Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2017231128Z van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 140.Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , d.d. 23 september 2017, pagina 17 en 18.
Rb. Zeeland-West-Brabant, 23-01-2020, nr. 02-800742-17, 02-087376-19 en 02-258732-19
ECLI:NL:RBZWB:2020:185
- Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum
23-01-2020
- Zaaknummer
02-800742-17, 02-087376-19 en 02-258732-19
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBZWB:2020:185, Uitspraak, Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23‑01‑2020; (Op tegenspraak)
Uitspraak 23‑01‑2020
Inhoudsindicatie
Verdachte is veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf en een TBS-maatregel met dwangverpleging voor een poging doodslag, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en zes mishandelingen.
Partij(en)
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/800742-17, 02/087376-19 en 02/258732-19
vonnis van de meervoudige kamer van 23 januari 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. J.C.B. Dionisius, advocaat te Breda (02/800742-17)
raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht (02/087376-19 en 02/258732-19)
1. Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 januari 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Den Braber, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is overeenkomstig artikel 285 van het Wetboek van Strafvordering de zaak met parketnummer 02/258732-19 gevoegd bij de al eerder gevoegde zaken 02/800742-17 en 02/087376-19.
2. De tenlastelegging
Verdachte staat terecht, ter zake dat:
parketnummer 02/800742-17
1.hij op of omstreeks 23 september 2017 te Breda aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal op/tegen de neus en/of het gezicht te slaan en/of te stompen en/of een knietje te geven op/tegen het hoofd en/of het gezicht;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2017 te Breda [slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal op/tegen de neus en/of het gezicht te slaan en/of te stompen en/of een knietje te geven op/tegen het hoofd en/of het gezicht;
2.hij op of omstreeks 23 september 2017 te Breda aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken onderarm, heeft toegebracht door meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht en/of de armen te slaan en/of te stompen en/of op/tegen het hoofd en/of gezicht en/of de armen te schoppen;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2017 te Breda [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen, althans eenmaal op/tegen het gezicht en/of de armen te slaan en/of te stompen en/of op/tegen het hoofd en/of het gezicht en/of de armen te schoppen;
3.hij op of omstreeks 22 september 2017 te Breda [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd te slaan en/of te stompen en/of te stoten;
4.hij op of omstreeks 17 september 2017 te Etten-Leur ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meer goed(eren) van zijn gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming, door op het dak van voornoemde woning te klimmen en/of met een voorwerp op het rolluik te tikken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.hij op of omstreeks 26 september 2017 te Breda [slachtoffer 5] (werkzaam als senior transportbegeleider bij DVO) heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 5] op/tegen de neus en/of het jukbeen, althans het gezicht te slaan en/of te stompen.
parketnummer 02/087376-19
1.
hij op of omstreeks 11 april 2019 te Rijswijk (gemeente Altena), althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 6] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 6] met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de nek en/of in het hoofd en/of in de hand(en), althans het lichaam heeft gestoken/gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;2.hij op of omstreeks 13 april 2019 te Breda, althans in Nederland, een ambtenaar, [slachtoffer 7] , (BOA domein generieke opsporing) gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 7] meermalen, althans eenmaal op/tegen/in het gezicht/hoofd en/of de arm(en), althans het lichaam te slaan/stompen.
parketnummer 02/258732-19
1.
hij op of omstreeks 24 april 2019 te Zwolle, althans in Nederland, een ambtenaar, [slachtoffer 8] , (medewerker van de Penitentiaire Inrichting te weten verpleegkundige zorg) gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] op/tegen/in het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan/stompen;
2.
hij op of omstreeks 30 mei 2019 te Rotterdam, althans in Nederland, een ambtenaar, [slachtoffer 9] (medewerker van de Penitentiaire Inrichting te weten het bejegenen van gedetineerden) gedurende en/of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 9] op/tegen/in het gezicht/hoofd, althans het lichaam te slaan/stompen.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
02/800742-17
De officier van justitie heeft vrijspraak gevorderd voor feit 4, tenlastegelegd als poging tot woninginbraak. Verdachte heeft getikt op een rolluik terwijl er al een raam openstond, is rustig weggelopen toen hij door aangeefster aangesproken werd, heeft bij andere woningen aangebeld en is zelf op de motoragent afgelopen. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van deze handelingen heeft de officier van justitie niet de overtuiging dat verdachte goederen wilde stelen.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 september 2017 te Breda, zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling van [slachtoffer 1] , door hem meermalen tegen de neus/in het gezicht te stompen en een knietje te geven, waardoor [slachtoffer 1] een gebroken neus heeft opgelopen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 1] , de foto’s van het letsel en de geneeskundige verklaring, de verklaring van getuige [getuige 1] en de beschrijving van de camerabeelden. De gebroken neus betreft, nu er nog steeds sprake is van scheefstand en dus een verandering van het aangezicht, zwaar lichamelijk letsel.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 september 2017 te Breda, [slachtoffer 2] meermalen tegen het gezicht, de armen, het hoofd heeft gestompt en geschopt waardoor [slachtoffer 2] een gebroken arm heeft opgelopen. Van de onder 2 primair tenlastegelegde zware mishandeling van [slachtoffer 2] dient verdachte te worden vrijgesproken. Een gebroken arm levert niet per definitie zwaar lichamelijk letsel op. Er is onvoldoende bewijs om te concluderen dat in dit geval de gebroken arm zwaar lichamelijk letsel betreft. De subsidiair tenlastegelegde mishandeling kan wel wettig en overtuigend worden bewezen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte, de foto’s van het letsel, de geneeskundige verklaring, de getuigenverklaring van [getuige 2] en de beschrijving van de camerabeelden.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 september 2017 te Breda, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem tegen het gezicht te slaan/stompen. De officier van justitie baseert zich op de aangifte en de getuigenverklaring van [getuige 3] .
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 september 2017 te Breda, [slachtoffer 5] , senior transportbegeleider bij DV&O, heeft mishandeld door hem op de neus/het jukbeen te slaan of stompen. De officier van justitie baseert zich op de aangifte, die bevestigd wordt door de getuigenverklaring van [getuige 4] en [getuige] en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden worden beschreven waarop de mishandeling is te zien.
