Hof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2013, nr. 200.099.891
ECLI:NL:GHARL:2013:8301
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
05-11-2013
- Zaaknummer
200.099.891
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2013:8301, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 05‑11‑2013; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
NTHR 2014, afl. 1, p. 25
Uitspraak 05‑11‑2013
Inhoudsindicatie
Valse handtekening; gerechtvaardigd vertrouwen; aansprakelijkheid werkgever
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.099.891
(zaaknummer rechtbank Zutphen 101531)
arrest van de derde kamer van 5 november 2013
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Surface Technologies Integrated B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
appellante,
hierna: Surtec,
advocaat: mr. P.M.J. Graus,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidBouwbedrijf Van Norel B.V.,
gevestigd te Ede,
geïntimeerde,
hierna: Van Norel,
advocaat: mr. P.F.M. Verstegen.
1. Het geding in eerste aanleg
Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 15 juli 2009, 23 december 2009, 2 juni 2010 en 10 augustus 2011, alsmede de beschikking van11 augustus 2010 die de rechtbank Zutphen tussen Surtec als eiseres en Van Norel als gedaagde heeft gewezen.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Surtec heeft bij exploot van 9 november 2011 Van Norel aangezegd in hoger beroep te komen van het tussenvonnis van 2 juni 2010, de beschikking van 11 augustus 2010 en het eindvonnis van 10 augustus 2011, met dagvaarding van Van Norel voor dit hof.
2.2
Bij memorie van grieven heeft Surtec drie grieven, ieder onderverdeeld in diverse subgrieven, tegen de bestreden vonnissen aangevoerd, heeft zij bewijs aangeboden en nieuwe producties in het geding gebracht. Zij heeft gevorderd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest
1. zal verklaren voor recht:
a. dat er sprake is van een geldige aannemingsovereenkomst tussen partijen c.q. een overeenkomst van opdracht zijdens Van Norel aan Surtec, zoals volgt uit de door beide partijen getekende overeenkomst c.a., een en ander in samenhang met de daaraan voorafgaande, daarbij begeleidende en daarna volgende e-mails tussen [K] en [S] als contactpersonen van Surtec en Van Norel;
b. althans dat Van Norel gebonden blijft aan de door tussenkomst van haar projectleider [K] (mondeling en/of schriftelijk dan wel per e-mail) gemaakte afspraken, zoals volgt uit de e-mailcorrespondentie en de daarbij gevoegde bijlagen/attachments, nu het aan Van Norel toe te rekenen valt, dat deze [K] als contactpersoon en projectleider c.q. ondergeschikte of werknemer dan wel hulppersoon actief was en blijkbaar bevoegdheden maar ook binnen zijn taakverrichting mogelijkheden had om Van Norel te vertegenwoordigen, een en ander zoals hierna sub 1c, 1d en 1e nader te concretiseren;
c. dat Surtec te goeder trouw was en enerzijds gezien alle feiten en omstandigheden niet nader had hoeven onderzoeken of de handtekening zijdens Van Norel en/of [X] wel daadwerkelijk door die [X] geplaatst was, omdat er ook geen reden voor Surtec bestond om te veronderstellen dat iemand zijdens of namens Van Norel een handtekening zou vervalsen, terwijl anderzijds onder de gegeven omstandigheden van een contracterende partij niet verlangd kan worden dat zij nog nader onderzoekt of zij wel van doen heeft met degene met wie Surtec beoogde te contracteren;
