Rb. Roermond, 02-05-2012, nr. 04/850164-11, nr. 04/816164-11
ECLI:NL:RBROE:2012:BW4598, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Roermond
- Datum
02-05-2012
- Zaaknummer
04/850164-11
04/816164-11
- LJN
BW4598
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBROE:2012:BW4598, Uitspraak, Rechtbank Roermond, 02‑05‑2012; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2013:BY9290, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
Uitspraak 02‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Voorbedachte raad, beroep op noodweer en noodweerexces verworpen.
Partij(en)
RECHTBANK ROERMOND
Sector strafrecht
Parketnummer : 04/850164-11 en 04/816164-11 (TTZGEV)
Datum uitspraak : 2 mei 2012
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken,
in de zaak tegen:
[naam verdachte]
geboren te [geboortedatum]
thans gedetineerd in [detentieadres]
1. Het onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 18 april 2012.
2. De tenlastelegging
De verdachte staat terecht ter zake dat:
Tenlastelegging met parketnummer: 04/850164-11
hij op of omstreeks 03 mei 2011 in de gemeente Roermond opzettelijk en met
voorbedachten rade [sla[familielid slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft
verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [sla[familielid slachtoffer],
met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de nek en/of hals gestoken,
tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 289 Wetboek van Strafrecht)
Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen:
hij op of omstreeks 03 mei 2011 in de gemeente Roermond opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet
die [slachtoffer], met een mes, in elk geval een scherp voorwerp, in de nek en/of
hals gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
(artikel 287 Wetboek van Strafrecht)
Tenlastelegging met parketnummer: 816164-11
hij op of omstreeks 24 januari 2011 in de gemeente Roermond tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 5 pyamapapje en/of 2 pakken
bonen en/of 1 Kinderbueno en/of 1 kindermasi en/of 3 Dreft gel en/of 1
- (verpakking)
Ariel en/of 2 (verpakking) koffiemelk en/of 1 (pakje) kauwgom
en/of 1 Danonetoetje en/of 1 (verpakking) Blueband boter, in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd gevolgd door geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk
om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s)
hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te
verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte meermalen, althans
eenmaal tegen de borst van [slachtoffer 3] heeft geduwd.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van
Strafrecht )
De verdediging heeft de rechtbank ter terechtzitting verzocht om de bij afzonderlijke dagvaarding aangebrachte strafzaken niet gevoegd te behandelen. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat in geval van een vrijspraak voor hetgeen onder parketnummer 04/850164-11 is ten laste gelegd (moord c.q. doodslag) en een veroordeling voor hetgeen aan verdachte onder parketnummer 04/816164-11 (winkeldiefstal met geweld) is ten laste gelegd, verdachte geen verzoek tot schadevergoeding meer kan indienen als bedoeld in artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering voor de zaak waarvoor hij is vrijgesproken aangezien verdachte dan niet van de gehele tenlastelegging is vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel dat het aan het verzoek ten grondslag liggend belang, te weten het kunnen indienen van een verzoek tot schadevergoeding ingeval van een door de rechtbank gegeven vrijspraak voor hetgeen onder parketnummer 04/850164-11 is ten laste gelegd, door de inhoud van het onderhavige vonnis is komen te vervallen, zodat dit verzoek geen nadere bespreking meer behoeft.
3. De geldigheid van de dagvaarding
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is.
4. De bevoegdheid van de rechtbank
Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen.
5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen.
6. Schorsing der vervolging
Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken.
7. Bewijsoverwegingen
7.1.
Standpunten van de officier van justitie en de verdediging.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 18 april 2012 gevorderd dat de primair ten laste gelegde moord onder parketnummer 04/850164-11 en de winkeldiefstal met geweld onder parketnummer 04/816164-11 bewezen zal worden verklaard. De officier van justitie acht zowel de ten laste gelegde moord als de winkeldiefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. De officier van justitie acht mede op grond van de voorgeschiedenis, de betrouwbare verklaringen van de directe getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en de resultaten van het sporen- en forensisch onderzoek de moord op het slachtoffer [slachtoffer] bewezen. De winkeldiefstal met geweld acht de officier van justitie bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaringen van [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 5] en de door de verbalisant bekeken camerabeelden.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van de winkeldiefstal met geweld onder parketnummer 04/816164-11 is de verdediging van mening dat verdachte niet het oogmerk heeft gehad om goederen te stelen bij [slachtoffer 2]. Het personeel van [slachtoffer 2] heeft bovendien te voortvarend gereageerd, verdachte was immers nog niet met zijn tas de kassa gepasseerd terwijl hij al door een personeel werd aangehouden. Subsidiair is de verdediging van mening dat er hooguit sprake is geweest van een poging tot diefstal, hetgeen echter niet is ten laste gelegd.
Ten aanzien van de moord c.q. doodslag onder parketnummer 04/ 850164-11 heeft de verdediging vrijspraak bepleit op grond van het feit dat de verklaringen van de beide directe getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet voor het bewijs gebezigd zouden mogen worden omdat deze verklaringen niet betrouwbaar zouden zijn.
7.2.
Bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank
De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het primair ten laste gelegde onder parketnummer 04/850164-11 en onder parketnummer 04/816164-11 heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen .
De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben.
