HR, 07-07-2009, nr. 08/00285 B
ECLI:NL:HR:2009:BI0537
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-07-2009
- Zaaknummer
08/00285 B
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BI0537
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BI0537, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2009; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BI0537
ECLI:NL:PHR:2009:BI0537, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 07‑04‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI0537
- Wetingang
art. 552a Wetboek van Strafvordering
- Vindplaatsen
NbSr 2009/304
Uitspraak 07‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Beklag. Niet-ontvankelijkheid beslag. Indien een vervolging niet (of nog niet) is ingesteld moet een klaagschrift uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming zijn ingediend (vgl. HR LJN BC9406).
7 juli 2009
Strafkamer
Nr. 08/00285 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van Rechtbank te Haarlem van 22 november 2007, nummer RK 07/971, op een beklag als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door:
[De klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, domicilie kiezende te Rotterdam.
1. Geding in cassatie
1.1. Het beroep is ingesteld door de klager. Namens deze heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Jörg heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
1.2. De raadsman heeft schriftelijk op de conclusie gereageerd.
2.1. Het middel klaagt over de niet-ontvankelijkverklaring van de klager in diens beklag.
2.2. De bestreden beschikking houdt, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"1. Ontstaan en loop van de procedure
Op 31 juli 2007 is op de griffie van de rechtbank Haarlem ingekomen een door mr. M.R. Kok, advocaat, ingediend klaagschrift, gedateerd 31 juli 2007, van [klager], klager, geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats], domicilie kiezende te (3011 XA) Rotterdam, Bierstraat-125, ten kantore van mr. Kok, voornoemd.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het daarop gelegde beslag, met last tot teruggave aan klager van een geldbedrag ad € 616.332,00 en de daarover verkregen rente.
(...)
2. Ontvankelijkheid
Op grond van het betrekkelijke strafdossier is komen vast te staan, dat:
- op 22 en 23 april 2004 op rechtmatige wijze onder klager geldbedragen van € 626.900,00 respectievelijk
€ 6.020,00 in beslag zijn genomen tot een totaalbedrag ad € 632.920,00;
- de officier van justitie bij brief van 18 juli 2007 aan de raadsman van klager heeft bericht, dat de strafzaak tegen klager zal worden geseponeerd (code 43, oud feit).
Artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering bepaalt, zakelijk weergegeven en voorzover te dezen van belang:
1. De belanghebbenden kunnen zich beklagen over het uitblijven van een last tot teruggave van inbeslaggenomen voorwerpen.
3. Het klaagschrift wordt zo spoedig mogelijk na de inbeslagneming van de voorwerpen ingediend ter griffie van het gerecht van feitelijke aanleg, waarvoor de zaak wordt vervolgd of het laatst werd vervolgd. Het klaagschrift is niet ontvankelijk indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.
4. Indien een vervolging niet of nog niet is ingesteld wordt het klaagschrift zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming ingediend ter griffie van de rechtbank van het arrondissement, binnen hetwelk de inbeslagname is geschied.
Het voorgaande kan niet leiden tot een andere conclusie dan dat het onderhavige klaagschrift niet binnen de in het vierde lid van artikel 552a Sv gestelde termijn is ingediend.
Mitsdien behoort te worden beslist als volgt.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift."
2.3. Van een vervolgde zaak in de zin van art. 552a, derde lid, Sv is geen sprake indien een zaak, zonder dat een rechter in de zaak betrokken is, met een sepot is geëindigd. In een dergelijk geval is sprake van een situatie waarin geen vervolging is ingesteld zoals bedoeld in art. 552a, vierde lid, Sv. In een geval als het onderhavige moet een klaagschrift uiterlijk binnen twee jaren na de inbeslagneming zijn ingediend (vgl. HR 15 april 2008, LJN BC9406, NJ 2008, 250). Het oordeel van de Rechtbank geeft derhalve geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
2.4. Het middel faalt.
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en C.H.W.M. Sterk, in bijzijn van de waarnemend griffier H.J.J. Verhoeven, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 juli 2009.
Conclusie 07‑04‑2009
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Klager]
1.
De rechtbank te Haarlem heeft verzoeker bij beschikking van 31 juli 2007 niet-ontvankelijk verklaard in zijn klaagschrift, strekkende tot opheffing van het beslag op een bedrag van € 616.332 en tot teruggave daarvan.
2.
Namens verzoeker heeft mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Dat middel behelst de klacht dat de rechtbank ten onrechte op grond van art. 552a, vierde lid, Sv verzoeker niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4.
Art. 552a, vierde lid, Sv houdt in dat indien een vervolging niet of nog niet is ingesteld, het klaagschrift uiterlijk binnen twee jaar na de inbeslagneming moet worden ingediend.
5.
Indien een zaak is geëindigd met een sepot zonder dat een rechter in de zaak is betrokken, is er geen sprake van een vervolgde zaak, in welk geval het klaagschrift binnen twee jaar na de inbeslagneming moet worden ingediend (cf. HR 15 april 2008, NJ 2008, 250).
6.
De rechtbank heeft in de onderhavige zaak vastgesteld dat de zaak tegen klager op 13 juli 2007 door de officier van Justitie is geseponeerd. Aannemelijk is dat geen dwangmiddel tegen klager is toegepast dat duidt op een daad van vervolging. Het voorgeleidingsdossier was namelijk het einddossier.
7.
Derhalve was er geen sprake was van een vervolgde zaak. Het oordeel van de rechtbank dat het klaagschrift niet tijdig is ingediend hetgeen moet leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker getuigt daarmee niet van een onjuiste rechtsopvatting noch is het oordeel onbegrijpelijk.
8.
Weliswaar heeft de raadsman bij de behandeling geklaagd over de afhandeling van de zaak door het OM en heeft de officier van Justitie daaromtrent gezegd dat het verloop van de zaak geen schoonheidsprijs verdient, maar juist indien er geen schot in de zaak zit is het zaak voor de raadsman om tijdig de juiste stappen te zetten.
9.
Het middel is tevergeefs voorgesteld en kan worden afgedaan met de aan art. 81 RO ontleende overweging. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
10.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G