Hof 's-Hertogenbosch, 21-07-2009, nr. HD 200.028.317 T
ECLI:NL:GHSHE:2009:BQ2363
- Instantie
Hof 's-Hertogenbosch
- Datum
21-07-2009
- Zaaknummer
HD 200.028.317 T
- LJN
BQ2363
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSHE:2009:BQ2363, Uitspraak, Hof 's-Hertogenbosch, 21‑07‑2009; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2012:BV9868, Bekrachtiging/bevestiging
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5230
Conclusie in cassatie: ECLI:NL:PHR:2012:BV9868
Eerste aanleg: ECLI:NL:RBBRE:2009:BH5230
Uitspraak 21‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Huurovereenkomst woonruimte.
Partij(en)
zaaknr. HD 200.028.317
ARREST VAN HET GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH,
sector civiel recht,
zevende kamer, van 21 juli 2009,
gewezen in de incidenten ex artikel 351 Rv en ex artikel 234 Rv in de zaak van:
[X.],
voorheen wonende te [woonplaats], thans zonder woonplaats of bekende verblijfplaats,
appellant bij exploot van dagvaarding van 12 maart 2009,
eiser in het incident ex artikel 351 Rv,
verweerder in het incident ex artikel 234 Rv,
hierna te noemen: [X.],
advocaat: mr. I.M. van den Heuvel,
tegen:
de stichting STICHTING WONEN WEST BRABANT,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde bij gemeld exploot,
verweerster in het incident ex artikel 351 Rv,
eiseres in het incident ex artikel 234 Rv,
hierna te noemen: de stichting,
advocaat: mr. R.S. Namjesky,
op het hoger beroep van het door de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom gewezen vonnis van 4 maart 2009 tussen de stichting als eiseres in conventie en verweerster in reconventie en [X.] als gedaagde in conventie en eiser in reconventie.
1. Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnr. 475959 CV EXPL 08-1009)
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar voormeld vonnis, alsmede naar de tussenvonnissen van 16 juli 2008 en 8 oktober 2008.
2. Het geding in hoger beroep
2.1.
Bij voormelde appeldagvaarding heeft [X.] tien grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en:
- -
in conventie: tot niet-ontvankelijk verklaring van de stichting in haar vorderingen, althans tot ontzegging van deze vorderingen aan haar als ongegrond en/of onbewezen;
- -
in reconventie: tot veroordeling van de stichting om binnen drie weken na betekening van het vonnis de in het petitum van de appeldagvaarding genoemde werkzaamheden uit te voeren, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat de stichting die werkzaamheden niet tijdig heeft voltooid;
- -
in conventie en reconventie: tot veroordeling van de stichting in de kosten van het geding.
2.2.
[X.] heeft vervolgens bij incidentele memorie bij wege van incident op grond van artikel 351 Rv gevorderd de tenuitvoerlegging van het vonnis te schorsen.
2.3.
Bij (het hof leest:) memorie van antwoord in het incident ex artikel 351 Rv heeft de stichting de incidentele vordering van [X.] bestreden. De stichting heeft daarnaast bij wege van incident gevorderd het vonnis waarvan beroep op grond van artikel 234 Rv alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren ten aanzien van de proceskostenveroordeling in reconventie.
2.4.
Bij memorie van antwoord in het incident ex artikel 234 Rv heeft [X.] de incidentele vordering van de stichting bestreden.
2.5.
Bij akte in het incident ex artikel 351 Rv heeft de stichting nogmaals geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van [X.] in zijn incidentele vordering, dan wel tot afwijzing van deze vordering, met veroordeling van [X.] in de proceskosten van dit incident.
- 2.3.
[X.] heeft daarna in de incidenten de gedingstukken overgelegd en uitspraak gevraagd.
3. De gronden van de incidenten
Voor de gronden van de incidenten verwijst het hof naar de appeldagvaarding aan de zijde van [X.] en naar de memorie van antwoord in het incident, tevens incidentele memorie tot verzoek uitvoerbaar bij voorraadverklaring aan de zijde van de stichting.
4. De beoordeling
4.1.
[X.] huurde sinds 1986 van de (rechtsvoorgangster van) de stichting de woning, gelegen aan de [perceel 1.] te [plaatsnaam].
De huurprijs bedroeg ten tijde van de procedure in eerste aanleg € 324,49 per maand.
4.2.
De stichting heeft in eerste aanleg, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde gevorderd, met veroordeling van [X.] in de proceskosten.
De stichting heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [X.] zich al geruime tijd niet als een goed huurder heeft gedragen door overlast te veroorzaken tegen medebewoners van het complex waarvan het gehuurde onderdeel uitmaakt.
4.3.
[X.] heeft tegen het voorgaande verweer gevoerd en in reconventie, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd de stichting te veroordelen tot het uitvoeren van een aantal bij eis in reconventie gestelde werkzaamheden, op verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de stichting in de proceskosten.
4.4.
