Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Zuid-Afrika tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en naar het vermogen
Artikel 26 Regeling voor onderling overleg
Geldend
Geldend vanaf 28-12-2008
- Bronpublicatie:
10-10-2005, Trb. 2006, 134 (uitgifte: 30-06-2006, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
28-12-2008
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-12-2008, Trb. 2008, 222 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Voorkoming van dubbele belasting
Internationaal belastingrecht / Belastingverdragen
1.
Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een of van beide Verdragsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit Verdrag, kan hij, ongeacht de rechtsmiddelen waarin de nationale wetgeving van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de Verdragsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval valt onder artikel 25, eerste lid, aan die van de Verdragsluitende Staat waarvan hij onderdaan is. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die leidt tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van het Verdrag, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2.
De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere Verdragsluitende Staat te regelen teneinde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met het Verdrag te vermijden. De overeengekomen regeling wordt uitgevoerd niettegenstaande de verjaringstermijnen in de nationale wetgeving van de Verdragsluitende Staten.
3.
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van het Verdrag in onderlinge overeenstemming op te lossen. Zij kunnen ook met elkaar overleg plegen teneinde dubbele belasting ongedaan te maken in gevallen die niet in het Verdrag zijn geregeld.
4.
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde een overeenstemming als bedoeld in de voorgaande leden te bereiken.
5.
Wanneer moeilijkheden of twijfelpunten die zijn gerezen met betrekking tot de uitlegging of toepassing van het Verdrag niet binnen een periode van twee jaar nadat de vraag is gerezen opgelost kunnen worden door de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten in een procedure voor onderling overleg ingevolge de voorgaande leden van dit artikel, kan het geval op verzoek van een van de Verdragsluitende Staten, worden voorgelegd voor arbitrage, echter slechts nadat de procedures die beschikbaar zijn op grond van het eerste tot en met het vierde lid van dit artikel volledig zijn uitgeput en mits de betrokken belastingplichtige of belastingplichtigen er schriftelijk mee instemt of instemmen te zijn gebonden door de beslissing van de arbitragecommissie. De beslissing van de arbitragecommissie in een bepaald geval is voor dat geval bindend voor beide Verdragsluitende Staten en de betrokken belastingplichtige of belastingplichtigen. De samenstelling van de arbitragecommissie en de arbitrageprocedures worden vastgesteld door de bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Staten.