Einde inhoudsopgave
Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en inzake de veiligheid van het beheer van radioactief afval
Artikel 16 Bedrijfsvoering van de faciliteiten
Geldend
Geldend vanaf 18-06-2001
- Bronpublicatie:
05-09-1997, Trb. 1999, 164 (uitgifte: 03-09-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
18-06-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2001, Trb. 2001, 111 (uitgifte: 01-01-2001, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Straling
Milieurecht / Energie
Energierecht (V)
Elke Verdragsluitende Partij neemt passende maatregelen om zeker te stellen dat:
- i.
de vergunning tot inbedrijfstelling van een faciliteit voor het beheer van radioactief afval is gebaseerd op deugdelijke beoordelingen van de veiligheid als bedoeld in artikel 15 en wordt afgegeven op voorwaarde dat een inbedrijfstellingsprogramma is voltooid waaruit blijkt dat de faciliteit, zoals deze is gebouwd, voldoet aan de ontwerp- en veiligheidseisen;
- ii.
bedrijfslimieten en -voorwaarden, voortvloeiende uit de testen, bij de bedrijfsvoering opgedane ervaring en de beoordelingen bedoeld in artikel 15 worden vastgelegd en zo nodig herzien;
- iii.
de bedrijfsvoering, het onderhoud, het toezicht, de inspectie en beproeving van een faciliteit voor het beheer van radioactief afval geschiedt in overeenstemming met goedgekeurde procedures. Voor een eindbergingsfaciliteit dienen de aldus verkregen resultaten te worden gebruikt om de geldigheid van de veronderstellingen te verifiëren en te bestuderen en de beoordelingen genoemd in artikel 15 bij te werken voor de periode na de sluiting;
- iv.
bouwkundige en technische ondersteuning op alle met de veiligheid verband houdende terreinen beschikbaar is gedurende de levensduur van een faciliteit voor het beheer van radioactief afval;
- v.
procedures voor de karakterisering en het afscheiden van radioactief afval worden toegepast;
- vi.
voorvallen die van belang zijn voor de veiligheid door de houder van de vergunning tijdig bij het regulerend lichaam worden gemeld;
- vii.
programma's worden opgesteld voor het verzamelen en analyseren van gegevens over de bij de bedrijfsvoering opgedane ervaring en dat waar nodig wordt gehandeld naar de verkregen resultaten;
- viii.
buitenbedrijfstellingsplannen voor een faciliteit voor het beheer van radioactief afval anders dan een eindbergingsfaciliteit worden opgesteld en zo nodig bijgewerkt, met behulp van de informatie die is verkregen gedurende de operationele levensduur van die faciliteit, en die door het regulerend lichaam worden bestudeerd;
- ix.
plannen voor de sluiting van een eindbergingsfaciliteit worden opgesteld en zo nodig bijgewerkt, met behulp van de informatie die is verkregen tijdens de operationele levensduur van die faciliteit, en die door het regulerend lichaam worden bestudeerd.