De kantonrechter heeft bij vonnis waarvan beroep in conventie de tussen partijen gesloten huurovereenkomst ontbonden en [X.] veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De kantonrechter heeft voorts in reconventie de vordering van [X.] afgewezen en [X.] veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter heeft deze proceskostenveroordeling niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.5.
Bij vonnis in kort geding van 23 april 2009 heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van [X.] om primair de stichting te verbieden het vonnis waarvan beroep ten uitvoer te leggen totdat in hoger beroep is beslist en om subsidiair de executie van het vonnis waarvan beroep tot schorsen totdat in hoger beroep is beslist, afgewezen.
De ontruiming van het gehuurde heeft vervolgens op 28 april 2009 plaatsgevonden.
In het incident ex artikel 351 Rv
4.6.
[X.] vordert schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis waarvan beroep.
Hij heeft echter geen belang meer bij toewijzing van deze vordering, aangezien het vonnis in kort geding van 23 april 2009 reeds is tenuitvoergelegd en [X.] de woning op 28 april 2009 heeft ontruimd en verlaten. Een vordering tot ongedaanmaking is niet ingesteld.
De door [X.] aangevoerde omstandigheid dat de ontruiming niet conform de wet aan hem is aangezegd, doet hieraan niet af.
[X.] dient aldus niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn incidentele vordering.
In het incident ex artikel 234 Rv
4.7.
De stichting vordert het vonnis waarvan beroep alsnog uitvoerbaar bij voorraad te verklaren ten aanzien van de proceskostenveroordeling van [X.] in reconventie.
4.8.
[X.] heeft deze vordering bestreden.
4.9.
Het hof stelt voorop dat de incidentele vordering van de stichting betrekking heeft op de veroordeling tot betaling van een geldsom. Een zodanige veroordeling leent zich er in beginsel voor om uitvoerbaar bij voorraad te worden verklaard.
Bij de beoordeling van een dergelijke incidentele vordering moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van de stichting zwaarder weegt dan dat van [X.] bij behoud van de bestaande toestand totdat op het hoger beroep is beslist (vgl. HR 17 maart 2000, NJ 2000/353). De kans van slagen van het rechtsmiddel dient daarbij in de regel buiten beschouwing te blijven (vgl. HR 19 juni 1992, NJ 1992, 626).
4.10.
Naar het oordeel van het hof heeft de stichting op zichzelf voldoende belang bij uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de proceskostenveroordeling in reconventie, ook al betreft deze veroordeling slechts een klein bedrag (€ 150,-). De stichting heeft er belang bij dat zij niet het hoger beroep hoeft af te wachten alvorens over dat bedrag te kunnen beschikken.
Het hof gaat er bovendien van uit dat de kantonrechter per abuis het vonnis ten aanzien van de proceskostenveroordeling in reconventie niet uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard. Het hof neemt daarbij in aanmerking dat de stichting in haar conclusie van repliek in conventie, tevens conclusie van antwoord in reconventie uitdrukkelijk uitvoerbaarverklaring bij voorraad heeft gevorderd van de proceskostenveroordeling in conventie én reconventie, dat [X.] geen afzonderlijk verweer ten aanzien hiervan heeft gevoerd en dat de kantonrechter de proceskostenveroordeling in conventie wel uitvoerbaar bij voorraad heeft verklaard.
[X.] heeft weliswaar tegen toewijzing van de incidentele vordering van de stichting aangevoerd dat de stichting, in tegenstelling tot hem, vermogend is en dat de ontruiming hem niet rechtsgeldig is aangezegd, maar deze omstandigheden, wat daar ook van zij, acht het hof onvoldoende om te oordelen dat een belangenafweging in zijn voordeel zou moeten uitvallen.
4.11.
Gelet op het voorgaande komt het hof tot de conclusie dat voornoemde belangenafweging in het voordeel van de stichting dient te worden beslist. De incidentele vordering van de stichting kan dus worden toegewezen.
4.12.
De beslissing ten aanzien van de proceskosten van de incidenten zullen worden aangehouden tot de beslissing in de hoofdzaak. De hoofdzaak zal naar de rol worden verwezen voor memorie van antwoord aan de zijde van de stichting.
5. De uitspraak
Het hof:
in het incident ex artikel 351 Rv:
verklaart [X.] niet-ontvankelijk in zijn incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het bestreden vonnis van 4 maart 2009;
houdt de beslissing terzake de proceskosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in het incident ex artikel 234 Rv:
verklaart het bestreden vonnis van 9 maart 2009 alsnog uitvoerbaar bij voorraad ten aanzien van de proceskostenveroordeling van [X.] in reconventie;
houdt de beslissing terzake de proceskosten van het incident aan tot het eindarrest in de hoofdzaak;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de rol van 11 augustus 2009 voor het nemen van een memorie van antwoord door de stichting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. Van Etten, Den Hartog Jager en Kleijngeld en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 21 juli 2009.