HR, 08-11-2022, nr. 21/03190 C
ECLI:NL:HR:2022:1595
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-11-2022
- Zaaknummer
21/03190 C
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1595, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑11‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:836
- Vindplaatsen
Uitspraak 08‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Caribische zaak. Opzettelijk niet onverwijld melden van een ongebruikelijke transacties, begaan door een rechtspersoon in Sint Maarten (art. 11 jo. 23.1 Landsverordening melding ongebruikelijke transacties). Bewijsklachten opzet en niet “onverwijld” doen van melding van drie ongebruikelijke transacties. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 21/03188 C en 21/03193 C.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/03190 C
Datum 8 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 21 januari 2021, nummer H-74/19, in de strafzaak
tegen
[verdachte] ,
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C.W. Noorduyn, advocaat te 's‑Gravenhage, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2022.