d. dat Van Norel er (in deze omstandigheden) geen beroep op kan doen, dat de bewuste handtekening niet van [X] dan wel van (enige derde c.q. ondergeschikte en/of werknemer en/of hulppersoon en/of orgaan van) Van Norel afkomstig is en/of dat een (nader) deskundigenonderzoek dan wel de uitkomst van het huidige deskundigenonderzoek achterwege kan blijven, omdat zelfs indien er sprake is van een valse handtekening of de handtekening van een (on)bevoegd vertegenwoordiger, Van Norel zich daarop niet kan beroepen en Surtec te goeder trouw wordt beschermd, omdat Van Norel geacht moet worden de bewuste overeenkomst definitief en onvoorwaardelijk met Surtec te zijn aangegaan, althans Van Norel daarvoor verantwoordelijk en/of (risico)aansprakelijk is, zeker nu Van Norel de schade van de bewuste fouten c.q de onrechtmatige daden van haar ondergeschikte kent en erkent, voor welke daaraan verbonden schaden en kosten Van Norel aansprakelijk is;
e. dat projectleider [K] in het kader van de uitvoering van zijn taak, als ondergeschikte, althans werknemer, althans hulppersoon, althans als orgaan van de vennootschap, namens Van Norel (mede) bevoegd was met Surtec de bewuste overeenkomst aan te gaan, althans Van Norel te vertegenwoordigen, althans dat de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt en de mogelijkheid tot dit onrechtmatig handelen door Van Norel (al dan niet binnen de taak) is geboden, zodat Van Norel gebonden is aan de afspraken die deze [K] in het kader van dit project Lemoines met Surtec heeft gemaakt, althans aansprakelijk voor de schaden en kosten daaraan verbonden, met name gezien alle feiten en omstandigheden die daarbij door Surtec zijn aangevoerd, waaronder niet limitatief dat de aan Van Norel toerekenbare (schijn van) vertegenwoordigingsbevoegdheid bestond, de taak en positie van de genoegzaam bekende [K] in dat kader, welke Van Norel mede door het voortduren daarvan heeft bekrachtigd en/of mogelijk gemaakt;
2. zal verklaren voor recht, dat deze overeenkomst niet rechtsgeldig is beëindigd en/of geannuleerd en/of ontbonden door Van Norel, alsook dat een geldige reden of grondslag daartoe zijdens Van Norel ontbreekt;
3. zal verklaren voor recht, dat eenzijdige beëindiging, annulering en/of ontbinding (al dan niet met terugwerkende kracht) van deze overeenkomst, zoals Van Norel stelt, niet mogelijk en/of niet overeengekomen is;
4. zal verklaren voor recht:
a. dat Van Norel PRIMAIR gehouden is tot nakoming van deze overeenkomst, zulks vanwege de door Surtec aangevoerde feiten en omstandigheden en/of gezien de hierboven sub 1, 2 en 3 gevorderde verklaringen voor recht, althans
b. dat Van Norel SUBSIDIAIR ongeacht de handtekening op de overeenkomst en/of ongeacht wie deze namens Van Norel daarop plaatste, gebonden is aan die overeenkomst althans risico-aansprakelijk en dus schadeplichtig is jegens Surtec, althans
c. dat het Van Norel MEER SUBSIDIAIR niet (meer) vrij stond binnen dat project alsnog een andere vloer te realiseren, althans daar geen rüttelvloer meer aan te brengen, althans de onderhandelingen daarover aldus te beëindigen, telkens althans niet zonder schadeplichtig te zijn jegens Surtec;
5. zal verklaren voor recht, dat door toedoen van Van Norel de nakoming c.q. uitvoering van het project op onrechtmatige wijze onmogelijk is gemaakt, zodat Van Norel daarmee ernstig en toerekenbaar tekort is gekomen in de nakoming van haar verplichtingen op basis van deze overeenkomst jegens Surtec, althans Van Norel dan wel haar ondergeschikten en/of werknemers en/of hulppersonen en/of organen onrechtmatig jegens Surtec hebben gehandeld, een en ander zoals hierboven uitgebreid besproken;
