NJ 2021/213
Art. 359a Sv. Strafvermindering en geen bewijsuitsluiting in geval van vormverzuim bij doorzoeking auto waarin verdovende middelen zijn aangetroffen.
HR 25-05-2021, ECLI:NL:HR:2021:746
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
25 mei 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
20/00054
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Noot
Red. Aant.
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS271423:1
- Vakgebied(en)
Bijzonder strafrecht / Opiumwet
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:746, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 25‑05‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:108, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 09‑02‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 09‑10‑2020
- Wetingang
Art. 359a Sv
Essentie
Art. 359a Sv. Strafvermindering en geen bewijsuitsluiting in geval van vormverzuim bij doorzoeking van een auto waarin verdovende middelen zijn aangetroffen.
Samenvatting
- 1.
Het middel klaagt dat het hof op ontoereikende gronden een verweer dat strekt tot bewijsuitsluiting heeft verworpen. Het oordeel van het hof komt erop neer dat de doorzoeking van de auto door daartoe onbevoegde opsporingsambtenaren — waarbij verdovende middelen zijn aangetroffen — niet leidt tot toepassing van bewijsuitsluiting maar dat strafvermindering een passend rechtsgevolg voor dat vormverzuim is, omdat de korte doorzoeking van de middenconsole slechts een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.