Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/5.2.2.3:5.2.2.3 Schadevergoeding
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/5.2.2.3
5.2.2.3 Schadevergoeding
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS508452:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Vgl. SNIJDERS, KLAASSEN & MEIJER, no. 121 en VAN DER WIEL (diss.), no. 5.5.2.
REDFERN & HUNTER, 1.54.
Alleen al de formulering van art. 1040 lid 2 Rv terzake - die ziet op de wederpartij die in gebreke blijft - noopt daartoe volgens mij; vgl. ook SANDERS, Het Nederlandse arbitragerecht, blz. 105, Burg. Rv. (SNIJDERS), art. 1040, aant. 2, Arbitragerecht (VAN DELDEN), 6.11.1 en YNZONIDES (diss.), blz. 255.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Evenals bij de vordering tot nakoming van een arbitrageovereenkomst, doet zich de vraag voor of een vordering tot betaling van schadevergoeding wegens niet-nakoming van de overeenkomst tot arbitrage, i.e. het niet-verschijnen van de wederpartij in het arbitraal geding, überhaupt wel nodig of zelfs mogelijk is. Niet-nakoming van de overeenkomst tot arbitrage zal zich voordoen (i) als een partij een geschil, ondanks een geldige overeenkomst tot arbitrage, aan de gewone rechter voorlegt of (ii) als een partij, ondanks een geldige overeenkomst tot arbitrage, niet verschijnt in het arbitraal geding.
(i) Indien een partij de zaak, ondanks het bestaan van een geldige arbitrageovereenkomst, aanbrengt bij de gewone rechter, dan zal de rechter zich bij een tijdig beroep op de overeenkomst onbevoegd verklaren (art. 1022 lid 1 Rv). Gewoonlijk zal de eiser dan in de kosten van het geding worden veroordeeld. Opgemerkt zij dat die kostenveroordeling gezien het daarvoor geldende liquidatietarief slechts een gedeelte van de werkelijke kosten van de gedaagde betreft. Gaan wij uit van de uit de arbitrageovereenkomst voortvloeiende verplichting de zaak aan arbitrage te onderwerpen, dan heeft gedaagde wegens de wanprestatie van eiser strikt genomen recht op algehele schadevergoeding. Niettemin meen ik dat de desbetreffende partij naast de kostenveroordeling volgens het liquidatietarief geen recht heeft op aanvulling van de schade tot het werkelijk bedrag (vgl. art. 241 Rv jo. art. 237 Rv jo. art. 6:96 lid 2 BW). Slechts in buitengewone omstandigheden, zoals bij misbruik van procesrecht of onrechtmatige daad, zal een volledige kostenveroordeling kunnen worden opgenomen.1 Zulks zal zich niet spoedig voordoen. Ik wijs erop dat niet is uitgesloten dat een eiser die een geschil, ondanks een geldige overeenkomst tot arbitrage, aan de gewone rechter voorlegt oprecht kan menen dat de gedaagde zich niet op de overeenkomst tot arbitrage zal beroepen.
(h) Indien een partij, ondanks een geldige overeenkomst tot arbitrage, niet verschijnt in een arbitraal geding lijdt de wederpartij geen schade. Het scheidsgerecht kan immers gewoon vonnis wijzen en dit vonnis komt in beginsel voor tenuitvoerlegging in aanmerking (zie art. 1040 leden 2 en 3 Rv).
Ik zie al met al geen redenen tot betaling van schadevergoeding wegens niet-nakoming van de arbitrageovereenkomst op de grond dat de wederpartij de zaak niet aan arbitrage heeft willen onderwerpen. Hierbij laat ik nog buiten beschouwing dat het in het algemeen niet gemakkelijk zal zijn de omvang van de schade te bepalen.2
Overigens dient men zich te realiseren dat een actie tot schadevergoeding in het algemeen eerst mogelijk is als de wederpartij in verzuim is en daartoe is veelal eerst ingebrekestelling noodzakelijk (art. 6:74 lid 2 BW en art. 6:81 BW).
Als bij de niet-nakoming van een overeenkomst tot arbitrage al een actie tot schadevergoeding mogelijk of wenselijk is, dan is de vraag hoe de zojuist genoemde regeling inzake verzuim en ingebrekestelling zich op dit punt laat toepassen.
Indien een partij die het geschil, ondanks een geldige overeenkomst tot arbitrage, aan de gewone rechter voorlegt, zal de ingebrekestelling mijns inziens niet nodig zijn (art. 6:74 lid 2 BW).
Indien een partij niet verschijnt in het arbitraal geding, zal mijns inziens wel een ingebrekestelling nodig zijn. Op grond van art. 1040 lid 2 Rv moet de wederpartij behoorlijk in de gelegenheid worden gesteld tot indiening of toelichting van de eis. De bepaling wordt, mijns inziens terecht, aldus uitgelegd dat de wederpartij die de genoemde kans voorbij laat gaan, nog eens moet worden uitgenodigd tot indiening of toelichting van de eis.3 Mijns inziens mag niet worden aangenomen dat de wederpartij met de genoemde (tweede) uitnodiging in gebreke wordt gesteld als bedoeld in art. 6:81 BW, dit omdat de uitnodiging veelal van het scheidsgerecht zal uitgaan en niet van de partij die het arbitraal geding aanhangig heeft gemaakt. Als de uitnodiging wel van die partij uitgaat, zal daaruit moeten blijken dat het niet alleen om de verschijning in het arbitraal geding gaat, doch ook om de nakoming van de uit de overeenkomst tot arbitrage voortvloeiende verplichting tot medewerking aan het arbitraal geding.
De praktijk laat zien dat soms ook schadevergoeding wordt gevorderd als een arbitraal vonnis is vernietigd op de grond dat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt (art. 1065 lid 1 (a) en (e) Rv).4 Bij vernietiging op laatstgenoemde grond zal de actie tot betaling van schadevergoeding juist niet op overeenkomst (de overeenkomst tot arbitrage) kunnen berusten als het arbitraal vonnis is vernietigd op de grond dat een arbitrageovereenkomst ontbreekt. De vordering zal dan veelal worden gegrond op onrechtmatige daad.
Zie voor 12.2 voor resterende acties die uit hoofde van de overeenkomst tot arbitrage mogelijk zijn (als bijvoorbeeld een vordering strekkende tot een verklaring van recht en gebods- en verbodsacties).