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde onder parketnummer 04/850164-11
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] op 3 mei 2011 omstreeks 20.48 uur van de meldkamer van de regiopolitie Limburg-Noord de opdracht kregen om te gaan na[adres]es] te Roermond. Aldaar zou een steekpartij hebben plaatsgevonden. De verdachte van de steekpartij, ene [naam] (fonetisch) zou zijn gevlucht. Het slachtoffer zou in zijn nek geraakt zijn en zou niet meer aanspreekbaar zijn. Naar aanleiding van bovenstaande melding zijn de verbalisanten onmiddellijk en met spoed ter plaatste gegaan, alwaar zij omstreeks 20.52 uur arriveerden. Ter plaatse zagen de verbalisanten een groep mensen staan die hen wenkten. Op het trottoir van de [adres], tegenover perceel [huisnummer] troffen de verbalisanten een manspersoon liggend aan. De bovenkleding van deze man was doorweekt met bloed. Gezien werd dat een van de omstanders enkele handdoeken tegen de linkerzijde van de hals van het slachtoffer drukte om de bloeding tegen te gaan. Een andere omstander was bezig met het toepassen van hartmassage. De verbalisanten zagen dat er telkens bloed uit de neus en mond van het slachtoffer kwam wanneer de borstkas van het slachtoffer werd ingedrukt. Via de portofoon werd de meldkamer verzocht de ambulance met spoed naar de [adres] te laten komen en werd om ondersteuning van een andere noodhulpeenheid gevraagd. Kort daarop arriveerde de ambulance waarna de zorg voor het slachtoffer overgedragen werd aan een van de medewerkers van de ambulance.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat verbalisant [verbalisant 3] heeft geassisteerd bij de melding [adres] in Roermond. Het slachtoffer werd door de ambulance dienst getransporteerd naar het ziekenhuis te Roermond. Op 3 mei 2011 te 21.45 uur overleed het slachtoffer [slachtoffer], geboren op [geboortedatum], in het ziekenhuis te Roermond. Op 3 mei 2011 om 22.05 uur werd de forensisch arts en om 22.08 werd de forensische ondersteuning in kennis gesteld.
Uit het proces-verbaal van aanherkenning blijkt dat op 6 mei 2011 in het mortuarium het stoffelijk overschot van [slachtoffer ] is getoond aan [zus slachtoffer] en [vriend slachtoffer], respectievelijk zus en vriend van het slachtoffer. [zus slachtoffer] verklaarde dat het getoonde stoffelijk overschot was van haar broer [slachtoffer ], geboren op [geboortedatum] te Teheran, roepnaam [slachtoffer]. [vriend slachtoffer] verklaarde dat het getoonde stoffelijk overschot was van zijn vriend genaamd [slachtoffer ], geboren op [geboortedatum] te Teheran, roepnaam [slachtoffer].
Uit het (sectie) rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat er bij de sectie van het stoffelijk overscho[slachtoffer] [slachtoffer ] het volgende werd geconstateerd.
Er waren tekenen van éénmaal inwerken van uitwendig, mechanisch, perforerend geweld, steekletsel, links in de hals. Het letsel was bij leven ontstaan en opgeleverd door een steken met een vlak, spits, eenzijdig snijdend voorwerp, bijvoorbeeld een mes. In het kader van dit letsel was de de halsslagader vrijwel volledig gekliefd. Dit vat verzorgt de toevoer van zuurstofrijk bloed naar het gelaat en naar de linker grote hersenhelft. Deze toevoer was zeer ernstig verstoord door het letsel hetgeen onder ander leidde tot zuurstoftekort in de linker hersenhelft. Klieving van de halsslagader leidt binnen seconden tot enkele minuten tot het overlijden door verbloeding en/of functieverstoring of –verlies van de hersenen.
Voorlopige conclusie:
Het overlijden van [slachtoffer ], geboren op [geboortedatum], wordt volledig verklaard door een doorklieving van de halsslagader (in het kader van een steekletsel links in de hals) en de daardoor opgetreden verstoring van de hersenfuncties en bloedverlies.
Uit een proces-verbaal Sporenonderzoek [adres] te Roermond blijkt dat er op 4 mei 2011 omstreeks 10.45 uur een forensisch onderzoek naar sporen is verricht door de verbalisant [verbal[verbal[verbalisant 4], brigadier forensische opsporing Politie Regio Limburg Noord, in de woning [adres] te Roermond, in verband met een doodslag/moord gepleegd op 3 mei 2011. Tijdens het ingesteld onderzoek werd onder andere het volgende door verbalisant [verbalisant 4] bevonden en waargenomen. In de woonkamer op de stapel kleding op de vloer onder de strijkplank werd een mes aangetroffen met een zwart heft en vermoedelijk bloed op beide zijden van het lemmet. Het mes werd in een messenkoker veiliggesteld.
Sporendrager
Uniek goednummer PL236E-201104728-206801
SIN AABA0271NL
Object Handgereedschap (mes)
Aantal/eenheid 1 stuks
Bijzonderheden In hoek woonkamer SLO in stapel was
De veiliggestelde sporen/sporendragers werden omschreven, gewaarmerkt en - rekening houdende met de aard van de spoorsoort - op de daartoe geëigende wijze veiliggesteld. De daarvoor in aanmerking komende sporen/spoordragers zullen zo spoedig mogelijk voor vervolgonderzoek(en) worden aangeboden bij de daarvoor bestemde instanties en/of deskundigen.
Uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut blijkt dat het mes is onderzocht op de aanwezigheid van bloed. Hierbij zijn op het lemmet en het heft bloedsporen aangetroffen. Vijf bloedmonsters zijn bemonsterd en deze bemonsteringen zijn als AABA0271NL#05 tot en met #09 veiliggesteld voor een DNA-onderzoek. Van het DNA in de bemonsteringen AABA0271NL#05 tot en met #09 zijn DNA-profielen verkregen. De verkregen DNA-profielen zijn vergeleken met de DNA-profielen van:
slachtoffer [slachtoffer], geboren op [geboortedatum](een referentiemonster bloed);
verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum] (een referentiemonster wangslijmvlies);
getuige [getuige 1], geboren op [geboortedatum] (een referentiemonster wangslijmvlies); getuige [getuige 2], geboren op [geboortedatum] (een referentiemonster wangslijmvlies).
Geconcludeerd wordt dat het celmateriaal in het onderzochte sporenmateriaal AABA0271NL#05 tot en met #09 telkens afkomstig kunnen zijn van het slachtoffer
[slachtoffer]. Hetgeen tevens betekent dat in het desbetreffende sporenmateriaal (op basis van het vergelijkend DNA-onderzoek) geen aanwijzingen zijn verkregen voor de aanwezigheid van celmateriaal van één van de andere personen van wie in deze zaak een DNA-profiel is vergeleken. De kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard.
De getuige [getuige 2] heeft een verklaring afgelegd . De getuige verklaart het volgende:
Ik ben op 3 mei 2011 nadat [slachtoffer 1] thuis gedouched had samen met [slachtoffer 1] naar de woning van [g[getuige 1] in de [adres] te Roermond gegaan. Op het moment dat wij in de woning van [getuige 1] kwamen, waren daar alleen [getuige 1] en haar dochtertje aanwezig. Ik heb om 20.44 uur mijn broer gebeld. Dat was op het moment dat [verdachte] het huis van [getuige 1] is binnengekomen. Om 20.45 uur heb ik 112 gebeld. Toen ik in de woning van [getuige 1] was ben ik op de stoel tussen de box en de bank gaan zitten. [slachtoffer 1] is op de bank gaan zitten. Op het moment dat [verdachte] aan de deur kwam liep [getuige 1] ergens in de keuken. Op een gegeven moment zag ik dat er een auto stopte voor de voordeur van de woning. Ik hoorde een autodeur dichtklappen. Direct hierna hoorde ik dat er iemand op het voorraam bonkte. Het was op dat moment nog licht buiten, net als overdag. De voordeur werd geopend. Ik hoorde vlak nadat er op het raam geklopt was dat er klappen vielen. De klank die ik hoorde was alsof iemand op het gezicht werd geslagen. Het geluid verplaatste zich van de voordeur tot aan de deur naar de keuken. Ik hoorde [getuige 1] toen roepen: “Rot op uit mijn huis”. Op dat moment was het voor mij duidelijk dat het [verdachte] moest zijn. Met [verdachte] bedoel ik de ex van [getuige 1]. Ik ken [verdachte] van het café en van de straat. Toen ik [verdachte] en [getuige 1] hoorde op de gang stond ik op uit de stoel en [slachtoffer 1] van de bank. We liepen vervolgens in de richting van de opening tussen de keuken en de woonkamer. Ik hoorde op dat moment dat er geroepen werd “Waar is hij, ik maak hem dood.” Ik zag direct hierop dat [verdachte] vanuit de keuken de woonkamer in liep. [slachtoffer 1] stond tussen mij en [verdachte] in. Dit is het moment dat ik mijn broer belde (20.44 uur) [verdachte] liep vervolgens direct op [slachtoffer 1] af waarna er een worsteling ontstond. [slachtoffer 1] wist [verdachte] van zich af te duwen. Ik zag dat [verdachte] hierna [getuige 1] wegduwde en direct vanuit de woonkamer naar de keuken liep. [slachtoffer 1] stond op dat moment vlak bij de tafel in de woonkamer. Ik zag dat [verdachte] de keukenla aan de linkerzijde van het aanrecht opentrok. Ik hoorde gerinkel van het bestek. Na het gerinkel zag ik dat [verdachte] recht op [slachtoffer 1] afliep en hem vast pakte. Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer 1] van voren vast pakte. Het was een soort omhelzing. [verdachte] pakte [slachtoffer 1] met beide armen vast. De gezichten waren naar elkaar gericht. Het leek alsof de kin van [slachtoffer 1] leunde op de schouder van [verdachte]. Op het moment dat de kin van [slachtoffer 1] tegen de schouder van [verdachte] werd gedrukt zag ik dat er 3 of 4 stekende bewegingen gemaakt werden door [verdachte] met een voorwerp waarvan ik op dat moment zag dat het een mes was. Ik zag dat de eerste steken mis waren. Vervolgens zag ik dat [verdachte] een stekende beweging met het mes maakte in de richting van de nek van [slachtoffer 1]. Bij het terugtrekken van het mes zag ik dat er bloed uit de nek van [slachtoffer 1] spoot. Later heb ik buiten geprobeerd het bloed te stoppen. Ik zag toen dat [slachtoffer 1] aan de linkerzijde van zijn nek gestoken was. Direct nadat [slachtoffer 1] gestoken was is [verdachte] door de voordeur naar buiten gerend en weggevlucht.
