Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen
Einde inhoudsopgave
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/2.7.8.1:2.7.8.1 Bescherming van belangen van schuldeisers
Grensoverschrijdende juridische splitsing van kapitaalvennootschappen (VDHI nr. 122) 2014/2.7.8.1
2.7.8.1 Bescherming van belangen van schuldeisers
Documentgegevens:
mr. E.R. Roelofs, datum 01-04-2014
- Datum
01-04-2014
- Auteur
mr. E.R. Roelofs
- JCDI
JCDI:ADS437046:1
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht / Europees ondernemingsrecht
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De bescherming van schuldeisers bij de splitsing – of beter: het gebrek aan bescherming van schuldeisers bij splitsing – was voor de Europese wetgever één van de redenen een voorstel voor de Zesde richtlijn te ontwerpen. Die reden is begrijpelijk, aangezien bij een splitsing een deconcentratie van ondernemingsvermogen plaatsvindt, tegenover een concentratie van ondernemingsvermogen bij fusie. Deze bescherming is opgenomen in artikel 12 Zesde richtlijn. Krachtens artikel 12 lid 1 Zesde richtlijn moeten lidstaten een passende bescherming bieden van de belangen van schuldeisers van de vennootschappen die aan de splitsing deelnemen. Het gaat hierbij zowel om de bescherming van de belangen van de schuldeisers van de gesplitste vennootschap als de bescherming van de belangen van de schuldeisers van de verkrijgende vennootschap(pen).
De bescherming van schuldeisers ziet alleen op vorderingen die voor de openbaarmaking van het splitsingsvoorstel zijn ontstaan en ten tijde van de openbaarmaking nog niet opeisbaar zijn. De gedachte achter deze bepaling is dat schuldeisers wier vorderingen reeds opeisbaar zijn vóór de openbaarmaking van het splitsingsvoorstel niet worden benadeeld door de voorgenomen splitsing, aangezien zij reeds een opeisbare vordering hebben. Dat de verhaalspositie van de verkrijgende vennootschappen na het van kracht worden van de splitsing wellicht anders is dan die van de gesplitste vennootschap, doet hieraan niet af.
Schuldeisers wier vorderingen zijn ontstaan na de openbaarmaking van het splitsingsvoorstel vallen eveneens niet onder de beschermende maatregelen van artikel 12 Zesde richtlijn. De gedachte achter het achterwege laten van de bescherming van deze schuldeisers is dat deze schuldeisers op de hoogte zijn of op de hoogte hadden kunnen zijn van het openbaargemaakte splitsingsvoorstel en dus rekening hadden kunnen houden met de splitsing.
Artikel 12 lid 1 Zesde richtlijn bepaalt dwingend dat de lidstaten een passende bescherming moeten bieden voor de belangen van schuldeisers. De lidstaten hebben echter binnen bepaalde grenzen de vrijheid een eigen invulling te geven aan deze bescherming. De wetgeving van een lidstaat moet ten minste passende waarborgen bieden wanneer de financiële toestand van de gesplitste vennootschap en van de vennootschappen waarop de verbintenis overgaat overeenkomstig het splitsingsvoorstel deze bescherming nodig maakt en deze schuldeisers niet reeds over dergelijke waarborgen beschikken. De lidstaten mogen zelf de voorwaarden vaststellen voor deze bescherming, maar de wetgeving van een lidstaat moet ten minste voorzien in toegang tot een administratieve of gerechtelijke instantie voor schuldeisers om een adequate waarborg te verkrijgen, mits de schuldeisers op geloofwaardige wijze kunnen aantonen dat de voldoening van hun vorderingen als gevolg van de splitsing in het gedrang is en dat van de vennootschap geen adequate waarborgen zijn verkregen.
Op basis van een schakelbepaling in artikel 12 lid 4 Zesde richtlijn is artikel 13 lid 3 Richtlijn 2011/35/EU van overeenkomstige toepassing verklaard. Deze bepalingen bieden lidstaten de mogelijkheid te bepalen dat de bescherming van de schuldeisers van de gesplitste vennootschap afwijkt van de bescherming van de schuldeisers van de verkrijgende vennootschappen.