Vgl. HR 11 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1298, r.o. 2.3.
HR, 08-11-2022, nr. 21/02164
ECLI:NL:HR:2022:1586
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
08-11-2022
- Zaaknummer
21/02164
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1586, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑11‑2022; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:844
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2021:1741
ECLI:NL:PHR:2022:844, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 20‑09‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1586
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑08‑2021
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2022-0226
Uitspraak 08‑11‑2022
Inhoudsindicatie
Diefstal met geweld, art. 312.1 Sr. Onttrekking aan het verkeer van hennep en mes, art. 36d Sr. 1. Is ongecontroleerd bezit van hennep en mes in strijd met wet? 2. Onvolkomenheid bij beëdiging van een of meer raadsheren van hof ’s-Hertogenbosch die uitspraak hebben gewezen, art. 5.2 en 6.2 wet RO. Ad 1. Hof heeft inbeslaggenomen mes niet aan het verkeer onttrokken o.g.v. art. 36c Sr maar o.g.v. art. 36d Sr en heeft in dat verband geoordeeld dat inbeslaggenomen mes van zodanige aard is dat ongecontroleerd bezit daarvan in strijd is met wet. Dat oordeel is echter zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Bovendien heeft hof geen vaststellingen gedaan over vraag of dat mes kan dienen tot begaan of voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot belemmering van opsporing daarvan. Zulke vaststellingen ontbreken ook over eveneens o.g.v. art. 36d Sr aan het verkeer onttrokken hennep. Ad 2. Gelet op HR:2022:1438 behoeft dat geen verdere bespreking. Volgt (partiële) vernietiging wat betreft beslissing tot onttrekking aan het verkeer van inbeslaggenomen voorwerpen (zonder terugwijzing). CAG: anders t.a.v. onttrekking aan het verkeer van hennep. Samenhang met 21/02163.
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02164
Datum 8 november 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 6 mei 2021, nummer 20-000138-20, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadslieden hebben – na het verstrijken van de in artikel 437 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde termijn – bij aanvullende schriftuur nog aan de orde gesteld dat bij de beëdiging van één of meerdere raadsheren die de bestreden uitspraak hebben gewezen, zich een onvolkomenheid heeft voorgedaan. Gelet op het arrest dat de Hoge Raad op 21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1438, heeft gewezen, behoeft dat geen verdere bespreking.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing over de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
2.1
Het cassatiemiddel klaagt over de beslissing van het hof dat inbeslaggenomen hennep en een inbeslaggenomen mes aan het verkeer onttrokken worden verklaard.
2.2.1
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“hij op 25 september 2019 te Breda een telefoon (iPhone), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [betrokkene 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, immers heeft hij, verdachte, die [betrokkene 2] bij de pols gepakt en vervolgens die telefoon uit de handen van die [betrokkene 2] getrokken.”
2.2.2
Over de onttrekking aan het verkeer heeft het hof het volgende overwogen:
“De hierna in het dictum te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn aangetroffen, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikelen 36b, 36d (...) van het Wetboek van Strafrecht
(...)
BESLISSING
Het hof:
(...)
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 1 STK Hennep; G2098002;
2. 1 STK Mes.”
2.3
De volgende bepalingen zijn van belang:
- artikel 36c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr):
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:
1°. die geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het feit zijn verkregen;
2°. met betrekking tot welke het feit is begaan;
3°. met behulp van welke het feit is begaan of voorbereid;
4°. met behulp van welke de opsporing van het feit is belemmerd;
5°. die tot het begaan van het feit zijn vervaardigd of bestemd;
een en ander voor zover zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.”
- artikel 36d Sr:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
2.4
Het hof heeft het inbeslaggenomen mes niet aan het verkeer onttrokken op grond van artikel 36c Sr, maar op grond van artikel 36d Sr en heeft in dat verband geoordeeld dat het inbeslaggenomen mes van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Dat oordeel is echter zonder nadere motivering niet begrijpelijk. Bovendien heeft het hof geen vaststellingen gedaan over de vraag of dat mes kan dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan. Zulke vaststellingen ontbreken ook over de eveneens op grond van artikel 36d Sr aan het verkeer onttrokken hennep.
