CBb, 14-11-2011, nr. AWB 09/742
ECLI:NL:CBB:2011:BU5457
- Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
- Datum
14-11-2011
- Zaaknummer
AWB 09/742
- LJN
BU5457
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CBB:2011:BU5457, Uitspraak, College van Beroep voor het bedrijfsleven, 14‑11‑2011; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 14‑11‑2011
Inhoudsindicatie
Ten onrechte niet inhoudelijk behandeld vanwege tijdsverloop; zelf afdoen door College; thans onvoldoende informatie voor inhoudelijke behandeling van de klacht; beslissing hervatting behandeling op grond van artikel 54f Wet RA
Partij(en)
College van Beroep voor het bedrijfsleven
AWB 09/742 14 november 2011
20020 Wet op de Registeraccountants
Raad van tucht Den Haag
Beslissing ex artikel 54f (oud) van de Wet op de Registeraccountants in de zaak van:
A, appellant,
gemachtigde: mr. R.P. Gasseling, advocaat te Rotterdam,
in zijn beroep, gericht tegen de beslissing van de raad van tucht voor Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten te 's-Gravenhage (hierna: de raad van tucht), met kenmerk 1306/08.01, gewezen op 23 maart 2009,
welke beslissing betrekking heeft op een klacht, op 3 januari 2008 ingediend door appellant tegen
B RA (hierna: betrokkene),
gemachtigde: mr. H.E. van Berckel - Dekker, bedrijfsadvocaat van E B.V.
1. Overwegingen
1.1
Bij de bestreden tuchtbeslissing heeft de raad van tucht de klacht van appellant vanwege tijdsverloop niet inhoudelijk behandeld.
Ter zake van de formulering van de klacht door de raad van tucht, de beoordeling van deze klacht en de daarbij in aanmerking genomen feiten en omstandigheden wordt verwezen naar de inhoud van de bestreden tuchtbeslissing, die in afschrift aan deze beslissing is gehecht en als hier ingelast wordt beschouwd.
Het thans aan de orde zijnde beroep van appellant strekt ertoe dat het College de bestreden tuchtbeslissing vernietigt en dat zijn klacht tegen betrokkene alsnog in behandeling wordt genomen.
Op 4 oktober 2011 heeft het College het beroep van appellant ter zitting behandeld, waarbij de behandeling zich, naar door het College van tevoren was aangekondigd, heeft beperkt tot de vraag of de raad van tucht de klacht terecht niet inhoudelijk heeft behandeld vanwege tijdsverloop. Appellant is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Betrokkene is niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Het College heeft de behandeling van de zaak ter zitting gesloten.
1.2
Met betrekking tot de vraag of de raad van tucht de klacht terecht niet inhoudelijk heeft behandeld vanwege tijdsverloop overweegt het College als volgt.
Aangezien de in de klacht aan de orde gestelde gedragingen van betrokkene dateren van vóór de inwerkingtreding van de Verordening gedragscode op 1 januari 2007, is op de beoordeling daarvan nog het bepaalde in de voordien geldende verordening Gedrags- en beroepsregels registeraccountants 1994 (hierna: GBR-1994) van toepassing.
Volgens vaste jurisprudentie van het College (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 23 juni 2011, AWB 09/1428, www.rechtspraak.nl, LJN: BR2918 en van 1 september 2011, AWB 09/421, www.rechtspraak.nl, LJN: BT1534) geldt als uitgangspunt dat een klacht die is ingediend binnen de in artikel 19 GBR-1994 bedoelde bewaartermijn van zeven jaar, inhoudelijk moet worden behandeld. Dit lijdt slechts uitzondering indien sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat op grond daarvan moet worden geoordeeld dat het vertrouwens- of rechtszekerheidsbeginsel niettemin aan een inhoudelijke behandeling van een binnen die termijn van zeven jaar ingediende klacht in de weg zou staan.
Vast staat dat de klacht is ingediend binnen de bewaartermijn van zeven jaar, zodat de klacht, behoudens bijzondere omstandigheden, inhoudelijk moet worden behandeld.
Het College is van oordeel dat in dit geval geen sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden afgezien van een inhoudelijke behandeling van de klacht. Niet gebleken is dat appellant een – schriftelijke dan wel mondelinge – mededeling heeft gedaan waaruit betrokkene heeft kunnen of mogen afleiden dat geen of juist binnen afzienbare tijd na de in de klacht aan de orde gestelde gedragingen van betrokkene (met betrekking tot een memo van 18 februari 2004) een klacht tegen hem zou worden ingediend. Uit hetgeen partijen hebben verklaard omtrent de fax van 17 maart 2004, waarmee appellant op het hier aan de orde zijnde memo heeft gereageerd, leidt het College af dat appellant daarmee inhoudelijke bezwaren tegen dit memo heeft geuit en niet een expliciete mededeling in vorenbedoelde zin heeft gedaan. Appellant heeft van meet af aan ook geageerd tegen de inhoud van het bewuste memo door verschillende gerechtelijke procedures te entameren, maar uit bedoelde fax en procedures kon en mocht betrokkene naar het oordeel van het College niet afleiden dat appellant niet ook nog, binnen de bewaartermijn van zeven jaar, een tuchtrechtelijke klacht tegen hem zou indienen. Weliswaar heeft appellant bijna vier jaar daarmee gewacht, maar daarin ziet het College geen aanleiding voor het oordeel dat het uitgangspunt dat een registeraccountant er gedurende een periode van zeven jaar rekening mee dient te houden dat een klacht tegen hem of haar kan worden ingediend in dit geval zou moeten worden doorbroken. Het vertrouwens- dan wel rechtszekerheidsbeginsel staat naar het oordeel van het College in dit geval derhalve, anders dan de raad van tucht heeft geoordeeld, niet aan een inhoudelijke behandeling van de klacht in de weg.
1.3
Het voorgaande betekent naar het oordeel van het College dat de raad van tucht de klacht ten onrechte niet inhoudelijk heeft behandeld vanwege tijdsverloop.
Mede in aanmerking genomen dat partijen ter zitting van het College te kennen hebben gegeven dat, indien het College tot dit oordeel zou komen, hun voorkeur er naar uitgaat dat het College de zaak zelf afdoet en ook gelet op de aard van de klacht, zal het College de zaak niet verwijzen naar de accountantskamer te Zwolle maar deze zelf afdoen.
Nu het College voor een inhoudelijke beoordeling van de klacht thans niet voldoende is ingelicht, zal de behandeling, gelet op artikel 54f Wet RA, zoals deze wet luidde tot 1 mei 2009, worden hervat op een nader te bepalen datum. Appellant zal voorafgaand aan de hervatting van de behandeling in de gelegenheid worden gesteld de beroepsgronden aan te vullen. Betrokkene zal vervolgens in de gelegenheid worden gesteld daarop schriftelijk te reageren. Het College merkt daarbij op dat de klacht thans is beperkt tot de formulering daarvan door de raad van tucht in de bestreden tuchtbeslissing.
2. De beslissing
Het College:
- -
beveelt dat de behandeling van de zaak op een nader te bepalen datum wordt hervat;
- -
stelt appellant in de gelegenheid binnen vier weken na verzending van deze beslissing de gronden van het beroep aan te
vullen;
- -
stelt betrokkene in de gelegenheid binnen vier weken na ontvangst van deze aanvullende gronden daarop te reageren;
- -
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mr. J.L.W. Aerts, mr. M.M. Smorenburg en mr. drs. P. Fortuin, in tegenwoordigheid van mr. P.H. Broier, als griffier, op 14 november 2011.
w.g. J.L.W. Aerts w.g. P.H. Broier