Hof Amsterdam, 03-03-2014, nr. 23-002514-13
ECLI:NL:GHAMS:2014:1061
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
03-03-2014
- Zaaknummer
23-002514-13
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2014:1061, Uitspraak, Hof Amsterdam, 03‑03‑2014; (Hoger beroep)
Uitspraak 03‑03‑2014
Inhoudsindicatie
Bewijs medeplegen diefstal van theelepeltjes bij woninginbraak.
parketnummer: 23-002514-13
datum uitspraak: 3 maart 2014
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 mei 2013 in de strafzaak onder de parketnummers 13-741045-13 en 13-670039-12 (TUL) en 13-670702-12 (TUL) tegen
[verdachte] ,
geboren te[geboorteplaats] op [geboortedatum]1994,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 februari 2014, en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:hij op of omstreeks 07 februari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de Kalkoenstraat 3) heeft weggenomen een of meer (zilveren) (thee)lepeltje(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van een of meer ra(a)m(en) en/of ruit(en) van voornoemde woning;
subsidiair:hij op of omstreeks 07 februari 2013 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de Kalkoenstraat 3) weg te nemen een of meer goed(eren) en/of geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemde woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of geldbedrag(en) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, naar voornoemde woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer ra(a)m(en) en/of ruit(en) van voornoemde woning heeft/hebben verbroken en/of geforceerd en/of ingeslagen en/of ingegooid en/of voornoemde woning is/zijn binnengegaan en/of voornoemde woning heeft/hebben doorzocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot andere overwegingen dan de rechtbank komt.
Bespreking van een verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep met betrekking tot het de verdachte primair ten laste gelegde onder meer aangevoerd - zakelijk weergegeven - dat er geen sprake is van een voltooide diefstal met braak in vereniging gepleegd nu niet is komen vast te staan dat de theelepeltjes door de verdachte en zijn medeverdachten uit de woning zijn weggenomen, daar de theelepeltjes niet onder één van hen zijn aangetroffen. Voorts is het de vraag of de opzet van de verdachte was gericht op het wegnemen van de theelepeltjes. Er is sprake van een voltooide poging, maar niet van een voltooid delict. Derhalve dient de verdachte te worden vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Zowel ter terechtzitting in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij, nadat hij het raam had geforceerd door de hendels omhoog te trekken, via het raam de woning is binnengegaan en dat hij de intentie had om geld te stelen.
Ingevolge vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is sprake van een voltooide diefstal zodra de voorwerpen aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende zijn onttrokken. Daarvan is in dit geval sprake nu aangeefster [benadeelde] heeft verklaard dat zij na de inbraak theelepeltjes miste die zij in een doosje in haar woning bewaarde. Dat de theelepeltjes niet onder de verdachte of de eveneens aangehouden medeverdachte[medeverdachte] zijn aangetroffen, is voor de bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde niet van belang, nu twee van de vier inbrekers zijn ontkomen en het hof van oordeel is dat bewezen kan worden dat één van hen de theelepeltjes uit een doosje in een kast in de woonkamer heeft meegenomen. Het hof acht hiervoor redengevend de mededeling van de verdachte zelf die heeft verklaard dat hij en zijn mededaders geld wilden stelen, en uit het feit dat zowel in de slaapkamer als in de woonkamer kasten en laden waren geopend, en spullen op de grond lagen, hetgeen er op duidt dat de verdachte en zijn medeverdachten op zoek waren naar geld of andere waardevolle goederen.
Voorts is het hof van oordeel dat naar de uiterlijke verschijningsvorm sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de andere drie inbrekers. De verdachte kan als medepleger verantwoordelijk worden gehouden voor de diefstal van de theelepeltjes.
Gelet op de verklaring van de verdachte dat hij via het door hem geforceerde raam de woning is binnengegaan en dat hij de intentie had om geld te stelen acht het hof de opzet van de verdachte op het wegnemen van geld/goederen aanwezig.
Derhalve verwerpt het hof het gevoerde verweer.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat hij:
op 7 februari 2013 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de Kalkoenstraat 3 heeft weggenomen zilveren theelepeltjes, toebehorende aan [benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak van een raam van voornoemde woning.
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.
Oplegging van straf
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte na bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 183 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 80 dagen voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden van - kort gezegd - een meldingsgebod, een locatiegebod en begeleiding volgens de Intensieve Forensische Aanpak (IFA-methode).