2.5
Het cassatiemiddel slaagt.
3. Beslissing
De Hoge Raad:
- vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen;
- verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en M. Kuijer, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 november 2022.
Conclusie 20‑09‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Onttrekking aan verkeer. Art. 36d Sr. Slagende klacht over ontoereikend gemotiveerd oordeel dat inbeslaggenomen mes van zodanige aard is dat ongecontroleerde bezit in strijd is met de wet. Falende klacht over onjuiste beëdigingen gerechtshof 's-Hertogenbosch. Conclusie strekt tot partiële vernietiging en terugwijzing. Samenhang met 21/02163 (niet gepubliceerd).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/02164
Zitting 20 september 2022
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971,
hierna: de verdachte.
Inleiding
De verdachte is bij arrest van 6 mei 2021 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch wegens “diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken” veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft het hof de onttrekking aan het verkeer bevolen van twee inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen.
Er bestaat samenhang met de zaak 21/02163. In die zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur één middel van cassatie voorgesteld. Vervolgens is bij aanvullende schriftuur nog een aanvullend middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
4. Het middel is gericht tegen de motivering van de strafoplegging. Het bevat de klacht dat het oordeel van het hof, inhoudende dat het ongecontroleerde bezit van hennep en een mes in strijd is met de wet, onjuist en/of onbegrijpelijk is. Ten aanzien van de hennep wordt aangevoerd dat uit het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg volgt dat de hennep slechts hennepgruis was en dat niet is gebleken dat het meer was dan 30 gram. Ten aanzien van het mes wordt aangevoerd dat ieder huishouden in Nederland beschikt over één of meer messen, terwijl uit het verhandelde ter terechtzitting niet blijkt of het mes als een verboden mes in de zin van de Wet wapens en munitie (hierna: WWM) kan worden aangemerkt.
5. Het hof heeft ten aanzien van het beslag het volgende overwogen:
“De hierna in het dictum te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn aangetroffen, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.”
6. Het dictum van het bestreden arrest houdt het volgende in:
“Het hof:
[…]
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. 1 STK Hennep; G2098002;2. 1 STK Mes.”
8. Art. 36b, eerste lid, aanhef en onder 1°, Sr luidt:
“Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
1° bij de rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld”.
9. Art. 36d Sr luidt:
“Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.”
10. Ik begin met de klacht over de motivering van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van de hennep. Het oordeel van het hof dat de inbeslaggenomen hennep van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, is volgens de stellers van het middel onjuist en/of onbegrijpelijk omdat een nadere vaststelling ontbreekt omtrent de hoeveelheid hennep. Aangevoerd wordt dat uit het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg volgt dat het slechts hennepgruis was en dat niet is gebleken dat het meer was dan 30 gram.
11. Op grond van art. 3, aanhef en onder C, Opiumwet is het verboden een middel dat is vermeld op lijst II van de Opiumwet aanwezig te hebben. Op lijst II staat elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden. Hennepgruis en hoeveelheden van minder dan 30 gram worden daarbij niet uitgesloten. Daarmee faalt de klacht.
12. Dan de klacht over de motivering van de beslissing tot onttrekking aan het verkeer van het mes. Het oordeel van het hof dat het inbeslaggenomen mes van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet, is volgens de stellers van het middel onjuist en/of onbegrijpelijk omdat een nadere vaststelling ontbreekt omtrent de aard en lengte van het mes. Aangevoerd wordt dat ieder huishouden in Nederland beschikt over één of meer messen en dat niet is vastgesteld dat het mes verboden is volgens de WWM.
13. Zonder nadere motivering, die in het bestreden arrest ontbreekt, is het oordeel van het hof dat het inbeslaggenomen mes van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet inderdaad niet begrijpelijk.1.Het middel slaagt in zoverre.
Het aanvullende middel
14. Het middel bevat de klacht dat het arrest is gewezen door één of meer raadsheren die onjuist is of zijn beëdigd, zodat het arrest nietig dient te worden verklaard en de zaak naar het hof dient te worden teruggewezen.