02/087176-19
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 11 april 2019 te Rijswijk schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag door met een mes in de nek, het hoofd en de handen te steken van [slachtoffer 6] . Zij baseert zich daarbij op de aangifte en de aanvullende verklaring van [slachtoffer 6] , het letsel, de getuigenverklaringen van [getuige 5] en [getuige 6] en het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden beschreven worden.
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 april 2019 te Breda ambtenaar [slachtoffer 7] heeft mishandeld door hem meermalen in/tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen. De officier van justitie baseert zich op het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door aangever [slachtoffer 7] en zijn aangifte, de foto’s van het letsel, de geneeskundige verklaring en de getuigenverklaringen van [verdachte] en [getuige 8] .
02/258732-19
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 24 april 2019 te Zwolle schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer 8] , een medewerker van de PI Zwolle, door hem tegen het hoofd/gezicht te slaan/stompen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte die namens het slachtoffer is gedaan, de getuigenverklaring zoals afgelegd door het slachtoffer, de foto’s van het letsel, de medische informatie en de getuigenverklaringen van [getuige 9] en [getuige 10] .
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 mei 2019 te Rotterdam, ambtenaar [slachtoffer 9] , medewerker van de PI Rotterdam, heeft mishandeld door hem tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen. De officier van justitie baseert zich daarbij op de aangifte, de medische informatie en de getuigenverklaring van [getuige 11] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
02/800742-17
De verdediging is, net als de officier van justitie, van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 4, de poging inbraak. Daarbij geldt dat over de uiterlijke verschijningsvorm, bij een weldenkend mens nog gezegd zou kunnen worden dat de handelingen gericht waren op het binnenkomen van de woning, maar gelet op de handelingen en gesteldheid van verdachte, is dat bij hem niet het geval. Verdachte dient te worden vrijgesproken.
Voor de feiten 1 en 2 moet de vraag beantwoord worden of er sprake is van zwaar lichamelijk letsel aan de hand van het overzichtsarrest van de Hoge Raad van 3 juli 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1051). Daarbij is onder meer de aard van het letsel, de noodzaak tot operatief ingrijpen en het uitzicht op herstel van belang. Een gebroken neus (feit 1) levert niet per definitie zwaar lichamelijk letsel op. Het is niet duidelijk of er sprake is van een blijvende scheefstand en dus een verminking. Operatief ingrijpen is wellicht mogelijk. Het enkel operatief ingrijpen is onvoldoende om te komen tot de kwalificatie zwaar lichamelijk letsel. Er moet sprake zijn van operatief ingrijpen van een bepaalde ernst. Het dossier bevat onvoldoende bewijs om dit vast te kunnen stellen. Verdachte dient van het primair tenlastegelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, te worden vrijgesproken. De subsidiair tenlastegelegde mishandeling kan wel wettig en overtuigend bewezen worden.
Voor feit 2 geldt, conform het voorgaande, dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De subsidiair tenlastegelegde mishandeling kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
De mishandelingen zoals tenlastegelegd onder feit 3 en feit 5 kunnen ook wettig en overtuigend worden bewezen.
02/087176-19 en 02/258732-19
De verdediging heeft zich ten aanzien van alle feiten onder deze parketnummers gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Verdachte heeft geen herinneringen aan de tenlastegelegde feiten. Ten aanzien van de poging tot doodslag op [slachtoffer 6] geldt dat het er sterkt op lijkt dat verdachte degene is die met een mes achter het slachtoffer aanliep en hem gestoken heeft. De rechtbank dient echter met behoedzaamheid naar dit feit te kijken, aangezien een geneeskundige verklaring ontbreekt. Er zit enkel een niet ondertekend geschrift van een verpleegkundig team in het dossier.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Parketnummer 02/800742-17
Feit 4
Op 17 september 2017 hoorden [slachtoffer 4] en [naam 2] getik tegen hun rolluik. Toen [slachtoffer 4] buiten bij de voordeur ging kijken zag zij een man van het dakje boven de voordeur op de grond springen. Deze man bleek later verdachte te zijn. Verdachte zei sorry en liep langzaam weg. [slachtoffer 4] en [naam 2] hebben de politie gebeld en zijn achter verdachte aangegaan. Ze zagen hem nog bij mensen aanbellen. Toen de politie ter plaatse kwam, liep verdachte hier naartoe. Op de eerste verdieping stond een raam op een kier. Het is mogelijk om via de bak van het rolluik binnen te komen via dat raam. Verdachte is niet binnen geweest.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging, van oordeel dat de tenlastegelegde poging tot woninginbraak niet bewezen kan worden. Gelet op de handelingen van verdachte, met name na de ontdekking door [slachtoffer 4] en [naam 2] in combinatie met zijn geestelijke gesteldheid van toen, heeft de rechtbank niet de overtuiging dat verdachte in de woning wilde inbreken met als doel goederen te stelen. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan, waarin hij heeft verklaard dat hij op 23 september 2017 naar [naam 3] in Breda is gegaan. Op het moment dat [slachtoffer 1] weer buiten kwam, zag hij dat een man, die hij bij aankomst ook had gezien, zijn richting op kwam gelopen. [slachtoffer 1] dacht dat de man hem iets wilde vragen. Op het moment dat hij hem wilde vragen wat er was, zag en voelde [slachtoffer 1] dat die man met gebalde rechter vuist vol op zijn gezicht sloeg. Hij raakte hem vol op zijn neus. Het was echt een klap om hem uit te schakelen. Na die klap draaide [slachtoffer 1] zich om richting de uitgang van [naam 3] . Vervolgens voelde hij een harde klap op zijn achterhoofd. De man bleef hem aanvallen. Bij de ingang kreeg [slachtoffer 1] een dusdanige zet, dat hij viel. Toen hij overeind probeerde te komen, kreeg hij een knietje in zijn rechterzij, waardoor hij weer viel. Vervolgens pakte de man met zijn handen zijn hoofd en gaf een stoot met zijn knie op zijn hoofd. Hij raakte [slachtoffer 1] hierbij in het gelaat. Vervolgens kreeg hij nog een klap rechts op zijn hoofd. [slachtoffer 1] lag in foetushouding en probeerde met zijn armen zijn hoofd te beschermen.1.
