerd de schade te vergoeden.
- 1.12.
Mr. Klumper is vervolgens in eerste instantie gebeld door [de heer c] van Schouten Insurance Interantional en heeft later van [de heer d] van beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar Nassau Verzekeringen bericht gekregen dat Boogaard de aansprakelijkheid voor de schade ontkent. Boogaard heeft niet aan de sommatie om de schade te vergoeden voldaan.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Boogaard zal veroordelen tot betaling van € 32.259,21, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2005, althans de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, alsmede met de buitengerechtelijke kosten van € 1.188,-, kosten rechtens.
- 1.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat Boogaard toerekenbaar is tekortgeschoten in haar verplichting om als assurantietussenpersoon de belangen van [eiseres] te behartigen. Ondanks herhaaldelijk verzoek hiertoe van [eiseres], heeft Boogaard immers nagelaten te onderzoeken of [eiseres] onderverzekerd was en er niet voor zorg gedragen dat de onderverzekering ongedaan werd gemaakt, zodat Boogaard aansprakelijk is voor het bedrag van de onderverzekering.
- 1.3.
Boogaard voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Tussen partijen staat vast dat bij de totstandkoming van de brandverzekering van [eiseres] bij Delta Lloyd in 2001 Prinsenland is opgetreden als assurantietussenpersoon en dat Boogaard Prinsenland vanaf 23 januari 2004 in die hoedanigheid is opgevolgd.
4.2.
Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of Boogaard is tekortgeschoten in haar verplichting om als assurantietussenpersoon de belangen van [eiseres] te behartigen is dat een tussenpersoon tegenover zijn opdrachtgever de zorg dient te betrachten die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mag worden verwacht. De vraag is of Boogaard, op grond daarvan, had moeten onderzoeken of de toko onderverzekerd was en vervolgens of zij ervoor diende te zorgen dat de onderverzekering ongedaan werd gemaakt.
4.3.
Boogaard stelt zich primair op het standpunt dat zij aan haar zorgplicht jegens [eiseres] heeft voldaan. Daarbij stelt zij voorop dat die zorgplicht zich niet verder uitstrekt dan tot het geven van een algemene waarschuwing ten aanzien van de mogelijke benodigde aanpassing van de polissen. Bij de intermediairwijziging heeft Boogaard, zo stelt zij, contact opgenomen met [eiseres], althans met Pattiasina nu hij door [eiseres] als contactpersoon was aangewezen, teneinde de inhoud (en mogelijke aanpassingen) van de lopende polissen te bespreken. Van Pattiasina kreeg Boogaard vervolgens te horen dat eventuele wijzigingen zouden worden doorgegeven indien nodig. Hierna is door Pattiasina nooit een wijzigingsverzoek ten aanzien van de brandverzekering doorgegeven. Gelet op deze mededeling en de handelswijze van Pattiasina en mede gelet op de weigerachtige houding van [eiseres] om zelf in contact met Boogaard te treden, mocht Boogaard, zo stelt zij, er vanuit gaan dat de verzekerde som voor brandschade van de toko juist was. Voor zover dit niet het geval was had het, volgens Boogaard, op de weg van [eiseres] gelegen om, eventueel via Pattiasina, Boogaard op de hoogte te stellen van de benodigde aanpassing van de polis. Boogaard ontkent dat [eiseres] aan hem te kennen heeft gegeven dat zij dacht dat de toko onderverzekerd was.
4.4.
Dit betoog faalt. Tot de taak van de assurantietussenpersoon als belangenbehartiger van de verzekeringnemer behoort in beginsel dat de assurantietussenpersoon bij overname van een verzekeringspolis zich ervan vergewist dat de verzekerde som juist is. Gesteld noch gebleken is dat Boogaard bij overname van de onderhavige polis rechtstreeks contact heeft gezocht met [eiseres] om de polis met haar door te nemen, noch dat zij het verzekerde object (de toko) heeft bezocht. Teneinde de juistheid van de polis te kunnen verifiëren heeft Boogaard volstaan met het opnemen van contact met Pattiasina, waarna zij zonder meer is afgegaan op zijn mededeling dat de polis geen wijziging behoefde en zich er niet van heeft vergewist of dit ook daadwerkelijk het geval was. Aangezien een assurantietussenpersoon er in het algemeen niet zonder meer vanuit mag gaan dat voor de verzekering essentiële gegevens die haar door of namens de verzekeringsnemer worden aangereikt, juist zijn, is deze handelswijze van Boogaard niet voldoende en derhalve in strijd met de door een assurantietussenpersoon te betrachten zorg- en waarschuwingsplicht. Boogaard had een actievere houding moeten aannemen en had geen genoegen mogen nemen met de enkele mededeling van Pattiasina dat een eventueel benodigde wijziging door hem zou worden doorgegeven.
4.5.
Deze zorg-en waarschuwingsplicht geldt te meer indien de assurantietussenpersoon bekend is met wijzigingen aan het verzekerde object die mogelijk tot een aanpassing van de polis nopen. Los van het antwoord op de vraag of [eiseres] aan Boogaard te kennen had gegeven dat de toko volgens haar onderverzekerd was, was bij Boogaard in ieder geval bekend dat de toko nieuwe vitrinekasten had aangeschaft, nu voor de aanschaf van de vitrinekasten via de bemiddeling van Boogaard immers mede een hypotheek was afgesloten.