De getuige [getuige 1] heeft ook een verklaring afgelegd . De getuige verklaart het volgende: [verdachte] is mijn ex-vriend. Voor mij kwam er in maart 2011 definitief een einde aan onze relatie. [verdachte] probeerde mij weer in te palmen, maar ik wilde niet meer.
Op 3 mei 2011 bevond ik mij met [getuige 2], [slachtoffer 1] en mijn dochtertje in mijn woning aan de [adres] te Roermond. [slachtoffer 1] kwam ongeveer 20.30 uur bij mij aan. Ik hoorde kloppen op de voordeur. Ik zag door het spionnetje dat [verdachte] voor de deur stond. Ik maakte de deur open. Ik voelde dat [verdachte] de deur helemaal open duwde. Ik probeerde hem tegen te houden en naar buiten te duwen. [verdachte] duwde mij met kracht aan de kant. [verdachte] liep naar de woonkamer. Ik hoorde dat [verdachte] zei “Ik maak hem kapot” of “Ik maak je af” of “Ik maak je dood”. Zoiets in ieder geval. [verdachte] stond toen in de deuropening van de woonkamer. [verdachte] heeft eerst aan/met [slachtoffer 1] getrokken en geduwd. Vervolgens zag ik dat [verdachte] naar de keuken liep en uit de keukenlade rechts naast het gasstel iets pakte. Ik zag dat [verdachte] terug de kamer in ging. Plotseling zag ik dat het bloed uit [slachtoffer 1] spoot. Hij stond achter in de kamer. Ook [verdachte] stond bij hem. Ik zag dat [verdachte] en [slachtoffer 1] elkaar om de nek vast hadden. Ik zag dat de gezichten naar elkaar toe gericht waren. [verdachte] stond met zijn rug naar de woonkamer terwijl [slachtoffer 1] met zijn rug naar de gordijnen stond. Het leek dat ze elkaar aan het knuffelen waren. Ik zag plotseling veel bloed. Ik zag dat [verdachte] en [slachtoffer 1] naar buiten liepen. Ik zag dat [verdachte] in de richting van de woning van zijn moeder rende. [slachtoffer 1] liep naar rechts. Ik heb toen 112 gebeld.
Bijzondere overwegingen omtrent het bewijs
Vaststaande feiten.
De volgende feiten kunnen op grond van de hiervoor uitgewerkte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan.
Op 3 mei 2011 wordt in de [adres] te Roermond op het trottoir een man aangetroffen. De man ligt op de grond en heeft steekletsel aan de linkerzijde van zijn hals. Het blijkt te gaan om [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] te Teheran. Het ziekenhuispersoneel constateert om 21.44 uur de dood van de man. Het slachtoffer blijkt te zijn overleden door doorklieving van de halsslagader en verbloeding opgetreden ten gevolge van een steekletsel. In de woning aan de [adres] te Roermond wordt als verdachte [verdachte], geboren op [geboortedatum], aangehouden. Tijdens het onderzoek wordt in de woning van de vriendin van het slachtoffer, [getuige 1], op het adres [adres] te Roermond, een mes aangetroffen. Op dit mes wordt bloed aangetroffen dat alleen afkomstig kan zijn van het slachtoffer. Ten tijde van het steekincident waren alleen de volwassenen
[slachtoffer], [getuige 1] en [getuige 2] in de woning van [getuige 1] aan de [adres] te Roermond aanwezig.
Betrouwbaarheid van verklaringen
Door de raadsman is als verweer aangevoerd dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] onvoldoende betrouwbaar zijn en derhalve niet voor het bewijs mogen worden gebruikt. Daarentegen dient, aldus de raadsman, aan de verklaring van verdachte geloof te worden gehecht. De verklaring van verdachte houdt in - kort samengevat - dat hij in de woning van [getuige 1] door twee mannen werd aangevallen, dat het op het moment van deze aanval donker was in de woonkamer, dat deze mannen hem tijdens de worsteling probeerden te steken met een voorwerp waarvan verdachte vermoedde dat het een schroevendraaier was. Verdachte heeft tegen deze stekende bewegingen afwerende bewegingen gemaakt waarbij hij zelf op enig moment met zijn handen en linkerknie op de grond terecht is gekomen en daar op de grond iets nat voelde. Toen hij opstond merkte hij dat hij helemaal onder het bloed zat. Vervolgens is verdachte in paniek het huis uit gerend.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende. Naar het oordeel van de rechtbank stemmen de voor het bewijs gebezigde verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] op hoofdlijnen overeen. Het feit dat er discrepanties bestaan tussen beide verklaringen in tijd en detail acht de rechtbank geenszins bezwaarlijk. Integendeel, het zou uiterst vreemd zijn indien de verklaringen van de beide getuigen exact hetzelfde zouden zijn. Uit het onderzoek is voorts niets gebleken van enige onderlinge afstemming. Dat ieder voor zich heeft verklaard vindt ook zijn bevestiging in het feit dat de getuige [getuige 2] zijn twijfels heeft geuit over de intenties van [getuige 1]. De rechtbank acht de verklaringen van de getuigen authentiek en heeft deze verklaringen dan ook tot bewijs gebezigd. Uit de verklaringen van deze directe getuigen valt af te leiden dat zij hebben gezien dat verdachte naar de keuken is gelopen, er daarna gerinkel van bestek te horen was, dat verdachte en [slachtoffer] kort daarna in een soort omhelzing tegenover elkaar stonden waarbij door de getuige [getuige 2] ook nog werd gezien dat er door de verdachte meerdere steekbewegingen werden gemaakt richting de hals van [slachtoffer]. Door beide getuigen werd gezien dat [slachtoffer] daarna hevig bloedde aan zijn hals.