6. zal verklaren voor recht, dat Van Norel daarom PRIMAIR EN/OF (MEER) SUBSIDIAIR verplicht is tot vergoeding aan /Surtec van alle schaden, renten en/of kosten, waaronder begrepen het positieve en het negatieve contractsbelang, de gederfde wettelijke handelsrente ex artikel 6:119 a BW, de volledige (buitengerechtelijke en gerechtelijke) incasso/rechtsbijstandkosten, de volledige kosten verbonden aan het conservatoire (bewijs)beslag, waaronder begrepen de ambtelijke en niet-ambtelijke kosten van de betrokken deurwaarder, welke dientengevolge voor Surtec al zijn ontstaan en nog zullen ontstaan, deze schaden, renten en/of kosten via een separate schadestaatprocedure op te maken bij Staat en te vereffenen volgens de Wet;
7. Van Norel zal veroordelen tot betaling van een voorschot ad € 50.000, [zegge: vijftigduizend euro], althans een voorschot als (bedoeld zal zijn:) het hof in goede justitie zal vermenen te behoren;
8. Van Norel zal veroordelen in de volledige proceskosten van deze procedure, waaronder begrepen de beslagkosten verbonden aan de conservatoire (bewijs)beslagen c.a., zoals nader te specificeren bij eiswijziging/akte dan wel bij nader productie, waaronder verder begrepen het honorarium van de advocaat van Surtec in eerste aanleg en het honorarium van de advocaat van Surtec in hoger beroep, alsmede in de nakosten.
2.3
Bij memorie van antwoord heeft Van Norel verweer gevoerd en heeft zij bewijs aangeboden. Zij heeft geconcludeerd dat het hof bij arrest de grieven van Surtec ongegrond zal verklaren en de vorderingen van Surtec als ongegrond en/of onbewezen zal afwijzen, het bestreden vonnis in stand zal laten, met veroordeling van Surtec in de kosten van (bedoeld zal zijn:) het hoger beroep, een bedrag voor de kosten van rechtsbijstand van Van Norel daarin begrepen.
2.4
Daarna heeft Surtec akte een akte genomen, waarna Van Norel een antwoordakte heeft genomen.
2.5
Vervolgens heeft Van Norel de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald, te wijzen op één dossier.
3. De vaststaande feiten
3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten.
3.2
In opdracht van Lemoine Holland B.V. heeft Van Norel een nieuwbouw bedrijfshal gerealiseerd te Vaassen.
3.3
De heer [K] (hierna: [K]) was bij Van Norel in dienst als projectleider voor het werk Lemoine.
3.4
De heer [S] (hierna: [S]) van Surtec is enkele malen op het project Lemoine geweest, waarbij [S] [K] heeft gezien en gesproken over een door Surtec op dat project uit te voeren opdracht. Ook is [S] één of meermalen bij [K] op kantoor (derhalve bij Van Norel) geweest. Bij één van die ontmoetingen heeft [K] aan [S] zijn visitekaartje overhandigd (productie 9 bij memorie van grieven).
3.5
Als bijlage bij een e-mail van 6 juni 2007 heeft [K] aan [S] een aangepaste versie van een (kennelijk: concept-) opdrachtbevestiging gedateerd 22 mei 2007 gezonden, waarin opdracht wordt gegeven tot het uitvoeren van
“het complete vloertegelwerk, e.e.a. geheel volgens Tek. V. Norel d.d. 18-1-07, in hoofdzaak bestaande uit:
- ca. 3850,00 m2 Vloertegelwerk 20x20 recht patroon uit voeren in vierkleuren”
waarna een nadere opsomming en uitwerking van de te leveren materialen en te verrichten werkzaamheden volgt. Achter “Projectomschrijving” in de aanhef van het stuk staat vermeld: “Nieuwbouw bedrijfspand Lemoine te Vaassen”. De aanneemsom bedraagt volgens die aangepaste versie € 371.368,00, te betalen in vijf termijnen van 4 x € 80.000,00 en 1 x €41.368,00.
3.6
Bij e-mail van eveneens 6 juni 2007 heeft [S] aan [K] geschreven:
“Het contract is akkoord op 2 puntjes na.