Getuige [getuige 1] zag dat een Poolse man bij de ingang van [naam 3] met kracht en met de vuist vol in het gezicht van een man sloeg. Hij zag dat de man hierdoor ten val kwam. Hij zag dat de Poolse man met zowel zijn linkervuist als met zijn rechtervuist met kracht op de man bleef inslaan. Hij zag de Poolse man ook schoppende bewegingen maken richting de man die op de grond lag2..
Op aanwijzen en met de hulp van omstanders is verdachte ter plaatse aangehouden3..
Verbalisant [naam 4] heeft op de camerabeelden van het incident gezien dat de man in het wit (rechtbank: verder verdachte) in de richting van de man in het zwart (rechtbank: verder aangever) loopt en uit het niets op hem inslaat. Verdachte slaat verschillende keren in op aangever en raakt het hoofd ook. Op de beelden van de entreehal zag hij dat verdachte met kracht zijn rechterknie in het gelaat van aangever plaatst, die op zijn knieën zit. Verdachte trekt aangever naar de grond. Aangever komt omhoog, maar zit nog steeds op zijn knieën, terwijl verdachte in blijft slaan op aangever en hem vast blijft houden. Vervolgens raakt verdachte aangever met zijn knie weer enkele keren in het gezicht4..
Als gevolg van dit incident heeft [slachtoffer 1] een scheefstand van de neus en hematomen bij het linker- en rechteroog. Er is volgens een medische verklaring van 26 september 2017 een verdenking van neusfracturen en de neus zal later onder narcose worden rechtgezet.5.Uit een later specialistenbericht volgt dat repositie van de neus niet mogelijk is, omdat er sprake is van kraakbeenletsel6..
Bewijsoverwegingen
Op basis van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 september 2017 te Breda, [slachtoffer 1] meermalen tegen de neus en het gezicht heeft geslagen en gestompt en een knietje tegen het gezicht heeft gegeven, waardoor de neus van [slachtoffer 1] is gebroken.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of het letsel van [slachtoffer 1] gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Vast staat dat zijn neus scheef staat. Uit het specialistenbericht volgt dat de eerder geopperde repositie van de neus niet mogelijk is, omdat er sprake is van kraakbeenletsel. Ter zitting heeft de gemachtigde van [slachtoffer 1] nog toegelicht dat enkel de optie ingrijpen door middel van plastische chirurgie nog openstaat. Gelet op deze stand van zaken acht de rechtbank het aannemelijk dat de neus van [slachtoffer 1] een blijvende scheefstand vertoont die sterk ontsierend is en waar het slachtoffer veel last van heeft. Alleen door middel van plastische chirurgie kan dit mogelijk worden gecorrigeerd, wat een operatief ingrijpen van enige ernst is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, conform de criteria van de Hoge Raad, er sprake is van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank acht het primair tenlastegelegde feit, het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan, waarin hij heeft verklaard dat hij op zaterdag 23 september 2017 als verkoper bij [naam 3] te Breda werkzaam was. Bij de uitgang zat [slachtoffer 1] met een bebloed gezicht op de grond en vertelde hem dat hij door een voor hem onbekende man in elkaar was geslagen. [slachtoffer 2] is vervolgens richting de man gelopen. Toen de man op een halve meter van [slachtoffer 2] stond, vroeg [slachtoffer 2] of hij iets mocht vragen. Vervolgens voelde hij pijn aan zijn kaak en zag gelijk sterretjes. Vervolgens kreeg hij een tweede klap vol op zijn mond. Door de klap is hij toen op de grond gevallen. Toen hij op de grond lag voelde hij, dat hij door de man in zijn gezicht werd geschopt. Vervolgens heeft hij met zijn rechterarm zijn hoofd beschermd. Vervolgens is hij nogmaals geschopt, hij weet niet precies hoe vaak. Hij is tegen de arm waarmee hij zijn gezicht beschermde geschopt.7.
Getuige [getuige 2] zag een persoon een trappende beweging maken naar een persoon die op de grond lag.8.
Verbalisant [naam 4] zag op de camerabeelden van het incident dat een man in het wit (rechtbank: verdachte) uit het niets de persoon (rechtbank: aangever) die hem tot op ongeveer een meter was genaderd, aanvalt en op hem in begint te slaan.9.
Als gevolg van dit incident heeft [slachtoffer 2] een breuk in zijn rechter onderarm, een zwelling op het voorhoofd en op zijn onderarm rechts opgelopen. De genezingsduur is geschat op zes weken. In verband met de breuk is er een plaatje in de onderarm gezet10..
Bewijsoverwegingen
Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 23 september 2017 te Breda, meermalen tegen het gezicht van [slachtoffer 2] heeft geslagen en gestompt en tegen het gezicht en de armen heeft geschopt.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de breuk in de onderarm gekwalificeerd kan worden als zwaar lichamelijk letsel. Een breuk in de onderarm levert niet zondermeer zwaar lichamelijk letsel op. Het dossier bevat slechts beperkte informatie over het letsel, de behandeling en het herstel. Op basis van die informatie kan de rechtbank niet vaststellen of er bijvoorbeeld sprake is van blijvend letsel of van operatief ingrijpen van enige ernst. De geneeskundige verklaring heeft het over een geschatte genezingsduur van zes weken. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte van de primair tenlastegelegde zware mishandeling vrijspreken. De subsidiair tenlastegelegde mishandeling acht de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van mishandeling. In zijn aangifte heeft hij verklaard dat hij op 22 september 2017 aanwezig was in cafetaria “ [naam 7] ” te Breda. Hij hoorde van personeelsleden van de cafetaria dat er een man in de zaak zat die agressief was. [slachtoffer 3] is naar de man toegelopen en heeft hem aangesproken. [slachtoffer 3] heeft de man gevraagd om te vertrekken. De man stond op en liep zonder problemen naar buiten. Toen een medewerkster zei dat de man nog moest betalen voor zijn drinken, hoorde [slachtoffer 3] dat de man ineens boos werd. Hij hoorde de man in het Engels zeggen: ‘Let’s fight for it.’ Ineens sloeg de man met zijn rechtervuist in zijn gezicht. [slachtoffer 3] voelde direct pijn rondom zijn linkeroog.11.