Tegenover de door de rechtbank betrouwbaar geachte verklaringen van de getuigen
[getuige 1] en [getuige 2] staat de (ontkennende) verklaring van verdachte. De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet betrouwbaar. Gebleken is dat verdachte gedurende het hele onderzoek telkens zijn verklaring heeft aangepast dan wel heeft bijgesteld, vooral wanneer hij door de verhorende verbalisanten met voor hem onwelgevallige onderzoeksresultaten werd geconfronteerd.
De stelling van de verdediging, inhoudende dat er sprake is geweest van een donkere woonkamer op het moment dat hij zou zijn aangevallen, van een schroevendraaier op de grond en van bloed op zijn broek toen hij met zijn handen en linkerknie op de grond terecht zou zijn gekomen, wordt door de resultaten van de daarmee verband houdende en uitgevoerde (forensische) onderzoeken weerlegd. Uit onderzoek blijkt immers dat er voldoende (natuurlijk) licht aanwezig was in de woonkamer ten tijde van het steekincident. Tijdens het sporenonderzoek in de woning is er evenmin een schroevendraaier aangetroffen zoals door verdachte is gesteld. Wel aangetroffen is een keukenmes met daarop het bloed van het slachtoffer. Uit het sporenonderzoek op de inbeslaggenomen spijkerbroek van verdachte blijkt dat de bloedsporen op de vloer in de woning op diverse locaties wijzigingen vertonen (verstoring door contact met een voorwerp of een persoon). Bedoelde bloedsporen betreffen afdrukpatronen en veegspoorpatronen. De beperkte situatie waarop deze verstoringen hebben plaatsgevonden passen niet bij een situatie waarbij een persoon in het op de vloer van de woonkamer aanwezige bloed terecht zou zijn gekomen. In die situatie zou een uitgebreidere verstoring van de bloedsporen verwacht worden (Bijlage 70, pagina 1209). Bovendien werden op de knie van verdachtes broek geen overeenkomende bloedsporen aangetroffen. Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang bezien, zal de rechtbank de verklaring van verdachte als niet geloofwaardig van de hand wijzen.
Voorbedachte raad
De officier van justitie is in haar requisitoir uitgegaan van het scenario dat verdachte al moordplannen ten aanzien van [slachtoffer] had voordat hij zich 3 mei 2011 in de avond voor de woning van [getuige 1] liet afzetten. De officier van justitie heeft in dit verband gewezen op het feit dat verdachte in de weken voorafgaande aan het fatale steekincident [slachtoffer] meermalen heeft bedreigd en [slachtoffer] is gaan zoeken en daarvoor navraag heeft gedaan bij de sportschool.
De door de officier van justitie geschetste gang zaken brengt de rechtbank niet tot de conclusie dat verdachte op 3 mei 2011 al met moordplannen naar de woning van [getuige 1] in de [adres] is gegaan. Immers uit onderzoek is gebleken dat verdachte op 3 mei 2011 door [getuige 6] bij de woning van [getuige 1] in de [adres] werd afgezet. Niet is komen vast te staan of gebleken dat verdachte zich toen bijzonder opgefokt of emotioneel gedroeg. Ook zijn er in het dossier geen aanwijzingen te vinden die er op wijzen dat verdachte op dat moment al bewapend was. Evenmin is uit het onderzoek duidelijkheid verkregen omtrent een afspraak tussen verdachte en [getuige 1] met betrekking tot het ophalen van kleding door verdachte in de woning van [getuige 1]. De rechtbank zal, gelet op het vorenstaande, dan ook de door de officier van justitie geschetste voorgeschiedenis - ter adstructie van de voorbedachte raad - niet mede tot bewijs bezigen.
Voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad - in de tenlastelegging nader uitgedrukt met de woorden “na kalm beraad en rustig overleg”- moet komen vast te staan dat verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of genomen besluit, en niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Uit de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 3 mei 2011 ’s avonds naar de woning van zijn ex-vriendin is gegaan. Eenmaal in de woning heeft hij zich agressief jegens zijn ex-vriendin gedragen en bedreigingen geuit waarna hij met de in de woning aanwezige [slachtoffer] in gevecht is geraakt. Op enig moment heeft verdachte zich aan dit gevecht, een duwen en trekken over en weer, onttrokken en is hij naar de keuken gelopen waar hij uit een keukenlade een mes heeft gepakt. Direct hierna is hij met dat mes weer de woonkamer binnengegaan en meteen op [slachtoffer] afgelopen, waarna hij die [slachtoffer] in een soort omhelzing met zijn armen stevig vast heeft gepakt en met het mes in de hals heeft gestoken met alle fatale gevolgen van dien.