De 4e betalingstermijn moet 90000,00 zijn in plaats van 80000,00
Kun je achter de termijnen vermelden dat deze bedragen wekelijks worden gefactureerd.
Kun je kijken dat het contract z.s.m. verstuurd wordt.”
3.7
Bij e-mail van 7 juni 2007 heeft [K] aan [S] geschreven:
“Ik pas hem aan en verstuur hem.”
3.8
Bij e-mail van 21 juni 2007 heeft [S] aan [K] geschreven:
“Denk je eraan dat ik vandaag de mail krijg met de schriftelijke opdracht.
Ik heb alles al laten reserveren bij de fabriek naar aanleiding van jullie mondelinge opdracht.
Wij hebben als onderlegger de schriftelijke opdracht nodig.
De fabrieken zitten dadelijk met vakantiesluiting, de definitieve kleuren moeten z.s.m. doorgegeven worden inclusief hoeveelheden.”
3.9
Bij e-mail van 22 juni 2007 heeft [K] aan [S] geschreven:
“Ik heb ze nog niet ik krijg deze vandaag via de architect.”
3.10
Daarop heeft [S] bij e-mail van diezelfde datum aan [K] geschreven:
“Oke,
Stuur je wel alvast de opdracht vandaag.
Dan kan ik ook verder.”
3.11
Bij e-mail van 26 juni 2007 heeft [S] aan [K] geschreven:
“Ik ga donderdag naar de fabriek voor definitief de kleuren vast te leggen.
Anders komen wij dadelijk in de problemen met de levering van de tegels.
Moeten wij week 38 aanhouden als definitieve startdatum?
Kijk je dat ik vandaag de aangepaste opdracht krijg, ook per mail.
Anders kom ik hem morgen wel ophalen.
Laat mij even wat weten svp.”
3.12
Bij e-mail van eveneens 26 juni heeft [K] aan [S] geschreven:
“Nee kan ook nog wel week 40 worden wij moeten zelf aangeven wanneer wij gaan starten.”
3.13
Als bijlage bij een e-mail van 28 juni 2007 heeft [K] aan [S] de hiervoor onder 3.5 genoemde opdrachtbevestiging in aangepaste vorm toegezonden. Daarin is onder meer het volgende opgenomen:
“(…) Hierbij bevestigen wij aan uw bedrijf te hebben opgedragen de hierna omschreven werkzaamheden, voor het uitvoeren voor onze rekening volgens besteknr. 115.10 d.d. 17-05-06.Omschrijving werkzaamheden:Het uitvoeren van het complete vloertegelwerk, e.e.a. geheel volgens Tek. V. Norel d.d. 18-1-07, in hoofdzaak bestaande uit:-ca 3850,00 m² Vloertegelwerk 20x20 recht patroon uit te voeren in vierkleuren.
(…)Aanneemsom voor bovengenoemde werkzaamheden: € 371368,00
(…)
Factuur
De termijnen kunnen worden gedeclareerd aan de hand van de stand van het werk, te weten:
Termijn Bedrag
1e termijn bij aanvang werkzaamheden € 80000,00
2e termijn € 80000,00
3e termijn € 80000,00
4e termijn € 90000,00
5e termijn na oplevering van uw werkzaamheden € 41368,00
(…)
Algemene gegevens werk:
Project: Lemoine Holland b.v.
Uitvoerder: [N]
Projectleider: [K]
(…)”
Het document eindigt met een handtekening. Die handtekening is geplaatst onder de tekst: “Bouwbedrijf Van Norel B.V.” en onder die handtekening staat getypt:
[X]
Adjunct-directeur
Commerciële zaken”
3.14
Later op dezelfde dag, 28 juni 2007, heeft [K] dat stuk tevens in persoon overhandigd aan [S].