15. Het middel faalt op de gronden als vermeld in de vordering tot cassatie in het belang der wet van de procureur-generaal van 13 september 2022 over onvolkomenheden bij de beëdiging van raadsheren(-plaatsvervangers) in het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.2.
Slotsom
16. Het middel slaagt ten dele en het aanvullende middel faalt.
17. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
18. Deze conclusie strekt tot vernietiging van de uitspraak van het hof, maar uitsluitend wat betreft de beslissing over de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen mes, tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof ’s-Hertogenbosch, opdat de zaak ten aanzien daarvan opnieuw wordt berecht en afgedaan, en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 20‑09‑2022
Beroepschrift 10‑08‑2021
Aan de Hoge Raad der Nederlanden
te Den Haag
Betekening aanzegging: 21 juli 2021
Cassatieschriftuur
inzake:
[verdachte]
wonende te [woonplaats],
verdachte,
advocaten: R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker
dossiernummer: D20210198
Edelhoogachtbare Heren, Vrouwen:
Inleiding
Ondergetekenden, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte], ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch d.d. 6 mei 2021, en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting(en) zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden. Het hof het hof beslissingen genomen ten aanzien van inbeslaggenomen voorwerpen.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie hebben ondergetekenden de eer voor te dragen:
Middel I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de art. 36d Sr alsmede 359 en 415 Sv, en wel om het navolgende:
In het arrest heeft het hof verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, in die zin dat verdachte de pols van aangeefster heeft vasthouden en een iPhone uit de hand van aangeefster heeft getrokken.
In het arrest heeft het hof twee voorwerpen, namelijk hennep en een mes, onttrokken aan het verkeer. Het hof heeft blijkens de overweging in het arrest en gelet op de toegepaste wettelijke artikelen artikel 36d Sr toegepast. Het hof heeft daarbij overwogen dat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Dit oordeel is bij gebreke aan een nadere vaststelling omtrent de aard en lengte van het mes en/of hoeveelheid hennep onjuist en/of onbegrijpelijk. Zo volgt uit het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg dat het hennep slechts hennepgruis was, terwijl daaruit niet blijkt dat dit meer was dan 30 gram. Ten aanzien van het mes heeft te gelden dat zo'n beetje ieder huishouden in Nederland beschikt over één over meer messen, terwijl uit het verhandelde ter zitting niet blijkt of het mes als een verboden mes in de zin van de WWM kan worden aangemerkt. Uit het vonnis in eerste aanleg volgt dat dit kennelijk niet het geval is geweest nu de politierechter het mes niet aan het verkeer heeft onttrokken, maar verbeurd heeft verklaard en er kennelijk ten onrechte van uit is gegaan dat het mes bij het bewezenverklaarde feit is gebruikt.
Gelet op het voorgaande is de strafoplegging onvoldoende met redenen omkleed, zodat de zaak ten aanzien van de (gehele) strafoplegging moet worden teruggewezen.
Toelichting
1.1
In het proces-verbaal van de terechtzitting in eerste aanleg d.d. 20 januari 2020 is onder meer gerelateerd:
‘De officier van justitie houdt haar requisitoir en voert aan:
()
Ten aanzien van het beslag vorder ik de onttrekking aan het verkeer van de hennepgruis en het mes.
()
De politierechter sluit het onderzoek en doet meteen mondeling uitspraak.
()
aantekening van het mondeling vonnis d.d. 20 januari 2020
()
6. Het beslag
6.1. De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
De voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
6.2. De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
()
- —
verklaart aan het verkeer onttrokken de volgende voorwerpen:
1 STK Hennep; G2098002;
- —
verklaart verbeurd het volgende voorwerp:
1 STK Mes.’
1.2
In het arrest heeft het hof bewezen verklaard dat:
‘hij op 25 september 2019 te Breda een telefoon (iPhone), die aan een ander toebehoorde, te weten aan [betrokkene 1], heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [betrokkene 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, immers heeft hij, verdachte, die [betrokkene 2] bij de pols gepakt en vervolgens die telefoon uit de handen van die [betrokkene 2] getrokken’
1.3
Als bewijsmiddelen heeft het hof onder meer gebruikt:
- ‘1.