Van een aannemelijke reden om naar de keuken te gaan en een mes te pakken (anders dan ter bewapening) is niet gebleken. Verdachte onttrok zich aan het geweld met [slachtoffer], liep gericht naar de keuken, pakte het mes uit een la, liep terug naar [slachtoffer], omhelsde hem en maakte stekende bewegingen naar diens hals. Uit deze handelingen maakt de rechtbank op dat verdachte in de woonkamer, waar het gevecht plaatsvond, het plan had opgevat om [slachtoffer] met een mes te steken. Voorts stelt de rechtbank vast dat tussen dat besluit en de uitvoering daarvan verschillende bewuste handelingen hebben plaatsgevonden. De tijd die hiermee gemoeid was gaf verdachte voldoende gelegenheid om zich rekenschap te geven van de reikwijdte en de gevolgen van zijn voornemen. Desondanks heeft hij dit besluit uitgevoerd. In juridische zin is daarom sprake van “kalm beraad en rustig overleg”, voorbedachte raad
Ten aanzien van parketnummer 04/816164-11
Door [slachtoffer 3] is aangifte gedaan . Hij verklaart het volgende. Ik ben namens [slachtoffer 2], [adres] te Roermond, gerechtigd tot het doen van aangifte ter zake van winkeldiefstal met geweld. Ik ben werkzaam bij de winkelketen [slachtoffer 2], gelegen aan de [adres] te Roermond. Ik ben hier werkzaam in de functie groenteafdelingsmanager. Op 24 januari 2011, omstreeks 15.55 uur werd ik aangesproken door medewerkster [getuige 3], Zij deelde mij mede dat zij had gezien dat een voor haar onbekende man diverse goederen in een plastic tasje had gestopt. Bij de kassa aangekomen zag ik dat [getuige 3] mij een man aanwees. Ik zag dat de man vervolgens van de kassa wegliep in de richting van de uitgang. Ik ben hierop naar de man gelopen en heb hem gevraagd om zijn tas te openen. De man opende daarop de tas. Ik zag dat er diverse spullen van [slachtoffer 2] in de plastic tas zaten. Hierop heb ik de man meegedeeld dat hij was aangehouden. Ik hoorde dat de man tegen mij zei “ga toch weg”. Ik zag dat de man begon te lopen in de richting van de uitgang. Ik ben toen tussen de man en de uitgang in gaan staan. Ik zag dat de man meerdere malen beide handen optilde, deze op mijn borstkas zette en mij stevig wegduwde. Ik bedoel hiermee dat ik telkens noodgedwongen enkele stappen naar achteren moest zetten. Op enig moment is [getuige 3] tussen mij en de man in gaan staan en heeft de tas van de man afgepakt. Ik zag dat de man wegliep naar de uitgang en naar buiten liep.
Ik heb hierna in het plastic tasje gekeken afkomstig van de man en zag dat hierin de volgende goederen zaten:
- 5.
x Nestle pyamapapje, 2 x pak bonen, 1 x kinderbueno, 1 x kindermasi, 3x dreft gel, 1 x Ariel, 2 x koffiemelk, 1 x kauwgom, 1x Danonetoetje en 1 x Blueband boter.
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
De getuige [getuige 3] heeft een verklaring afgelegd . Zij verklaart het volgende. Ik ben medewerkster van de [slachtoffer 2] supermarkt in aan de [adres]. Op 24 januari 2011, omstreeks 15.55 uur, was ik in de winkel. Ik zag een man en een vrouw bij de wasmiddelenafdeling staan. Ik zag dat beiden om zich heen keken. Hierna zag ik dat de vrouw iets in een tas stopte die door de man werd opengehouden. Ik zag dat die tas van [naam] was. Ik vond dit vreemd en heb hierop medewerker [slachtoffer 3] gebeld. Samen met [slachtoffer 3] ben ik naar de kassa’s gelopen. Hierna zag ik dat diezelfde man en vrouw bij kassa 3 kwamen met boodschappen in een winkelwagen. De winkelwagen werd door de vrouw geduwd. Ik zag dat de man de plastic [naam] tas vast hield. Ik zag dat de plastic tas dicht was. Ik zag dat de man bij de kassa stond met de tas. Ik zag dat alle spullen in de winkelwagen werden afgerekend. Nadat de spullen uit de winkelwagen waren afgerekend zag ik dat de man met de tas achter de kassa kwam. Eenmaal achter de kassa werd die man door [slachtoffer 3] aangesproken. Ik zag dat hierna een schermutseling ontstond. Ik zag dat [slachtoffer 3], die voor die man stond, plotseling achteruit geduwd werd. Ik heb op dat moment de plastic [naam] tas van die man overgenomen. Ik zag dat die man wederom naar [slachtoffer 3] duwde. Ik zag [slachtoffer 3] hierdoor enkele passen achteruit werd geduwd. Vervolgens weet die man naar de uitgang van de winkel te komen en naar buiten te gaan.
De getuige [getuige 4] heeft een verklaring afgelegd . Zij verklaart het volgende. Op 24 januari 2011, omstreeks 16.00 uur, had ik dienst in de [slachtoffer 2]winkel aan de [adres] in Roermond. Ik zat bij kassa 3. Ik was bezig met een klant en ik hoorde de volgende klant zeggen dat de spullen in zijn tas allemaal van [naam] waren. De volgende klant was de man die later erg agressief werd toen hij werd aangehouden. Toen deze man vervolgens aan de beurt was heb ik hem gevraagd of ik in zijn tas mocht kijken. Dat vond hij goed. Ik zag dat er in zijn tas spullen van [slachtoffer 2] zaten en daarom vroeg ik hem naar de kassabon voor die spullen. Die kon hij niet tonen en gelijk daarop werd hij door collega’s voorbij de kassa aangehouden. Deze man was erg agressief.
