Einde inhoudsopgave
Besluit (GBVB) 2021/509 tot oprichting van een Europese Vredesfaciliteit, en tot intrekking van Besluit (GBVB) 2015/528
Artikel 48 Beheer door de faciliteit van uitgaven die niet in de gemeenschappelijke kosten zijn opgenomen (door de staten gedragen kosten)
Geldend
Geldend vanaf 22-03-2021
- Bronpublicatie:
22-03-2021, PbEU 2021, L 102 (uitgifte: 24-03-2021, regelingnummer: 2021/509)
- Inwerkingtreding
22-03-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-03-2021, PbEU 2021, L 102 (uitgifte: 24-03-2021, regelingnummer: 2021/509)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
EU-recht / Financiering
1.
Het comité kan op voorstel van de beheerder voor operaties, daarin bijgestaan door de operationeel commandant, of van een lidstaat besluiten dat het administratieve beheer van bepaalde uitgaven voor een operatie (‘door de staten gedragen kosten’) wordt toevertrouwd aan de faciliteit, met dien verstande dat de betrokken lidstaat hiervoor verantwoordelijk blijft.
2.
Het comité kan in zijn besluit de operationeel commandant machtigen om namens de lidstaten die personeel of activa aan een operatie bijdragen, en, in voorkomend geval, namens derde partijen overeenkomsten te sluiten voor het verwerven van de diensten en leveringen die moeten worden gefinancierd als door de staten gedragen kosten.
3.
Het comité stelt in zijn besluit de uitvoeringsbepalingen vast voor het beheer van door de staten gedragen kosten, inclusief voor de voorfinanciering ervan en zo nodig de duur van de aan de operationeel commandant verleende machtiging.
4.
De faciliteit voert een boekhouding van de door de staten gedragen kosten die door de faciliteit worden beheerd, en die door de afzonderlijke lidstaten en, in voorkomend geval, door derde partijen, zijn gemaakt. De beheerder voor operaties stuurt elke lidstaat en, in voorkomend geval, de derde partijen maandelijks een overzicht van de uitgaven die door hen of hun personeel de afgelopen maand zijn verricht, en verzoekt om de nodige middelen om deze uitgaven te dekken. Binnen 30 dagen na het versturen van het verzoek om middelen maken de lidstaten en, in voorkomend geval, de derde partijen, de gevraagde middelen over aan de faciliteit.