Voorts heeft de rechtbank de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde] geleden schade toegewezen tot het bedrag van € 211,94, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening, de verdachte hoofdelijk aansprakelijk geacht en de schadevergoedingsmaatregel aan de verdachte opgelegd. De benadeelde partij is in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
Tevens heeft de rechtbank de tenuitvoerleggingen gelast van de respectievelijk bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2012 onder parketnummer 13-670039-12 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie voor de duur van 42 dagen en de bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2012 onder parketnummer 13-670702-12 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met braak in vereniging gepleegd. De verdachte heeft samen met zijn mededaders een ravage aangericht in de woning van de aangeefster. Er is een raam geforceerd, een ruit vernield en er zijn kamers overhoop gehaald en doorzocht. De verdachte heeft daarmee getoond dat hij geen enkel respect heeft voor andermans eigendom. Het hof acht dit feit ernstig en tilt er zwaar aan dat de verdachte en zijn mededaders dit misdrijf kennelijk puur uit financieel gewin hebben gepleegd. Het hof houdt er tevens rekening mee dat de verdachte en zijn mededaders door hun handelen naast het veroorzaken van materiële schade en overlast, een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, hetgeen bij haar gevoelens van onveiligheid en meer in het algemeen onrust in de samenleving heeft veroorzaakt.
Het hof heeft kennis genomen van het reclasseringsadvies van 21 maart 2013 van de Reclassering Nederland, RN Adviesunit 1 Amsterdam, opgemaakt door reclasseringswerker C. Pruis, en het reclasseringsadvies van 10 februari 2013 van GGZ Inforsa JVz Amsterdam, opgemaakt door reclasseringswerker P. Rossen.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 februari 2014 is de verdachte eerder strafrechtelijk, in het bijzonder ter zake van vermogensdelicten, onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Daarnaast zal een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm worden opgelegd teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst op dergelijke wijze te handelen. Aan deze voorwaardelijke gevangenisstraf zullen de nader te noemen bijzondere voorwaarden worden gekoppeld.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 461,94. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 211,94 (aan materiële schade). De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte heeft (zijn deel van) de vordering niet betwist.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Voorts acht het hof, gelet op het gebrek aan betwisting van de gevorderde kosten door de verdachte, en nu zich overigens geen beletselen voordoen, de verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk voor de schade die de benadeelde partij stelt door het strafbare feit te hebben geleden. Het hof acht het daarom aangewezen om, nu de rechtspraak deze mogelijkheid niet uitsluit, de verdachte de verplichting op te leggen tot betaling van een deel van de gevorderde kosten voornoemd aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd, in de vorm van de schadevergoedingsmaatregel op de hierna te noemen wijze. Dit betreft een totaalbedrag van € 411,94 (€ 211,94 aan eerdergenoemde materiële schade en
€ 200,00 aan immateriële schade).
Vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 13-670039-12
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2012 onder parketnummer 13-670039-12 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 42 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.
Vordering tenuitvoerlegging onder parketnummer 13-670702-12
Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2012 onder parketnummer 13-670702-12 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Op grond van hetgeen omtrent de veroordeelde ter terechtzitting is gebleken, zal het hof in plaats van een last tot tenuitvoerlegging van deze vrijheidsstraf een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te melden duur gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 183 (honderddrieëntachtig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 80 (tachtig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- Meldingsgebod:
De veroordeelde moet zich melden bij de reclassering aan de Wibautstraat 12 te Amsterdam wanneer hij opgeroepen wordt voor een gesprek. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering gedurende deze perioden nodig acht. Gedurende deze periode moet de veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde.
- Locatiegebod:
De veroordeelde dient bij aanvang van het toezicht te starten in toezichtniveau 3. Dit houdt in dat hij ook binnen het vrijhedenbeleid van dit niveau valt. In de loop van het toezicht zal worden beoordeeld of het recidiverisico afneemt waardoor de veroordeelde in aanmerking komt voor indeling in toezichtniveau 2 en tevens het vrijhedenbeleid van niveau 2. De controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van RFID (Elektronische enkelband).
- Andere voorwaarden het gedrag van de veroordeelde betreffende:
De veroordeelde krijgt begeleiding volgens de Intensieve Forensische Aanpak (IFA-methode). Voorts dient de veroordeelde zich te houden aan de afspraken gemaakt met de Dienst Werk en Inkomen en volgt hij de trajecten die die Dienst hem biedt ten aanzien van het vinden en behouden van dagbesteding.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van € 211,94 (tweehonderdelf euro en vierennegentig cent) ter zake van materiële schade en veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde], een bedrag te betalen van € 411,94 (vierhonderdelf euro en vierennegentig cent) bestaande uit € 211,94 (tweehonderdelf euro en vierennegentig cent) materiële schade en € 200,00 (tweehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam van 1 oktober 2012, parketnummer 13-670039-12, te weten jeugddetentie voor de duur van 42 dagen, te vervangen door:
taakstraf voor de duur van 84 (vierentachtig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 42 (tweeënveertig) dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te Amsterdam van 1 oktober 2012, parketnummer 13-670702-12, te weten gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, te vervangen door:
taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.W.J. de Groot, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. C.N. Dalebout, in tegenwoordigheid van mr. D. Zeiss, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 maart 2014.
Mr. C.N. Dalebout is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.