4.6.
De omvang van de door [eiseres] gestelde schade is door Boogaard niet betwist. Gelet op het vorenoverwogene is de vordering derhalve in beginsel toewijsbaar.
4.7.
Subsidiair heeft Boogaard als verweer aangevoerd dat de schade die [eiseres] heeft geleden is ontstaan door aan haar zelf toe te rekenen omstandigheden. Bij pogingen van Boogaard om contact met haar op te nemen teneinde de inhoud van de polis te bespreken werd door [eiseres] immers van meet af aan te kennen gegeven dat Boogaard contact op moest nemen met Pattiasina, zodat rechtstreeks contact tussen Boogaard en [eiseres] door haar zelf is gefrustreerd. Zelf heeft [eiseres], zo stelt Boogaard, evenmin contact opgenomen met Boogaard met het verzoek tot aanpassing van de polis. Gelet hierop mocht Boogaard er derhalve van uit gaan dat de polis volgens [eiseres] kennelijk geen aanpassing behoefde. De omstandigheid dat de toko toch onderverzekerd was komt daarmee, volgens Boogaard, voor rekening en risico van [eiseres].
4.8.
[eiseres] heeft ter comparitie ontkend dat zij nimmer contact met Boogaard heeft opgenomen teneinde te bespreken of de polis moest worden aangepast en gesteld dat zij de vermeende onderverzekering reeds bij de bespreking in juli 2003 heeft aangekaart en later nogmaals telefonisch bij (een medewerker van) Boogaard, waarop haar werd medegedeeld dat de zaak in behandeling was.
4.9.
Deze stelling strookt niet met de stelling van [eiseres] in de dagvaarding dat Pattiasina met betrekking tot de onderhavige polis steeds heeft opgetreden als contactpersoon. Gelet op deze discrepantie en de uitdrukkelijk betwisting door Boogaard, zal de stelling van [eiseres] dat zij uit eigen beweging aan Boogaard heeft verzocht om de polis aan te passen, als ongeloofwaardig worden gepasseerd. [eiseres] heeft onbetwist gesteld dat zij wist, althans dat zij het vermoeden had, dat de toko onderverzekerd was. Nu niet is gebleken dat [eiseres] aan Boogaard (rechtstreeks, dan wel via Pattiasina) heeft verzocht de polis aan te passen, althans nu niet is gebleken dat zij voldoende actie hiertoe heeft ondernomen, is de schade die [eiseres] heeft geleden deels ontstaan door aan haar zelf toe te rekenen omstandigheden.
4.10.
[eiseres] heeft nog aangevoerd dat Pattiasina naar haar toe optrad als vertegenwoordiger van Boogaard en zij er derhalve op mocht vertrouwen dat Pattiasina haar verzoeken doorstuurde naar Boogaard, waarmee de omstandigheid dat Pattiasina dit zou hebben nagelaten voor rekening en risico van Boogaard komt. Ter onderbouwing van haar stelling heeft [eiseres] aangevoerd dat Pattiasina zich steeds heeft voorgedaan als werknemer, althans vertegenwoordiger, van Boogaard en heeft zij het visitekaartje (met daarop de vermelding van de kantoornaam van Boogaard) overgelegd dat Pattiasina haar bij hun kennismaking heeft overhandigd.
4.11.
Boogaard ontkent uitdrukkelijk dat sprake is geweest van enig dienstverband met Pattiasina, noch dat hij als vertegenwoordiger voor haar heeft opgetreden, waarbij zij de waarachtigheid van het visitekaartje van Pattiasina in twijfel trekt.
4.12.
[eiseres] heeft geen bewijsstukken, anders dan het dubieuze visitekaartje, overgelegd waaruit zou kunnen blijken dat Pattiasina als vertegenwoordiger van Boogaard optrad. Uit de stelling van partijen over en weer kan niet meer worden afgeleid dan dat Pattiasina tussen hen als contactpersoon heeft opgetreden. Tegenover de uitdrukkelijke betwisting door Boogaard, heeft [eiseres] geen nadere feiten aangevoerd die de stelling, dat Pattiasina als vertegenwoordiger van Boogaard optrad, ondersteunen, zodat deze stelling als onvoldoende onderbouwd wordt gepasseerd.
4.13.
Nu de schade deels is ontstaan door aan haar zelf toe te rekenen omstandigheden, zal [eiseres] gelet op art. 6:101 BW zelf een deel van de schade moeten dragen. De verhouding waarin de omstandigheden aan de zijde van Boogaard en de omstandigheden aan de zijde van [eiseres] tot de schade hebben bijgedragen, stelt de rechtbank op 80% respectievelijk 20%. Boogaard dient daarom 80% van de schade van [eiseres] te vergoeden zodat de vordering tot een bedrag van € 25.807,37 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2005 zal worden toegewezen. Eveneens zijn de gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 1.188,- toewijsbaar nu deze niet zijn betwist. Boogaard zal als de (voor het grootste gedeelte) in het ongelijk gestelde partij tevens worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
veroordeelt Boogaard om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te voldoen het bedrag van € 25.807,37 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juli 2005 en met het bedrag van € 1.188,-.
1.2. veroordeelt Boogaard in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 806,32 aan verschotten en € 1.158,- aan salaris procureur.
1.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
1.4. wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.J. Ruijpers en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2006.?