NJB 2018/705
Beklag omtrent beslag en een ‘vervolgde zaak’ in de zin van art. 552a lid 3 Sv: in zijn algemeen onjuist is de opvatting dat van een vervolgde zaak in de zin van deze bepaling sprake is op de enkele grond dat voor het op de voet van art. 103 Sv onder een ander dan de klager gelegde conservatoire beslag een op vordering van de officier van justitie door de rechter-commissaris verleende schriftelijke machtiging was vereist
HR 20-03-2018, ECLI:NL:HR:2018:395
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 maart 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens
- Zaaknummer
16/05885 B
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Strafprocesrecht / Voorfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:395, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑03‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:33, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 23‑01‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑04‑2017
- Wetingang
Essentie
Beklag omtrent beslag en een ‘vervolgde zaak’ in de zin van art. 552a lid 3 Sv: in zijn algemeen onjuist is de opvatting dat van een vervolgde zaak in de zin van deze bepaling sprake is op de enkele grond dat voor het op de voet van art. 103 Sv onder een ander dan de klager gelegde conservatoire beslag een op vordering van de officier van justitie door de rechter-commissaris verleende schriftelijke machtiging was vereist
Uitspraak
Inleiding:
Het middel klaagt over het oordeel van de rechtbank dat de klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag omdat het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.