De getuige [getuige 5] heeft een verklaring afgelegd . Hij verklaart het volgende.
Op 24 januari 2011, omstreeks 15.50 uur, was ik werkzaam in winkel [slachtoffer 2] aan de [adres] te Roermond en werd ik door [slachtoffer 3] gebeld met het verzoek om naar kassa 3 te gaan. Aldaar zou een winkeldiefstal hebben plaatsgevonden waarbij ik moest assisteren. Eenmaal ter plaatse stond ik samen met [slachtoffer 3] en collega [getuige 3] bij kassa 3. Ik zag dat [slachtoffer 3] mij een man aanwees. Ik zag dat die man een plastic tasje in zijn hand vasthield. Ik zag dat de man wegliep vanaf kassa 3 in de richting van de uitgang, Ik zag dat [slachtoffer 3] naar hem toeliep, voor hem ging staan en met hem begon te praten. Op enig moment hoorde ik dat de man begon te schreeuwen en zag ik dat de man met beide handen [slachtoffer 3] begon te duwen. Ik kan u vertellen dat dit behoorlijk hard was. Ik zag namelijk dat [slachtoffer 3] bij iedere duw enkele meters naar achteren stapte. Ik zag dat [getuige 3] de plastic tas pakte die op de grond stond. Ik zag dat de man [slachtoffer 3] wederom wegduwde en naar buiten liep.
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard . Op 24 januari 2012 bevond ik mij samen met [getuige 1] in de [slachtoffer 2]winkel aan de [adres] te Roermond. Ik had een plastic [naam] tasje bij mij. In de [slachtoffer 2] winkel heb ik spullen uit de [slachtoffer 2]winkel in de plastic [naam] tas gestopt. Ik heb een medewerker van de [slachtoffer 2]winkel weggeduwd.
Het door de raadsman gevoerde vrijspraakverweer vindt zijn weerlegging in de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen.
7.3.
Bewezenverklaring
Op grond van voormelde bewijsmiddelen en overwegingen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde onder parketnummer 04/850164-11 en het onder 04/816164-11 heeft begaan, met dien verstande dat:
parketnummer 04/850164-11:
hij op 3 mei 2011 in de gemeente Roermond opzettelijk en met voorbedachten rade
[slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer], met een mes in de hals gestoken, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
parketnummer: 04/816164-11
hij op 24 januari 2011 in de gemeente Roermond met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening heeft weggenomen 5 pyamapapje en 2 pakken bonen en 1 Kinderbueno en 1 kindermasi en 3 Dreft gel en 1 (verpakking) Ariel en 2 (verpakking) koffiemelk en 1 (pakje) kauwgom en/of 1 Danonetoetje en 1 (verpakking) Blueband boter toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd gevolgd door geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte meermalen tegen de borst van [slachtoffer 3] heeft geduwd;
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
8. De strafbaarheid van feit en verdachte
Namens verdachte is door de raadsman aangevoerd dat verdachte ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging, nu verdachte gehandeld heeft uit noodweer dan wel noodweerexces. Naar de mening van de verdediging heeft verdachte “zich moeten verweren tegen een steekwapen”.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende. Allereerst dient de vraag te worden beantwoord of het begane feit geboden was in verband met de noodzakelijke verdediging van verdachtes eigen lijf/goed of eens anders lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding - waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.
De rechtbank overweegt dienaangaande dat door de verdediging aan het verweer ten grondslag is gelegd dat verdachte zich heeft moeten verweren tegen een steekwapen. Uit de inhoud van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen volgt ten eerste niet dat verdachte niet met enig steekvoorwerp werd aangevallen. Ten tweede heeft verdachte , zo de worsteling met [slachtoffer] hem al gerechtigde tot noodweer, zich in de woonkamer aan die worsteling ontrokken, naar de keuken gegaan en heeft hij daar uit de keukenlade een mes gepakt en is met dit mes eruggekeerd naar de woonkamer. Op dat moment is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte zich diende te verdedigen. Hij heeft zich immers aan het gevecht kunnen onttrekken. Ofschoon verdachte vervolgens de woning had kunnen verlaten kiest hij er voor om meteen met het mes op [slachtoffer] af te lopen en daarmee in diens hals te steken. Deze handelingen van verdachte kunnen niet anders worden gekwalificeerd als een directe (disproportionele) aanval welke helemaal niet geboden was aangezien verdachte - ook in zijn eigen lezing - op dat moment niet aangevallen werd en er ook geen onmiddellijk dreigend gevaar bestond voor een wederrechtelijke aanval van de zijde van [slachtoffer]. Het beroep op noodweer wordt dan ook verworpen, zodat er sprake is van een strafbaar feit.
Nu er geen sprake is geweest van een noodweersituatie, kan ook geen sprake zijn van noodweerexces.
Verdachte heeft geen medewerking verleend aan een onderzoek door het Pieter Baan Centrum. De rechtbank moet uitgaan van volledige toerekeningsvatbaarheid van verdachte, nu uit het onderzoek ter zitting ook overigens geen aanknopingspunten naar voren zijn gekomen om tot een ander oordeel te komen.
De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu overigens niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft.
9. De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de kwalificatie
9.1.
