Einde inhoudsopgave
Instellingswet Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming 2015
Artikel 6
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2015
- Bronpublicatie:
01-04-2015, Stb. 2015, 140 (uitgifte: 10-04-2015, kamerstukken: 33970)
- Inwerkingtreding
01-07-2015
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-04-2015, Stb. 2015, 166 (uitgifte: 07-05-2015, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Jeugdbeleid (V)
Penitentiair recht / Algemeen
Bijzonder strafrecht / Jeugdstrafrecht
1.
De leden van de Raad worden benoemd op grond van de deskundigheid die nodig is voor een goede vervulling van de in de artikelen 3, 24 en 28 genoemde taken alsmede op grond van maatschappelijke kennis en ervaring.
2.
Van de Raad maken in ieder geval deel uit:
- a.
met rechtspraak belaste leden van de rechterlijke macht,
- b.
deskundigen uit de kring van het maatschappelijk werk,
- c.
deskundigen op het gebied van de gedragswetenschappen,
- d.
advocaten, en
- e.
artsen.
3.
Voor benoeming als lid komen niet in aanmerking:
- a.
personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister, indien hun onafhankelijkheid of onpartijdigheid hetzij door hun positie, hetzij door de aard van hun werkzaamheden in het geding zou kunnen komen;
- b.
personen die werkzaam zijn bij of deel uitmaken van een instantie die toezicht houdt op de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende straffen of maatregelen of op de uitvoering van de jeugdreclassering, bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;
- c.
personen tegen wie bezwaren bestaan voor wat betreft de vervulling van de functie, die blijken uit de justitiële gegevens, bedoeld in het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens, of uit politiegegevens, bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet politiegegevens; de bezwaren hebben betrekking op het vertrouwelijk karakter van de functie alsmede de aan de functie verbonden bevoegdheden.
4.
Voor benoeming als lid in de Afdeling rechtspraak komen niet in aanmerking:
- a.
ambtenaren of andere personen, werkzaam onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende straffen of maatregelen;
- b.
de personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, onder 1° en onder 4°, van de Wet op de rechterlijke organisatie, met uitzondering van de raadsheren in buitengewone dienst en de advocaten-generaal in buitengewone dienst bij de Hoge Raad;
- c.
bestuursleden, leden van een raad van toezicht, medewerkers of personeelsleden van een instelling als bedoeld in artikel 3.3 van de Wet forensische zorg die werkzaam zijn op het terrein van de tenuitvoerlegging van vrijheidsbenemende of vrijheidsbeperkende straffen of maatregelen;
- d.
bestuursleden, leden van een raad van toezicht, medewerkers of personeelsleden van een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, bij de uitvoering van de jeugdreclassering als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;
5.
Bij de samenstelling van de Raad wordt gestreefd naar evenredige deelneming van vrouwen en personen behorende tot etnische of culturele minderheidsgroepen.