Het proces-verbaal van aangifte, d.d. 26 september 2019 (pg. 5 t/m 8 en bijlage goederen pg. 9), met proces-verbaalnummer PL2000-2019230544-1, voor zover inhoudende als verklaring van aangeefster [betrokkene 2] namens [betrokkene 1]:
Ik ben namens het slachtoffer gerechtigd tot het doen van aangifte.
Op 25 september 2019 omstreeks 20:00 uur zijn [betrokkene 3] en ik naar de Spar aan de Willemstraat te Breda gereden. Ik zat als bijrijder in de auto. Ik speelde muziek af via mijn nieuwe mobiele telefoon die ik in mijn handen vasthield. Ik had deze iPhone 6 te leen van [betrokkene 1]. Tijdens het muziek afspelen hoorde ik dat iemand rechtsachter het portier probeerde te openen. Vervolgens was diezelfde man ineens plotseling bij mij en stond naast het geopende portierraam.
Terwijl ik mijn mobiele telefoon in mijn rechterhand had, greep hij mijn rechterpols erg hard vast. Hij kneep zo hard in mijn polsen dat ik pijn voelde. Ik had mijn mobiele telefoon stevig vast. Ik liet deze niet los. Hij hield ook mijn telefoon vast.
Hij trok aan mijn arm en ik probeerde terug te trekken. Toen mijn hand bij het geopende raam was, trok de man mijn telefoon uit mijn hand. Ik zag dat de man vervolgens hard wegrende en op zijn fiets stapte die volgens mij tegen de muur naast de Spar stond. Ik zag dat de man via het trottoir wegfietste richting het park.
Ik voel nog steeds een beetje een branderig gevoel bij mijn rechterpols. Ik zie enkele rode striemen en wanneer ik daar op druk is het pijnlijk.
Korte opmerking verbalisant: ik zag bij de rechterpols, van de aangeefster/benadeelde dat zij enkele rode striemen had. Ik hoorde haar zeggen dat deze plekken van het hardhandige pakken en grijpen van de verdachte was.
()
- 2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, d.d. 25 september 2019 (pg. 11 t/m 13), met proces-verbaalnummer PL2000-2019230544-2, voorzover inhoudende als verklaring van getuige [betrokkene 3]:
()
[betrokkene 2] zat naast mij met haar raam open en haar telefoon in haar handen. Er stond ineens een man bij [betrokkene 2]. De man pakte [betrokkene 2] bij haar pols en trok met zijn andere hand haar telefoon uit haar handen. [betrokkene 2] stapte snel uit de auto. De dader wilde op zijn fiets stappen. [betrokkene 2] probeerde haar telefoon terug te pakken. De dader had haar telefoon nog in zijn hand vast. [betrokkene 2] kon haar telefoon niet terugpakken, omdat de dader haar een flinke duw gaf. De dader stapte op zijn fiets en fietste weg.
- 3.
Het proces-verbaal van bevindingen, d.d. 27 september 2019 (pg. 23), met proces-verbaalnummer PL2000-2019230544-15, voor zover inhoudende als relaas van verbalisant [verbalisant 1]:
()
De aangeefster loopt links van de verdachte en ze lopen in de richting van de fiets, welke de verdachte eerder heeft neergezet. De verdachte geeft de aangeefster een duw met beide handen ter hoogte van haar borst/schouders. De aangeefster doet als gevolg van de duw twee stappen achteruit.
Hierna stapt de verdachte op de fiets en rijdt weg in de richting van het Valkenbergpark. De verdachte heeft, als hij op de fiets stapt, een telefoon in zijn 1 hand.
()’
1.4
In het arrest heeft het hof onder meer het volgende overwogen:
‘Beslag
De hierna in het dictum te noemen inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, die aan de verdachte toebehoren, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane feit zijn aangetroffen, terwijl zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op artikelen 36b, 36d, 63 en 3 12 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van het wijzen van dit arrest rechtens gelden.
Beslissing
Het hof:
()
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.
1 STK Hennep; G2098002;
- 2.
1 STK Mes.’
1.5
Artikel 36b Sr luidt:
- ‘1.