3.15
Bij brief van 12 juli 2007 heeft Surtec aan Van Norel geschreven (productie 14 van de zijde van Surtec): “(…) Middels deze brief sturen wij u de getekende opdracht met betrekking tot het werk Lemoine te Emst-Vaassen retour. Zoals ook telefonisch met u besproken op 11 juli 2007, kunnen er in de hal geen 4 maar 3 kleuren. De kleuren die definitief zijn uitgekozen:-lichtgrijs
-donkergrijs
-antraciet
Wij zullen conform afspraak in week 40 beginnen met het tegelwerk. (…)”.
3.16
Bij e-mail van eveneens 12 juli 2007 heeft [K] aan [S] geschreven:
“Hallo [S],
de verhouding is 33,33% dus in drie kleuren uitvoeren.
[K] ”
3.17
Bij brief van 18 juli 2007 heeft Van Norel aan Surtec geschreven:“(…) Naar aanleiding van de op 17 juli 2007 ontvangen opdrachtacceptatie gedateerd 12 juli 2007 betreffende het aanbrengen van tegelwerk voor bovengenoemd werk, delen wij u bij deze schriftelijk mede dat, zoals bij u bekend, deze opdracht en opdrachtacceptatie niet correct is en dat van het opdragen van werkzaamheden dan ook geen sprake is. (…)”
4. De motivering van de beslissing in hoger beroep
4.1
Het hoger beroep richt zich blijkens de dagvaarding in hoger beroep en de memorie van grieven tegen de tussen partijen gewezen vonnissen van 2 juni 2010 en 10 augustus 2011, alsmede tegen de beschikking van 11 augustus 2010.
4.2
In deze procedure vordert Surtec, sterk verkort weergegeven, een verklaring voor recht dat Van Norel gehouden is tot nakoming of schadevergoeding, in verband met een overeenkomst van opdracht die Surtec stelt te hebben gesloten met Van Norel. De rechtbank heeft de vorderingen van Surtec, alsmede het gevorderde voorschot op schadevergoeding, afgewezen. Tegen dit oordeel van de rechtbank richten zich de grieven, die het geschil in volle omvang ter beoordeling aan het hof voorleggen en die zich lenen voor gezamenlijke behandeling.
Totstandkoming overeenkomst
4.3
De eerste vraag die ter beantwoording voorligt is, of tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen, zoals Surtec heeft gesteld, maar Van Norel heeft betwist. Daartoe is naar het oordeel van het hof van belang dat tussen partijen niet (langer) in geschil is, dat de handtekening op het schriftelijk stuk, gedateerd 22 mei 2007, dat Surtec aanduidt als de overeenkomst (o.a. productie 15 bij dagvaarding) niet de handtekening is van de heer [X], Adjunct-directeur commerciële zaken bij Van Norel (hierna: [X]). Surtec betwist niet (meer) dat de handtekening niet afkomstig is van [X] (zie bijvoorbeeld memorie van grieven, onder 37).
4.4
Surtec heeft nog wel aangevoerd dat het niet noodzakelijkerwijs gaat om een valse handtekening, maar dat de handtekening op vorenbedoeld schriftelijk stuk afkomstig kan zijn van een niet nader genoemde andere persoon die bevoegd was namens Van Norel een overeenkomst met Surtec aan te gaan, zodat op die wijze een geldige overeenkomst tot stand is gekomen tussen Surtec en Van Norel. Hiermee miskent Surtec dat onder de handtekening op het schriftelijk stuk van 22 mei 2007 staat: [X] Adjunct-directeur Commerciële zaken. Daarbij is geen gebruik gemaakt van een aanduiding waaruit blijkt dat in opdracht van of namens [X] is ondertekend. Surtec licht niet toe hoe dit zich verhoudt met haar standpunt dat mogelijk een andere vertegenwoordigingsbevoegde persoon uit eigen naam de vennootschap Van Norel kan hebben verbonden. Het hof ziet in hetgeen Surtec naar voren heeft gebracht geen aanleiding af te wijken van de bevindingen van de deskundige in eerste aanleg ter zake, en maakt deze ook tot de zijne: de handtekening onder het schriftelijke stuk gedateerd 22 mei 2007 is naar het oordeel van het hof een nabootsing van de handtekening van [X].
