RvdW 2015/1133
1. Growshop-activiteiten aangemerkt als ‘medeplichtigheid aan (poging tot) het telen van hennep’. 2. Nadere motivering dat sprake was van het als (gewoonte)witwassen van geldbedragen ontoereikend.
HR 13-10-2015, ECLI:NL:HR:2015:3059
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
13 oktober 2015
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-van Kan, Y. Buruma
- Zaaknummer
13/05694
- Conclusie
A-G mr. F.W. Bleichrodt
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3059, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 13‑10‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:819, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 24‑03‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 02‑09‑2014
- Wetingang
Art. 45, 420bis Sr; art. 3, 11 Opiumwet
Essentie
1. Bedrijfsactiviteiten van de verdachte, bestaande uit het verkopen van benodigdheden voor het kweken van hennep konden worden aangemerkt als 'medeplichtigheid aan (poging tot) het telen van hennep'.
2. Witwassen van geldbedragen onvoldoende gemotiveerd. Uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de verdachte geldbedragen heeft verworven en voorhanden heeft gehad die onmiddellijk afkomstig zijn uit het door de verdachte zelf begaan misdrijf medeplichtigheid aan (poging tot) het telen van hennep. Het oordeel van het hof dat de gedragingen van de verdachte gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van de geldbedragen, is ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.