NJF 2005, 130
Familierecht. Samenwoners, die gedurende de samenwoning hebben gehandeld als in gemeenschap van goederen gehuwden en in hun testamenten hebben blijk gegeven van een verzorgingsplicht jegens elkaar, dienen bij het einde van hun samenwoning met elkaar af te rekenen alsof zij in gemeenschap waren gehuwd.
Rb. Rotterdam (vzr.) 14-12-2004, ECLI:NL:RBROT:2004:AT3811
- Instantie
Rechtbank Rotterdam (Voorzieningenrechter)
- Datum
14 december 2004
- Magistraten
Mr. C. de Groot
- Zaaknummer
224263/KG04-905
- LJN
AT3811
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht / Relatievermogensrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBROT:2004:AT3811, Uitspraak, Rechtbank Rotterdam (Voorzieningenrechter), 14‑12‑2004
- Wetingang
BW art. 1:93
Essentie
Familierecht. Samenwoners, die bij aanvang van de samenwoning geen van beide enig vermogen bezaten, geen afspraken hebben gemaakt omtrent hun financiële huishouding, gedurende de samenwoning hebben gehandeld op een wijze die op één lijn is te stellen met in gemeenschap van goederen gehuwden en in hun testamenten hebben blijk gegeven van een verzorgingsplicht jegens elkaar, dienen bij het einde van hun samenwoning met elkaar af te rekenen alsof zij in gemeenschap waren gehuwd. Tot het te verrekenen vermogen behoort ook de waarde van de tijdens de samenwoning op naam van de man verkregen woning.
Partij(en)
De man, te ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.