4.5
Wanneer iemand door valselijk de handtekening van een ander te plaatsen iets voor die ander verklaart, kan deze ander zich in het algemeen tegen degene tot wie de verklaring is gericht, erop beroepen dat de handtekening en daarmee de verklaring niet van hem afkomstig is, ook wanneer degene tot wie de verklaring was gericht, heeft aangenomen en redelijkerwijs mocht aannemen dat de handtekening echt was. Dit kan echter anders zijn onder bijzondere omstandigheden van dien aard, dat zij tot de slotsom nopen dat aan degene wiens handtekening is vervalst valt toe te rekenen dat de wederpartij de handtekening voor echt heeft gehouden en redelijkerwijze mocht houden. (Hoge Raad 7 februari 1992, ECLI:NL:HR:1992:ZC0498).
4.6
Surtec heeft aangevoerd dat Van Norel [K] als projectleider heeft aangesteld en dat Surtec erop mocht vertrouwen dat [K] haar namens Van Norel in het kader van project Lemoine benaderde. Het valt, zo stelt Surtec, Van Norel als werkgeefster toe te rekenen dat [K] heeft gehandeld zoals hij deed. Van Norel heeft [K] als projectleider volledig de vrije hand gelaten zonder hem te controleren. Surtec heeft voorts aangevoerd dat Van Norel de onbetrouwbaarheid van [K] kende of behoorde te kennen, nu [K] ook in een andere kwestie ten onrechte had gepretendeerd namens Van Norel een order bij een derde te plaatsen. Daarnaast heeft Surtec erop gewezen dat Van Norel uit hoofde van artikel 6:170 lid 1 BW als werkgever aansprakelijk is voor schade die is veroorzaakt door een fout van de werknemer bij de uitoefening van diens werkzaamheden.
4.7
Van Norel heeft gesteld dat Surtec redenen had om te twijfelen aan de echtheid van de handtekening en aan het bestaan van een overeenkomst. Van gerechtvaardigd vertrouwen van Surtec als bedoeld in artikel 3:35 BW was volgens Van Norel derhalve geen sprake. Zo heeft zij erop gewezen dat het in de branche gebruikelijk is dat vooraf aan meerdere onderaannemers wordt gevraagd op basis van door de opdrachtgever te verstrekken gegevens (in de vorm van een bestek en tekeningen) offerte uit te brengen. Dat is in casu niet gebeurd. Voorts bevat het document van 22 mei 2007 haars inziens niet de essentialia van de overeenkomst, omdat daarin wordt verwezen naar een niet-bestaand bestek en een niet bestaande tekening, omdat het genoemde te betegelen oppervlak niet overeenkomt met de locatie die volgens Surtec diende te worden betegeld, omdat specificaties ontbreken ten aanzien van de tegels, mortel, kleur en kit en omdat de totale aanneemsom op geen enkele wijze wordt onderbouwd. Daarnaast is volgens Van Norel de door Surtec geschetste gang van zaken omtrent het overhandigen van de definitieve overeenkomst vreemd en ongeloofwaardig. Voorts spreekt volgens Van Norel het feit dat er reeds op 20 december 2006 een afgewerkte vloer op het project was gelegd tegen, dat zijdens Van Norel en/of haar opdrachtgever is gesproken over – laat staan onderhandeld over – het leggen van een tegelvloer. Dit zou, zo stelt Van Norel, immers volstrekt overbodig en onzinnig zijn. Surtec had, gezien de ongebruikelijke gang van zaken, ter zake niet mogen vertrouwen op de contacten met één persoon – [K] – maar had Van Norel om opheldering dienen te vragen. Nu zij dat niet heeft gedaan, dienen de consequenties voor haar rekening te blijven, aldus nog steeds Van Norel.
