Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2016/1037 betreffende bescherming tegen invoer met subsidiëring uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (codificatie)
Artikel 14 Beëindiging zonder maatregelen
Geldend
Geldend vanaf 08-06-2018
- Bronpublicatie:
30-05-2018, PbEU 2018, L 143 (uitgifte: 07-06-2018, regelingnummer: 2018/825)
- Inwerkingtreding
08-06-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2018, PbEU 2018, L 143 (uitgifte: 07-06-2018, regelingnummer: 2018/825)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Algemeen
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Ondernemingsrecht / Economische ordening
1.
Wanneer de klacht wordt ingetrokken, kan de procedure worden beëindigd, tenzij die beëindiging niet het belang van de Unie dient.
2.
Wanneer beschermende maatregelen niet nodig zijn, wordt het onderzoek of de procedure beëindigd. De Commissie beëindigt het onderzoek volgens de in artikel 25, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure.
3.
Overeenkomstig lid 5 wordt de procedure onverwijld beëindigd indien wordt vastgesteld dat de hoogte van de subsidies waartegen compenserende maatregelen kunnen worden genomen, minimaal is, of indien het volume van zowel de werkelijke als de potentiële invoer met subsidie of de schade te verwaarlozen is.
4.
Bij een overeenkomstig artikel 10, lid 11, ingeleide procedure wordt de schade normalerwijze als te verwaarlozen beschouwd indien het marktaandeel van de betrokken invoer minder bedraagt dan het aandeel dat in artikel 10, lid 9, is bepaald. Bij onderzoek naar de invoer met subsidie uit ontwikkelingslanden wordt het volume van deze invoer als te verwaarlozen beschouwd indien deze minder dan 4 % van de totale invoer van het soortgelijke product in de Unie uitmaakt, tenzij de invoer uit ontwikkelingslanden waarvan het afzonderlijke aandeel in de totale invoer minder dan 4 % vertegenwoordigt, tezamen meer dan 9 % van de totale invoer van het soortgelijke product in de Unie beloopt.
5.
De hoogte van de tot compenserende maatregelen aanleiding gevende subsidies, wordt als minimaal beschouwd indien deze minder dan 1 % ad valorem bedraagt. Bij onderzoeken naar de invoer uit ontwikkelingslanden bedraagt de drempel voor het als minimaal te beschouwen evenwel 2 % ad valorem.