Kwalificatie
Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende strafbare misdrijven:
T.a.v. parketnummer 04/850164-11 primair:
moord.
T.a.v. parketnummer 04/816164-11:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Het misdrijf onder parketnummer 04/850164-11 is strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
Het misdrijf onder parketnummer 04/816164-11 is strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
10. De straffen en/of maatregelen
10.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 18 april 2012 met betrekking tot de op te leggen straf gevorderd dat verdachte ter zake van de bewezenverklaarde moord en gekwalificeerde winkeldiefstal zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 15 jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht.
10.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben, gelet op de bepleite vrijspraken en ontslag van alle rechtsvervolging, niets ten aanzien van de gevorderde straf aangevoerd.
10.3.
De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan moord en een winkeldiefstal met geweld.
Moord is een van de ernstigste delicten die een persoon kan begaan. Immers daardoor wordt iemand beroofd van het kostbaarste dat hij bezit: zijn leven. Dat er bij moord sprake is van een bijzonder ernstig feit blijkt ook uit de maximale gevangenisstraf die voor een dergelijk misdrijf kan worden opgelegd. Bij wetswijziging van 1 februari 2006 heeft de wetgever zelfs de gevangenisstraf van 20 naar 30 jaar verhoogd.
Verdachte is naar de woning van zijn ex-vriendin gegaan en heeft daar bewust de confrontatie met het slachtoffer [slachtoffer], de nieuwe vriend van zijn ex-vriendin, gezocht waarbij verdachte met een mes, dat hij uit de keukenlade van die woning had gepakt, in de hals van die [slachtoffer] heeft gestoken tengevolge waarvan [slachtoffer] kort daarop is komen te overlijden.
Verdachte heeft door te handelen niet alleen ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffer maar ook veel leed berokkend bij de nabestaanden. Hoe ingrijpend en traumatisch deze gebeurtenis voor de nabestaanden is geweest blijkt uit de schriftelijke reactie van de moeder en zuster van het slachtoffer en uit hetgeen de vader van het slachtoffer naar aanleiding van de dood van zijn zoon ter zitting mondeling naar voren heeft gebracht. Het gebeuren heeft niet alleen grote impact gehad op de nabestaanden en direct betrokkenen, maar heeft ook de Roermondse gemeenschap niet onberoerd gelaten. Voor het slachtoffer is een stille tocht gehouden.
Uit het omtrent verdachte verstrekte uittreksel uit de Justitiële Documentatiesysteem d.d. van 23 maart 2012 blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is gekomen voor bedreiging, mishandeling en (gekwalificeerde) diefstallen.
Bij de strafoplegging gaat de rechtbank er van uit dat verdachtes handelen aan hem kan worden toegerekend. Ook slaat de rechtbank acht op het feit dat het onderzoek heeft uitgewezen dat het slachtoffer in geen enkel opzicht schuld heeft aan de fatale steekpartij.
Gelet op de aard en de bijzondere ernst van het primair bewezenverklaarde feit onder parketnummer 04/850164-11 en de grote gevolgen voor het slachtoffer, de nabestaanden en de persoon van verdachte acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en noodzakelijk. Echter gelet op straffen in vergelijkbare zaken acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 15 jaar te hoog. De rechtbank acht termen aanwezig om de straf te matigen en zal verdachte veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 jaar.
10.4.
De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
[familielid slachtoffer] wonende [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor primair onder parketnummer 04/850164-11 ten laste gelegde feit geleden materiële schade.
[familielid slachtoffer] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van € 6.841,29 gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
Ten laste van verdachte is het hiervoor primair onder parketnummer 04/850164 ten laste gelegde feit (artikel 289 Wetboek van Strafrecht) bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering voor toewijzing vatbaar, zodat de rechtbank het schadebedrag zal vaststellen op een totaalbedrag van € 6.841,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 3 mei 2011 tot de dag der algehele voldoening.
Verdachte is naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
De rechtbank zal over de vordering van de benadeelde partij, overeenkomstig het hiervoren overwogene, beslissen zoals hierna is vermeld, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, thans begroot op nihil.
De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 6.841,29, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, te rekenen vanaf 3 mei 2011 tot de dag der algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 69 dagen, te betalen ten behoeve van [familielid slachtoffer] voornoemd, zoals hierna in het dictum genoemd.
11. Toepasselijke wetsartikelen
Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen:
Wetboek van Strafrecht: 10, 24c, 27, 36f, 289, 310 en 312.
12. Beslissing
De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde onder parketnummer 04/850164-11 en het ten laste gelegde onder parketnummer 04/816164-11, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte ter zake strafbaar;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 12 jaar;
beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
wijst toe de vordering van de benadeelde partij van € 6.841,29;
veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [familielid slachtoffer] te betalen een bedrag van € 6.841,29, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 3 mei 2011 tot de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 6.841,29, subsidiair 69 dagen hechtenis, ten behoeve van [familielid slachtoffer] voornoemd met dien verstande dat ed toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van de benadeelde partij niet opheft;
bepaalt dat indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 6.841,20 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmee de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen;
veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en toen behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Vonnis gewezen door mrs. M.B.Th.G. Steeghs, V.P. van Deventer en A.K. Kleine, rechters van wie mr. M.B.Th.G. Steeghs voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. P.C.M. Müller als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 2 mei 2012.