Einde inhoudsopgave
RvdW 2017/1077
Met de uitoefening van het beroep van advocaat wordt niet een van het openbaar gezag deel uitmakend ‘ambt’ bekleed conform art. 196 Sr.
HR 19-09-2017, ECLI:NL:HR:2017:2415
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
19 september 2017
- Magistraten
Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, M.J. Borgers
- Zaaknummer
16/01909
- Conclusie
A-G mr. A.J. Machielse
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2017:2415, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 19‑09‑2017
ECLI:NL:PHR:2017:853, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑06‑2017
Beroepschrift, Hoge Raad, 13‑07‑2016
- Wetingang
Art. 196 Sr
Essentie
Met de uitoefening van het beroep van advocaat wordt niet een van het openbaar gezag deel uitmakend ‘ambt’ bekleed conform art. 196 Sr.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 10 februari 2016, nummer 21/003240-14, in de strafzaak tegen: K., adv.: mr. Th.J. Kelder, te 's-Gravenhage.
Voorgaande uitspraak
Cassatiemiddel:
Middel I
1.
Het recht is geschonden en/of naleving is verzuimd van op straffe van nietigheid in acht te nemen vormvoorschriften, doordat het Hof ten onrechte, althans op onjuiste, onbegrijpelijke en/of ontoereikende gronden heeft geoordeeld ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.