Getuige [getuige 3] hoorde dat [slachtoffer 3] de man terug riep naar binnen. [getuige 3] zag dat de man ineens naar [slachtoffer 3] sloeg. De man sloeg met zijn vuist op het gezicht van [slachtoffer 3] . [getuige 3] heeft samen met [slachtoffer 3] de man vastgepakt en vastgehouden tot de politie er was.12.
Ter plaatse is verdachte door verbalisanten [naam 8] en [naam 9] aangehouden13..
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 september 2017, te Breda, [slachtoffer 3] heeft mishandeld door hem tegen het gezicht te slaan.
Feit 5
[slachtoffer 5] heeft aangifte gedaan van mishandeling. In zijn aangifte verklaart hij dat hij als senior transportbegeleider extra beveiligd vervoer werkzaam is bij de Dienst Vervoer en Ondersteuning. Op 26 september 2017 was hij samen met collega’s [getuige 4] en [getuige] belast met het transport van verdachte. Zij waren hiertoe op het politiebureau aan de Mijkenbroek te Breda. Toen [slachtoffer 5] verdachte aansprak, gaf verdachte te kennen dat hij niet mee wilde werken. Hierop heeft [slachtoffer 5] hem in de Engelse taal een geweldswaarschuwing gegeven. Verdachte antwoordde: “Come in and use force! I will show you what force is!”. Toen [slachtoffer 5] verdachte voor de tweede keer aansprak, gaf verdachte aan mee te willen werken. Hierop vroeg [slachtoffer 5] hem zijn rechterarm uit het luikje te steken zodat hij deze vast kon pakken en kon boeien. Verachte strekte zijn rechterarm uit en [slachtoffer 5] pakte deze bij de pols. Hierop voelde hij dat verdachte zijn arm met kracht terug trok. Daarop besloot [slachtoffer 5] om met beide armen verdachte door het luikje vast te pakken. Hij trok verdachte richting de nog gesloten celdeur. Hierop zag verdachte kans om met zijn linkerarm en met gebalde vuist uit te halen in de richting van het gezicht van [slachtoffer 5] . Hij zag en voelde dat de linker gebalde vuist hem raakte op zijn rechter jukbeen en neus. [slachtoffer 5] is behandeld door de medische dienst. Hij had een bloedneus en pijn aan zijn neusschot.14.
Getuigen [getuige 4]15.en [getuige]16.hebben beiden verklaard dat zij zagen dat verdachte met zijn vuist door het luikje aangever [slachtoffer 5] sloeg.
Verbalisant [naam 10] heeft beschreven dat op de camerabeelden te zien is dat aangever [slachtoffer 5] zijn rechterhand door het luikje de cel in steekt. Daarna wordt zijn hand met kracht in de richting van de cel getrokken. Hierna is te zien dat [slachtoffer 5] probeert zijn hand terug te trekken. [slachtoffer 5] staat op ongeveer 20 á 30 centimeter van de celdeur af. Vervolgens is te zien dat uit het niets een vuist door het luikje in de richting van [slachtoffer 5] af komt. De vuistslag raakt aangever [slachtoffer 5] hard op zijn gezicht.17.
Bewijsoverwegingen
Op basis van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 26 september 2017 te Breda, [slachtoffer 5] , werkzaam als senior transportbegeleider bij DVO, heeft mishandeld door hem tegen de neus en het jukbeen te slaan.
4.3.2
Parketnummer 02/087376-19
Feit 1
Op donderdag 11 april 2019 zijn verbalisanten [naam 11]18.en [naam 12] naar Rijswijk gegaan in verband met een melding dat een man in de nek was gestoken. Verbalisant [naam 11] zag een man die vermoedelijk gewond was aan zijn nek. Een andere man drukte een handdoek tegen de rechterzijde van de nek. Verbalisant [naam 11] zag dat de handdoek en de kleding van het slachtoffer onder het bloed zaten. Ook op de grond lagen op diverse plaatsen bloedsporen/plasjes. Verbalisanten [naam 11] en [naam 12] werden aangesproken door de melder. Deze zei dat hij het mes van de dader had afgepakt en dit op een tafel op de binnenplaats had gelegd. Verbalisant [naam 11] zag op de hoek van de tafel een groot formaat keukenmes liggen. Hij zag dat er vermoedelijk bloedsporen op het lemmet zaten. Door de melder en de andere mannen op de binnenplaats werd een man die enkel gekleed was in een groene onderbroek als dader van de steekpartij aangewezen. Verdachte is ter plaatse aangehouden.
Er zit een omschrijving van de camerabeelden van de binnenplaats in het dossier. Op de beelden wordt onder andere een man met een groene onderbroek gezien, die met een mes in zijn hand achter een andere man aanrent.19.Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de persoon in de groene onderbroek is.20.
[slachtoffer 6] heeft aangifte gedaan van poging tot doodslag. In zijn aangifte heeft hij verklaard dat hij door verdachte is aangevallen met een mes. Het was een keukenmes met een zwarte handgreep en ongeveer 35 centimeter groot.21.Verdachte pakte aangever met één hand vast en begon hem met de andere hand te steken. [slachtoffer 6] is naar buiten gerend, voelde zich zwak en is op de grond gevallen. [slachtoffer 6] heeft als gevolg van het incident een steekwond in zijn nek, een paar steekwonden op zijn rug en twee snijwonden op zijn rechterwijsvinger opgelopen. Daarnaast heeft hij op zijn hoofd en achterhoofd een aantal verwondingen die mogelijk door het steken zijn ontstaan.22.
Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat hij [slachtoffer 6] zag rennen. Hij riep “help” en zat onder het bloed. Hij zag verdachte met een mes achter [slachtoffer 6] aan rennen. [getuige 5] heeft het mes van verdachte afgepakt. Hij zag dat verdachte door het dolle was. Hij hoorde dat verdachte in het Engels zei: “ik wil hem doodmaken, ik will to kill him”.23.
Getuige [getuige 6] zat op het toilet toen hij geschreeuw hoorde. Toen hij buiten kwam, zag hij dat getuige [getuige 5] verdachte aan het kalmeren was. Hij zag dat [slachtoffer 6] op de grond lag in het bloed. Hij hoorde [getuige 5] aan verdachte vragen waarom hij [slachtoffer 6] gestoken had. Hij hoorde verdachte zeggen dat hij [slachtoffer 6] dood zou maken.24.
Als gevolg van het incident is [slachtoffer 6] opgenomen op de verpleegafdeling traumatologie. Er was sprake van meerdere steekverwondingen: een diepe laceratie 4 centimeter met onderliggende musculatuur a vue achter het rechteroor, een laceratie tussen de wenkbrauwen van 3 centimeter, een laceratie van 2 centimeter aan mediale en laterale zijde van de rechter scapula en een laceratie van 2 en 4 centimeter aan de ringvinger van de rechterhand. De wonden in het gezicht zijn gelijmd. De overige verwondingen zijn gehecht.25.In de geneeskundige verklaring staat dat er steekwonden in de nek, schouder en vingers waren.26.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank is van oordeel dat er voldoende informatie in het dossier zit om te constateren dat [slachtoffer 6] in ieder geval in zijn nek is gestoken. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de informatie die door het verpleegkundig team is opgesteld. Dat er geen handtekening onder staat maakt dit niet anders. Deze informatie sluit ook aan bij de geneeskundige verklaring, de verklaring van [slachtoffer 6] , de bevindingen van de verbalisanten ter plaatse en de foto’s van [slachtoffer 6] ter plaatse.
Door met een (groot) keukenmes te steken in de nek heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer 6] als gevolg hiervan had kunnen overlijden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 11 april 2019 te Rijswijk, zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op [slachtoffer 6] door met een mes in de nek en in het hoofd te steken/snijden.
Feit 2
Op 13 april 2019 was [slachtoffer 7] in uniform gekleed werkzaam als arrestantenverzorger op het cellencomplex aan de Mijkenbroek te Breda. Hij vroeg aan verdachte of hij wilde luchten. Na enkele seconden sprong verdachte op en liep met forse stappen in de richting van de opening van de celdeur. [slachtoffer 7] zag dat verdachte met gebalde vuist uithaalde naar zijn hoofd, deze eerste klap kon hij afweren met zijn armen. Hij voelde hierdoor pijnscheuten in zijn onderarm. Op de gang haalt verdachte opnieuw uit naar zijn gezicht. [slachtoffer 7] probeerde de afstand tussen hem en verdachte te vergroten door hem met zijn wapenstok op afstand te houden. Verdachte bleef op hem afkomen en sloeg gericht met zowel de linker- als rechtervuist in zijn richting. Vervolgens is [slachtoffer 7] ten val gekomen. Toen hij op zijn linkerzijde op de grond lag, sprong verdachte op hem en ging op hem zitten. Verdachte gaf hem een harde vuistslag op de linkerzijde van zijn gezicht, ter hoogte van zijn lippen. [slachtoffer 7] voelde pijn aan zijn gezicht ter hoogte van zijn bovenlip. Verdachte bleef doorgaan met het geven van vuistslagen op zijn hoofd. [slachtoffer 7] schrok dat verdachte met zoveel grof geweld op hem insloeg en hij voelde behoorlijk veel pijn aan zijn hoofd.27.[slachtoffer 7] heeft aangifte gedaan van mishandeling.28.
Getuige [verdachte] , een collega van [slachtoffer 7] , heeft verklaard dat hij zag dat verdachte achter [slachtoffer 7] aanrende en dat [slachtoffer 7] ten val kwam. Hij zag dat verdachte gelijk op [slachtoffer 7] sprong en bovenop hem zat en direct met kracht en met gebalde vuist op [slachtoffer 7] insloeg. Dit was vooral gericht op de bovenkant van [slachtoffer 7] zijn lijf en op het hoofd.29.
Getuige [getuige 8] hoorde hulpgeroep en kwam ter plaatse. Hij heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 7] in nood was. Hij zag dat verdachte met kracht en gebalde vuist op het hoofd en gezicht van [slachtoffer 7] aan het slaan was.30.
Als gevolg van het incident heeft [slachtoffer 7] onder andere een hematoom aan de binnenkant van zijn bovenlip, een bult aan de rechterzijde van zijn hoofd en een pijnlijke bovenarm opgelopen.31.32.
Bewijsoverwegingen
Op basis van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 13 april 2019 te Breda, ambtenaar [slachtoffer 7] , BOA domein generieke opsporing, gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, heeft mishandeld door hem meermalen tegen het gezicht/hoofd en de armen te slaan/stompen.
4.3.3
Parketnummer 02/258732-19
Feit 1
[naam 14] , coördinator bedrijfshulpverlening in de PI Zwolle, heeft namens een medewerker, verpleegkundige [slachtoffer 8] , aangifte gedaan van mishandeling. In de aangifte heeft hij verklaard dat [slachtoffer 8] aan verdachte vroeg of hij nog wat koffie en te eten wilde. Verdachte vond dit prima, waarop [slachtoffer 8] vertelde dat ze dit gingen halen. Toen [slachtoffer 8] zich half om had gedraaid om weg te lopen, sloeg verdachte [slachtoffer 8] vol in het gezicht. [slachtoffer 8] zag dit niet aankomen en heeft hierbij tandletsel opgelopen waarbij een voortand compleet naar achteren is geslagen. Daarnaast heeft hij een pijnlijk hoofd en een pijnlijke bovenkaak.
