Verordening (EU) Nr. 1174/2011 betreffende handhavingsmaatregelen voor de correctie van buitensporige macro-economische onevenwichtigheden in het eurogebied
Artikel 3 Sancties
Geldend
Geldend vanaf 13-12-2011
- Bronpublicatie:
16-11-2011, PbEU 2011, L 306 (uitgifte: 23-11-2011, regelingnummer: 1174/2011)
- Inwerkingtreding
13-12-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-11-2011, PbEU 2011, L 306 (uitgifte: 23-11-2011, regelingnummer: 1174/2011)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Overheidsfinanciën / Begroting
1.
Een rentedragend deposito wordt bij besluit van de Raad opgelegd, waarbij de Raad handelt op grond van een aanbeveling van de Commissie, als de Raad overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 een besluit betreffende corrigerende maatregelen heeft vastgesteld en de Raad concludeert dat de betrokken lidstaat de door de Raad aanbevolen corrigerende maatregelen niet heeft genomen.
2.
Een jaarlijkse boete wordt bij besluit van de Raad opgelegd, waarbij de Raad handelt op basis van een aanbeveling van de Commissie, indien:
- a)
binnen dezelfde onevenwichtighedenprocedure twee opeenvolgende aanbevelingen van de Raad worden vastgesteld overeenkomstig artikel 8, lid 3, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 en de Raad oordeelt dat het door de lidstaat ingediende actieplan met corrigerende maatregelen niet volstaat; of
- b)
binnen dezelfde onevenwichtighedenprocedure overeenkomstig artikel 10, lid 4, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 twee opeenvolgende besluiten van de Raad worden vastgesteld, waarin wordt vastgesteld dat sprake is van niet-naleving. In dit geval wordt de jaarlijkse boete opgelegd door omzetting van het rentedragende deposito in een jaarlijkse boete.
3.
De besluiten zoals bedoeld in de leden 1 en 2 worden geacht door de Raad te zijn aangenomen tenzij de Raad, binnen tien dagen na de aanneming van de aanbeveling door de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid besluit de aanbeveling te verwerpen. De Raad kan met gekwalificeerde meerderheid besluiten de aanbeveling te wijzigen.
4.
De Commissie brengt haar aanbeveling voor een besluit van de Raad uit binnen twintig dagen nadat de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden vervuld zijn.
5.
Het rentedragende deposito of de jaarlijkse boete, aanbevolen door de Commissie, bedraagt 0,1 % van het bbp van de betrokken lidstaat in het voorgaande jaar.
6.
In afwijking van lid 5 kan de Commissie op grond van uitzonderlijke economische omstandigheden of op een met redenen omkleed verzoek van de betrokken lidstaat dat binnen tien dagen nadat aan de in de leden 1 en 2 bedoelde voorwaarden is voldaan aan de Commissie wordt gericht, voorstellen het bedrag van het rentedragende deposito te verminderen of op te heffen.
7.
Als een lidstaat voor een bepaald kalenderjaar een rentedragend deposito heeft vastgezet of een jaarlijkse boete heeft betaald en de Raad daarna overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1176/2011 concludeert dat de lidstaat de aanbevolen corrigerende maatregelen in de loop van dat jaar genomen heeft, wordt de voor dat jaar vastgezette deposito, samen met de opgebouwde rente, of de voor dat jaar betaalde boete aan de lidstaat pro rata temporis terugbetaald.