4.8
Het hof volgt Van Norel niet in het standpunt dat aan de zijde van Surtec gerechtvaardigd vertrouwen heeft ontbroken met betrekking tot de echtheid van de handtekening. De in dit verband door Van Norel aangevoerde omstandigheden (zoals hiervoor onder 4.7 samengevat weergegeven) heeft Surtec gemotiveerd betwist en weerlegd. Surtec heeft betwist dat de gang van zaken voorafgaand aan de overhandiging en toezending door [K] van de schriftelijke overeenkomst in de branche ongebruikelijk is. Surtec stelt dat zij op basis van hetgeen in de overeenkomst werd vastgelegd over voldoende gegevens beschikte om aan haar contractuele verplichtingen te kunnen voldoen. Het hof is van oordeel dat eventuele specificaties omtrent te gebruiken hulpmiddelen (mortel en kit) gaandeweg kunnen worden bepaald en aldus niet tot de essentialia van de overeenkomst behoren. De kleurkeuze werd bij e-mailbericht van 12 juli 2007 (productie 20 bij inleidende dagvaarding) definitief doorgegeven. Van Norel heeft wel gesteld dat, maar niet toegelicht waarom, Surtec op basis van de in de overeenkomst genoemde specificaties over onvoldoende informatie beschikte, terwijl Surtec dit gemotiveerd heeft betwist. Het feit dat reeds in december 2006 ter plaatse een afgewerkte vloer was gelegd behoefde naar het oordeel van het hof voor Surtec op zichzelf geen reden te zijn om te twijfelen aan de wens van Van Norel, althans haar opdrachtgever, een rüttelvloer te laten leggen, temeer niet nu Van Norel onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat dat niet lastig of onmogelijk was op de aanwezige ondergrond. Dat het voor dagelijks gebruik van de vloer niet nodig was nog een nadere afwerking aan te brengen doet daaraan niet af omdat, zo stelt Surtec, er best redenen denkbaar waren (bijvoorbeeld in verband met specifieke belastbaarheid en/of functionaliteit) waarom de opdrachtgever er alsnog voor wilde kiezen een rüttelvloer te laten leggen, hetgeen Van Norel niet (gemotiveerd) heeft betwist. Van Norel heeft haar standpunt, dat gerechtvaardigd vertrouwen met betrekking tot de echtheid van de handtekening bij Surtec heeft ontbroken, dan ook onvoldoende onderbouwd.
4.9
Naar het oordeel van het hof is sprake van bijzondere omstandigheden van dien aard, dat zij tot de slotsom nopen dat aan Van Norel valt toe te rekenen dat Surtec de handtekening onder de overeenkomst van 22 mei 2007 voor echt heeft gehouden en redelijkerwijze mocht houden, één en ander als bedoeld in het hiervoor onder 4.5 aangehaalde arrest van de Hoge Raad. Voor dit oordeel zijn de bepalingen 6:170 BW en 3:35 en 3:61 lid 2 BW en de daaraan ten grondslag liggende beginselen van belang. In het onderhavige geval heeft [K], een werknemer van Van Norel, vanaf zijn werkplek een gescande, ondertekende schriftelijke overeenkomst per e-mail aan Surtec verstuurd. Kort daarna heeft [K] een ‘hard copy’ van dat stuk aan [S] overhandigd. In deze overeenkomst is een opdracht van Van Norel aan Surtec neergelegd en uitgewerkt die geheel aansluit bij het onderhandelingsresultaat dat [K] met Surtec tot op dat moment had bereikt (zoals blijkt uit de e-mailwisseling tussen [K] en [S] van 6, 7, 21, 22 en 26 juni 2007, productie 3 tot en met 9 bij inleidende dagvaarding, zie ook hiervoor onder 3.5 tot en met 3.12), terwijl de naam onder de schriftelijke overeenkomst die van de vertegenwoordigingsbevoegde persoon bij Van Norel is, en de handtekening een nabootsing is van de handtekening van die persoon. Onder deze omstandigheden is niet beslissend of Van Norel op de hoogte was van de eventuele onbetrouwbaarheid van [K], nu die onbetrouwbaarheid naar het oordeel van het hof in de relatie met Surtec voor risico van Van Norel komt. Derhalve is niet relevant of Van Norel ten tijde van het contact tussen [K] en [S] op de hoogte was van de Synwood-problematiek. Ook indien [K] niet zelf de handtekening van [X] zou hebben vervalst, komt de hiervoor geschetste gang van zaken voor risico van Van Norel.