Getuigen [getuige 9] en [getuige 10] hebben beiden verklaard dat zij zagen dat verdachte met zijn vuist in het gezicht van [slachtoffer 8] sloeg.33.34.
Als gevolg van dit incident heeft [slachtoffer 8] tandletsel opgelopen. Element één is onder anesthesie teruggezet en er is een traumaspalk geplaatst. Deze spalk moest na 3 tot 4 weken verwijderd worden.35.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht op basis van deze bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 24 april 2019 te Zwolle een ambtenaar, [slachtoffer 8] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen.
Feit 2
[slachtoffer 9] heeft aangifte gedaan van mishandeling. In zijn aangifte heeft hij verklaard dat hij werkzaam is in P.I. De Schie te Rotterdam. Zijn functie is het bejegenen van gedetineerden. Op donderdag 30 mei 2019 wilde hij schoonmaakspullen en een lakenpakket afgeven aan verdachte. Toen hij het luikje opendeed zag en voelde hij dat verdachte hem een harde vuistslag op zijn rechteroog gaf. Hij had veel pijn onder zijn rechteroog en zijn oog begon op te zwellen.36.
Getuige [getuige 11] heeft verklaard dat hij zich op ongeveer één meter afstand van [slachtoffer 9] bevond. Hij zag vanuit zijn ooghoeken dat [slachtoffer 9] vanuit het geopende celluikje een harde vuistslag tegen zijn gezicht kreeg. Later werd het oog blauw.37.
Als gevolg van het incident heeft [slachtoffer 9] een hematoom op het onderooglid opgelopen.38.
Bewijsoverwegingen
Op basis van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 30 mei 2019 te Rotterdam, ambtenaar [slachtoffer 9] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door hem tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02/800742-17
1.
op 23 september 2017 te Breda aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken neus, heeft toegebracht door meermalen op/tegen de neus en het gezicht te slaan en te stompen en een knietje te geven tegen het gezicht;
2. subsidiair
op 23 september 2017 te Breda [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meermalen tegen het gezicht te slaan en te stompen en tegen het gezicht en de armen te schoppen;
3.
op 22 september 2017 te Breda [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze tegen het gezicht te slaan;
5.
op 26 september 2017 te Breda [slachtoffer 5] (werkzaam als senior transportbegeleider bij DVO) heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer 5] tegen de neus en het jukbeen te slaan;
02/087376-19
1.op 11 april 2019 te Rijswijk (gemeente Altena), ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 6] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer 6] met een mes in de nek en in het hoofd heeft gestoken/gesneden terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.op 13 april 2019 te Breda een ambtenaar, [slachtoffer 7] , (BOA domein generieke opsporing) gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 7] meermalen tegen het gezicht/hoofd en de armen te slaan/stompen;
02/258732-19
1.
op 24 april 2019 te Zwolle een ambtenaar, [slachtoffer 8] (medewerker van de Penitentiaire Inrichting te weten verpleegkundige zorg) gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 8] tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen;
2.
op 30 mei 2019 te Rotterdam een ambtenaar, [slachtoffer 9] , (medewerker van de Penitentiaire Inrichting te weten het bejegenen van gedetineerden) gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die [slachtoffer 9] tegen het gezicht/hoofd te slaan/stompen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van twee jaar met aftrek van voorarrest. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging op te leggen. Een TBS-maatregel met voorwaarden is alleen mogelijk wanneer het recidivegevaar voldoende ingeperkt kan worden door middel van voorwaarden. Gelet op de rapportages en de toelichting ter zitting van de deskundigen en de reclassering is dat niet mogelijk. Bij haar eis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst en veelheid van de feiten, de rapportages van de deskundigen over de problematiek van verdachte, de verminderde toerekeningsvatbaarheid en het recidivegevaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de TBS-maatregel met dwangverpleging de enige optie is die overblijft en pleit tot oplegging van deze maatregel. Verdachte heeft tegen zijn raadslieden gezegd dat hij behandeld wil worden in een kliniek, zelfs als dit de TBS-maatregel met dwangverpleging betekent.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan ernstige tot zeer ernstige geweldsdelicten. Het is in 2017 begonnen met de mishandeling van aangever [slachtoffer 3] , die onverwachts en zonder aanleiding een vuistslag van verdachte kreeg. Toen verdachte na verhoor in deze zaak weer op vrije voeten was, vonden er bijna direct twee nieuwe feiten plaats. De zware mishandeling van [slachtoffer 1] en de mishandeling van [slachtoffer 2] bij [naam 3] te Breda. Verdachte heeft hen zonder enige aanleiding aangevallen. Tijdens het voorarrest heeft verdachte tevens een transportbegeleider van DV&O, [slachtoffer 5] , mishandeld.
Tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in de 2017-zaken heeft verdachte zich in april 2019 schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn huisgenoot [slachtoffer 6] , door hem met een mes in de nek te steken. Vervolgens heeft hij tijdens het voorarrest de ambtenaren [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] en [slachtoffer 9] mishandeld. Deze mishandelingen lijken op elkaar. Het waren allemaal situaties waarin verdachte uit het niets extreem agressief gedrag liet zien en personen aanviel, door met name met zijn vuisten tegen hun gezicht te slaan.
Verdachte heeft tot en met de terechtzitting aangegeven zich helemaal niets van al deze feiten te herinneren. In hoeverre dit klopt is voor de rechtbank lastig te beoordelen, maar het valt wel op dat verdachte tegenover psychologen en psychiaters uitlatingen heeft gedaan die duiden op enige herinneringen.
Uit het dossier blijkt daarnaast dat er zowel buiten op straat als tijdens de voorlopige hechtenis, nog meer geweldsincidenten hebben plaatsgevonden. Van deze incidenten is echter geen aangifte gedaan. Ze tekenen echter wel het beeld en de situatie van verdachte.
De bewezenverklaarde geweldsfeiten betreffen allemaal feiten die de nodige impact hebben gehad op de slachtoffers. Dit blijkt uit de diverse ingediende verzoeken tot schadevergoeding en de toelichtingen hierop.
