Hof Leeuwarden, 08-04-2011, nr. 24-003214-09
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0799, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Hof Leeuwarden
- Datum
08-04-2011
- Zaaknummer
24-003214-09
- LJN
BQ0799
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ0799, Uitspraak, Hof Leeuwarden, 08‑04‑2011; (Hoger beroep)
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGRO:2009:BK5503, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 08‑04‑2011
Inhoudsindicatie
Het hof heeft een verdachte wegens belaging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaren. Als bijzondere voorwaarden heeft het hof een contactverbod en een locatieverbod opgelegd. Tevens heeft het hof verdachte veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Tot slot heeft het hof de vordering van de benadeelde partij ten bedrage van € 2000,- toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Partij(en)
Parketnummer: 24-003214-09
Parketnummer eerste aanleg: 18-651925-09
Arrest van 8 april 2011 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Groningen van 26 november 2009 in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [1956] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door zijn raadsman mr. L.S. Slinkman, advocaat te Appingedam.
Het vonnis waarvan beroep
De rechtbank Groningen heeft de verdachte bij het vonnis wegens een misdrijf veroordeeld tot straffen, heeft aan verdachte een maatregel opgelegd en heeft beslist op de vordering van de benadeelde partij, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het aan verdachte ten laste gelegde bewezen zal verklaren en hem ter zake zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van 2 jaar, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht (ook indien dit inhoudt behandeling bij de AFPN) en een straatverbod. Tevens heeft de advocaat-generaal gevorderd aan verdachte een werkstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis op te leggen. Tot slot heeft de advocaat-generaal gevorderd de vordering van de benadeelde partij volledig toe te wijzen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
hij in of omstreeks de periode van 01 november 2008 tot en met 30 mei 2009, te [plaats], gemeente [gemeente], in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een persoon, genaamd, [benadeelde], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [benadeelde], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte
- -
die [benadeelde] in de bovenvermelde periode veelvuldig opgezocht bij haar woning en/of
- -
is hij in de bovenvermelde periode veelvuldig langs haar woning gelopen of gereden en/of
- -
heeft hij die [benadeelde] veelvuldig sms-berichten gezonden en/of
- -
heeft hij die [benadeelde] brieven gezonden en/of
- -
heeft hij de dochter van die [benadeelde] in de gaten gehouden en/of gevolgd.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
hij in de periode van 1 november 2008 tot en met 1 april 2009 te [plaats], gemeente [gemeente], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van een persoon, genaamd, [benadeelde], met het oogmerk die
[benadeelde], te dwingen iets te dulden, immers heeft verdachte
- -
die [benadeelde] in de bovenvermelde periode veelvuldig opgezocht bij haar woning en
- -
is hij in de bovenvermelde periode veelvuldig langs haar woning gelopen of gereden en
- -
heeft hij die [benadeelde] veelvuldig sms-berichten gezonden en
- -
heeft hij die [benadeelde] brieven gezonden.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
belaging.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in de periode van 1 november 2008 tot en met 1 april 2009 schuldig gemaakt aan belaging van [benadeelde]. Nadat [benadeelde] had aangegeven hun (vriendschappelijke) relatie te willen beëindigen heeft verdachte haar stelselmatig op verschillende manieren lastig gevallen. Dit nadat [benadeelde] duidelijk had aangegeven geen contact meer te willen met verdachte.
Uit de slachtofferverklaring van [benadeelde] d.d. 7 november 2009 blijkt dat het handelen van verdachte een grote impact heeft gehad op het leven van [benadeelde] en haar gezin. Verdachte heeft middels zijn handelen een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [benadeelde].
Het hof heeft gelet op het de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 15 februari 2011, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder wegens strafbare feiten is veroordeeld.
Ter zitting van het hof heeft verdachte nauwelijks blijk gegeven van inzicht in het ongeoorloofde van zijn handelen en het effect daarvan op aangeefster. Het hof acht daarom de kans op recidive niet denkbeeldig.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is het hof van oordeel dat een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur een passende en noodzakelijke bestraffing is.
Nu, zoals gezegd, verdachte de ongeoorloofdheid van zijn gedragingen niet onderkent is het hof van oordeel dat de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële omvang dient te zijn. Het hof zal daarom ten aanzien van de duur van de voorwaardelijke gevangenisstraf afwijken van hetgeen door de advocaat-generaal is gevorderd en aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden opleggen.
Naast de algemene voorwaarde - dat verdachte gedurende de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zal begaan - zal het hof tevens de bijzondere voorwaarden van een contactverbod en een locatieverbod opleggen.
Het hof zal niet overgaan tot het opleggen van een verplicht reclasseringscontact en een eventuele behandeling van de Ambulante Forensische Psychiatrie Noord Nederland. Gezien de houding van verdachte zoals gebleken ter terechtzitting verwacht het hof dat toezicht en een eventuele behandeling niet tot het gewenste effect zal leiden.
Gezien de ernst van het feit zal het hof aan verdachte tevens de door de advocaat-generaal gevorderde werkstraf opleggen.
Benadeelde partij
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij [benadeelde] zich in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd en dat haar vordering geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van haar gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Het hof ziet geen aanleiding af te wijken van het oordeel van de eerste rechter en zal de vordering toewijzen, nu deze vordering niet is betwist.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aan verdachte zal daarnaast de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag ten behoeve van het slachtoffer.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart dit feit en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden;
beveelt, dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, of de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarden:
- -
dat de veroordeelde op geen enkele wijze (middelijk dan wel onmiddellijk) contact mag opnemen met het slachtoffer [benadeelde], noch in persoon noch via (een) ander(en), noch telefonisch, per sms, per post, per e-mail of op andere wijze (contactverbod);
- -
dat de veroordeelde de straat waarin [benadeelde] woont, te weten [straat] te [woonplaats] niet zal betreden (locatieverbod);
veroordeelt verdachte tevens tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van honderdtachtig uren, met bevel voor het geval dat de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis voor de duur van negentig dagen zal worden toegepast;
wijst toe de vordering van de benadeelde partij, [benadeelde], wonende te [woonplaats], tot een bedrag van tweeduizend euro;
veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt - tot aan deze uitspraak begroot op nihil - en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte tevens de verplichting op tot betaling aan de Staat van tweeduizend euro ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde], wonende te [woonplaats];
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van dertig dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van bovenvermeld bedrag, de verplichting om te voldoen aan de vordering van de benadeelde partij komt te vervallen, alsmede dat, indien veroordeelde aan de vordering van de benadeelde partij heeft voldaan, de verplichting tot betaling aan de Staat komt te vervallen.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. J.J. Beswerda, voorzitter, mr. O. Anjewierden en mr. E. de Witt, in tegenwoordigheid van H. Pool als griffier.