4.10
Gelet op het voorgaande ligt voor toewijzing gereed de gevraagde verklaring voor recht (hiervoor onder 2.2 sub 1a) dat er sprake is van een geldige aannemingsovereenkomst tussen partijen c.q. een overeenkomst van opdracht zijdens Van Norel aan Surtec, zoals volgt uit de door beide partijen getekende overeenkomst c.a., een en ander in samenhang met de daaraan voorafgaande, daarbij begeleidende en daarna volgende e-mails tussen [K] en [S] als contactpersonen van Surtec en Van Norel. Surtec heeft onvoldoende onderbouwd waarin – gelet op de toewijzing van de hiervoor genoemde verklaring voor recht – de betekenis en haar belang is gelegen bij de overige gevorderde verklaringen voor recht (sub 1 b tot en met e). Het hof zal die dan ook afwijzen.
Is de overeenkomst geëindigd?
4.11
Gelet op de gevraagde verklaring voor recht zoals hiervoor onder 2.2 sub 2 weergegeven, is vervolgens van belang of de overeenkomst op enige wijze rechtsgeldig is opgezegd, ontbonden of anderszins geëindigd en zo ja, wat daarvan het gevolg is geweest.
4.12
Van Norel heeft zich in dit verband beroepen op de brief d.d. 18 juli 2007 (zie hiervoor onder 3.17) waarin Surtec te kennen was gegeven dat de gegeven opdrachtacceptatie niet correct was en dat van het opdragen van werkzaamheden geen sprake was geweest. Surtec stelt zich primair op het standpunt dat deze brief niet het rechtsgeldige einde van de overeenkomst tot gevolg kon hebben, subsidiair dat Van Norel schadeplichtig is door deze opzegging.
4.13
Het hof overweegt als volgt. De overeenkomst tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk als bedoeld in artikel 7:750 BW. Ingevolge artikel 7:764 BW is de opdrachtgever te allen tijde bevoegd de overeenkomst geheel of gedeeltelijk op te zeggen. In dat geval zal hij de voor het gehele werk geldende prijs moeten betalen, verminderd met de besparingen die voor de aannemer uit de opzegging voortvloeien. Het hof is voorshands van oordeel dat Van Norel met de brief van 18 juli 2007, door Surtec per fax ontvangen, moet worden geacht de overeenkomst te hebben opgezegd als bedoeld in het hiervoor genoemde wetsartikel.
4.14
Het hof constateert dat het partijdebat zich nog onvoldoende heeft ontwikkeld om tot een oordeel te kunnen komen omtrent de financiële gevolgen van deze opzegging. Het hof zal partijen daarom, te beginnen met Surtec, in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de gevolgen van de tussentijdse opzegging door Van Norel van de overeenkomst met Surtec, in het bijzonder wat betreft de vergoeding als bedoeld in lid 2 van artikel 7:764 BW.
5. Slotsom
5.1
Het hof zal Surtec in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten over het bedrag dat Van Norel aan Surtec verschuldigd is uit hoofde van artikel 7:764 lid 2. Van Norel mag vervolgens bij antwoordakte op de inhoud van die akte reageren.
5.2
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
6. De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 3 december 2013 voor het nemen van de hiervoor onder 5.1 bedoelde akte;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, B.J. Lenselink en H.M. Wattendorff en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 5 november 2013.