Zo heeft de mishandeling van [slachtoffer 1] voor hem grote gevolgen gehad. Dagelijks wordt hij in de spiegel geconfronteerd met zijn blijvend scheve neus. Tekenend is ook dat hij niet naar de zitting durfde komen uit angst voor verdachte.
Voor de ambtenaren die zijn mishandeld geldt dat zij in hun werk gewend zijn om te gaan met agressie, maar dat zij erg geschrokken zijn van de onvoorspelbaarheid en de heftigheid van de agressie van verdachte.
Het ernstigste feit is natuurlijk de poging tot doodslag op een huisgenoot, die heel veel geluk heeft gehad dat de gevolgen relatief beperkt zijn gebleven.
Verder speelt ook een rol dat het volstrekt willekeurige slachtoffers betreft, die de aanval niet aan zagen komen of die er nu juist waren om verdachte te helpen en voor hem te zorgen. Hierdoor hebben de feiten niet alleen impact op de directe slachtoffers, maar ook op hun familie, collega’s en omstanders.
De persoonlijkheid van verdachte
Er hebben twee psychologen en twee psychiaters onderzoek gedaan naar de persoon van verdachte. Ook heeft de reclassering een adviesrapport over hem uitgebracht.
Pro Justitia rapportage d.d. 12 juli 2019 door dr. [naam 15] , psychiater
[naam 15] heeft omschreven dat verdachte aan ziekelijke stoornissen van de geestvermogens lijdt in de vorm van stoornissen in het gebruik van alcohol en stimulantia en een psychose als gevolg van middelengebruik en waarschijnlijk ook een onderliggende schizofrene- of schizoaffectieve stoornis. Daarnaast is mogelijk ook sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Dit was ook ten tijde van het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt verdachte voor nader onderzoek, behandeling en te zijner tijd resocialisatie te plaatsen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek. Indien verdachte na enig herstel en na onderzoek door de reclassering voldoende bereid is en in staat blijkt mee te werken aan behandeling en toezicht, wordt daarvoor het kader van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf of de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden in overweging gegeven. Indien verdachte op enige termijn niet voldoende bereid of in staat blijkt zich aan voorwaarden te houden kan worden overwogen hem de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege op te leggen.
Ter terechtzitting heeft [naam 15] daaraan toegevoegd dat, toen hij verdachte sprak deze in een ernstige psychose zat en behandeling net was ingezet. Om die reden heeft hij destijds de mogelijkheden van een straf of maatregel met voorwaarden open gehouden. Gelet op het uitermate onrustige beloop tot nu toe valt echter een straf met bijzondere voorwaarden en een TBS-maatregel met voorwaarden af. Het is voor verdachte niet mogelijk om afspraken te maken en zich op langere termijn aan voorwaarden te houden.
Pro Justitia onderzoek d.d. 25 augustus 2019 door [naam 16] , GZ-psycholoog
[naam 16] heeft omschreven dat de problematiek niet geheel helder is geworden, maar dat duidelijk is dat er sprake is van complexe problematiek bestaande uit een ziekelijke stoornis in de vorm van psychiatrische- (schizofrene of schizoaffectieve stoornis) en verslavingsproblematiek (alcohol en stimulantia). Waarschijnlijk is er ook sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis. Er is sprake van antisociaal gedrag en cognitief verval kan niet uitgesloten worden. Dit was ook ten tijde van het tenlastegelegde het geval. Geadviseerd wordt het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen. Verdachte is ten gevolge van zijn verslaving aan alcohol, zijn gevoeligheid voor psychoses (al dan niet een psychotische stoornis in het schizofrene spectrum) en antisociale instelling minder dan de gemiddelde burger in staat zijn gedrag te sturen. Op basis van het hoge recidivegevaar, de escalatie in het geweld dat verdachte toepast, de complexiteit van de problematiek, zijn zeer beperkte probleem- en ziektebesef, het geringe effect van de behandeling in FPK Transfore, de noodzaak tot een klinische behandeling met een verwachte behandelduur boven de twee jaar, de moeilijkheid om een langdurige verslaving aan alcohol te behandelen en de noodzaak om verdachte na de klinische behandeling te laten resocialiseren richting een setting met zorg en ondersteuning in verband met zijn gevoeligheid voor psychose en verslaving, wordt geadviseerd de TBS-maatregel met dwangverpleging op te leggen. De verwachting is dat verdachte niet in staat zal zijn om mee te werken aan de voorwaarden van een TBS met voorwaarden.
Ter terechtzitting heeft deskundige [naam 16] daaraan toegevoegd dat een TBS-maatregel met dwangverpleging de enige mogelijkheid is. Daarbij speelt de complexe problematiek van verdachte, het ontbreken van probleeminzicht en het hoge recidiverisico een belangrijke rol. Daarnaast ziet zij bij een TBS-maatregel met voorwaarden het risico dat de maatregel langer zal gaan duren dan een TBS-maatregel met dwangverpleging. De verwachting is namelijk dat verdachte de voorwaarden zal overtreden, waarna alsnog omzetting naar een TBS-maatregel met dwangverpleging zal plaatsvinden, wat een langer traject tot gevolg heeft.
Aanvullend Pro Justitia psychiatrisch- en psychologisch onderzoek d.d. 8 oktober 2019 door drs. [naam 17] , GZ-psycholoog en dr. [naam 18] , psychiater
[naam 17] en [naam 18] hebben in hun rapportage van 21 november 2017 geconcludeerd dat er sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van alcoholafhankelijkheid. Daarnaast is er sprake van een psychiatrisch en/of neurologisch toestandsbeeld met een onbekende etiologie en oorzaak. Zij adviseerden een onderzoekstraject af te nemen tijdens een klinisch verblijf in een forensische setting.
In het aanvullend rapport overwegen zij dat er sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een ongespecificeerde schizofreniespectrum stoornis, afhankelijkheid van alcohol en mogelijk ook van misbruik van cannabis en stimulantia. Dit was ook ten tijde van het tenlastegelegde. Bij een bewezenverklaring wordt geadviseerd de tenlastegelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog.