Onttrekking aan het verkeer van in beslag genomen voorwerpen kan worden opgelegd:
- 1o.
bij de rechterlijke uitspraak waarbij iemand wegens een strafbaar feit wordt veroordeeld;
- 2o.
bij de rechterlijke uitspraak waarbij overeenkomstig artikel 9a wordt bepaald dat geen straf zal worden opgelegd;
- 3o.
bij de rechterlijke uitspraak waarbij, niettegenstaande vrijspraak of ontslag van alle rechtsvervolging, wordt vastgesteld dat een strafbaar feit is begaan;
- 4o.
bij een afzonderlijke rechterlijke beschikking op vordering van het openbaar ministerie;
- 5o.
bij een strafbeschikking.
- 2.
De artikelen 33b en 33c, tweede en derde lid, alsmede artikel 446 van het Wetboek van Strafvordering, zijn van overeenkomstige toepassing.
- 3.
De maatregel kan te zamen met straffen en met andere maatregelen worden opgelegd. Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn alle voorwerpen:’
1.6
Artikel 36d Sr luidt:
‘Vatbaar voor onttrekking aan het verkeer zijn bovendien de aan de dader of verdachte toebehorende voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang, welke bij gelegenheid van het onderzoek naar het door hem begane feit, dan wel het feit waarvan hij wordt verdacht, zijn aangetroffen, doch alleen indien de voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten, dan wel tot de belemmering van de opsporing daarvan.’
1.7
Voorwerpen kunnen worden onttrokken aan het verkeer mits het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemene belang. Aangetekend wordt dat het de bedoeling van de wetgever is geweest om enkel gemeengevaarlijke voorwerpen vatbaar te maken voor onttrekking aan het verkeer.1.
1.8
Bewezen is verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, in die zin dat verdachte de pols van aangeefster heeft vasthouden en een iPhone uit de hand van aangeefster heeft getrokken. In het arrest heeft het hof twee voorwerpen, namelijk hennep en een mes, onttrokken aan het verkeer. Het hof heeft blijkens de overweging in het arrest en gelet op de toegepaste wettelijke artikelen artikel 36d Sr toegepast. Het hof heeft daarbij overwogen dat deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. Dit oordeel is bij gebreke aan een nadere vaststelling omtrent de aard en lengte van het mes en/of hoeveelheid hennep onjuist en/of onbegrijpelijk. Zo volgt uit het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg dat het hennep slechts hennepgruis was, terwijl niet blijkt dat het meer was dan 30 gram. Ten aanzien van het mes heeft te gelden dat zo'n beetje ieder huishouden in Nederland beschikt over één over meer messen, terwijl uit het verhandelde ter zitting niet blijkt of het mes als een verboden mes in de zin van de WWM kan worden aangemerkt. Uit het vonnis in eerste aanleg volgt dat dit kennelijk niet het geval is geweest nu de politierechter het mes niet aan het verkeer heeft onttrokken, maar verbeurd heeft verklaard en er kennelijk ten onrechte van uit is gegaan dat het mes bij het bewezenverklaarde feit is gebruikt.
1.9
Gelet op het voorgaande is de strafoplegging onvoldoende met redenen omkleed, zodat de zaak moet worden teruggewezen. In dit kader wordt opgemerkt dat annotator Mevis onduidelijkheid bespeurt ten aanzien van de vraag of de Hoge Raad in een zaak als de onderhavige een zaak naar het hof terugstuurt dan wel de zaak zelf afdoet door (slechts) de beslissing ten aanzien van de onttrekking aan het verkeer te vernietigen.2.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.
Rotterdam, 10 augustus 2021
Advocaten
R.J. Baumgardt
P. van Dongen
S. van den Akker
Voetnoten
Voetnoten Beroepschrift 10‑08‑2021
F.W. Bleichrodt & P.C. Vegter, Ons Strafrecht 3: Sanctierecht, Deventer: Wolters Kluwer 2021, p. 396.
Noot onder HR 16 februari 2021, NJ 2021/183, waarin de Hoge Raadde onttrekking aan het verkeer van een boksbeugel en wapenstok niet begrijpelijk achtte en de zaak ten behoeve van de strafafdoening naar het hof terugverwees.