Om de kans op gewelddadig gedrag in de toekomst terug te dringen behoeft betrokkene een
langdurige klinische opname zodat hij kan stabiliseren, abstinent kan zijn en goed ingesteld kan worden op medicatie. Er dient therapeutisch geïnvesteerd te worden in het vergroten van het ziektebesef en ziekte-inzicht, motivatie voor abstinentie, het verbreden van het coping repertoire en het ontwikkelen van een realistisch toekomstperspectief.
Het is de verwachting dat een dergelijke behandeling meerdere jaren in beslag zal nemen en dat levenslang enige vorm van ondersteuning noodzakelijk zal zijn. Vanuit een inhoudelijk (behandel-)perspectief is het mogelijk wenselijk dat betrokkene behandeld wordt binnen het juridisch kader van de TBS met voorwaarden, maar vanuit een forensisch perspectief en beveiliging van de maatschappij is het juridisch kader van de TBS met dwangverpleging aangewezen. Er wordt daarom geadviseerd om de reclassering een maatregelrapportage op te laten maken, om de mogelijkheden en de onmogelijkheden van een behandeling binnen het juridisch kader van de terbeschikkingstelling eenduidig in kaart te brengen.
Ter terechtzitting heeft [naam 17] daaraan toegevoegd dat vanuit behandeloogpunt TBS met voorwaarden de voorkeur had, maar dat TBS met dwangverpleging meer geïndiceerd is. Gelet op het hoge recidiverisico en de ernstige incidenten is TBS met voorwaarden niet verantwoord.
Reclasseringsadvies TBS met voorwaarden, d.d. 3 januari 2020 door [naam 19]
overweegt in haar rapportage dat verdachte in anderhalf jaar tijd, waarvan hij een half jaar klinisch opgenomen is geweest, snel achter elkaar in beeld is gekomen bij justitie voor geweldsfeiten. De klinische opname was gericht op observatie en diagnostiek, waarbij tevens is ingezet op behandeling. Verdachte bleek hiertoe onvoldoende gemotiveerd en het heeft niet geleid tot gedragsverandering daar hij korte tijd later opnieuw in beeld van justitie kwam. Gedurende zijn detentie is lange tijd nodig geweest om verdachte te stabiliseren, ondanks de medicatie en de geboden detentiestructuur. Er is sprake van een groot aantal ernstige risicofactoren. Naast het feit dat verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats heeft, geen werk en hiermee geen inkomen, heeft hij voor dit moment ook geen recht op een uitkering. Daarnaast heeft verdachte een beperkt steunend netwerk, waardoor terugval op zijn sociale netwerk beperkt mogelijk is. Bovendien is sprake van een psychisch kwetsbare man, die afhankelijk is van alcohol en met regelmaat drugs gebruikt. Risico’s op psychotische decompensatie nemen hierdoor toe. Door zijn afwezige ziektebesef en geringe probleembesef ziet hij onvoldoende in dat abstinentie van alcohol en drugs nodig is om verdere problemen te voorkomen. Voor behandeling gericht op gedragsverandering is hij niet intrinsiek gemotiveerd. Naar verwachting zal verdachte onvoldoende in staat zijn zich te conformeren aan voorwaarden. Concluderend ziet de reclassering geen beschermende factoren, zodat het risico op recidive, gevaar en onttrekking aan voorwaarden hoog worden ingeschat. De reclassering sluit zich aan bij het advies van de Pro Justitia rapporteurs dat een langdurig klinisch traject noodzakelijk is. De maatregel van TBS met voorwaarden acht de reclassering niet uitvoerbaar. Er kunnen geen voorwaarden worden geformuleerd waarmee op een verantwoorde wijze invulling gegeven kan worden aan zo’n maatregel.
[naam 19] heeft ter terechtzitting benadrukt dat een TBS-maatregel met voorwaarden niet haalbaar is.
Conclusies
De rechtbank concludeert dat de deskundigen eensluidend van oordeel zijn dat een langdurige behandeling in een kliniek noodzakelijk is en dat een TBS-maatregel met dwangverpleging daarvoor de aangewezen weg is.
Gelet op de inhoud van de rapporten en de toelichting van de deskundigen ter terechtzitting alsmede de ernst van de feiten is ook de rechtbank van oordeel dat een TBS-maatregel noodzakelijk is.
Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet daaraan stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van de feiten een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens;
- op de gepleegde misdrijven, poging doodslag en toebrengen zwaar lichamelijk letsel, is een gevangenisstraf van vier jaren of meer gesteld;
- de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel.
De rechtbank acht, gelet op de ernst van de problematiek en het gevaar dat verdachte voor anderen oplevert, dwangverpleging noodzakelijk.
De rechtbank overweegt verder dat de TBS-maatregel zal worden opgelegd terzake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.
Voor een TBS met voorwaarden ziet de rechtbank geen ruimte, omdat blijkens de rapportages van de deskundigen en de toelichting ter terechtzitting daarmee onvoldoende de veiligheid van de maatschappij kan worden gegarandeerd.
Naast de TBS-maatregel acht de rechtbank, gelet op de hoeveelheid en de ernst van de feiten, een gevangenisstraf van twee jaar, met aftrek van voorarrest, noodzakelijk. Verdachte is immers niet geheel, maar verminderd toerekeningsvatbaar. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank met name rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid en het belang dat op korte termijn met de behandeling van de complexe problematiek bij verdachte gestart kan worden.
7. De benadeelde partijen
7.1
[slachtoffer 1] (02/800742-17, feit 1)
[slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 4.325,26 voor feit 1. De vordering bestaat uit materiële schade van € 825,26 (eigen bijdrage zorgverzekering 2017 € 385,-, reis- en parkeerkosten € 76,-, telefoon €286,76, telefoonhoesje € 26,00, werktrui € 43,55 en zonnebril €7,95) en immateriële schade van € 3.500,-.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 3.955,40 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 455,40 ter zake van materiële schade (te weten de gevorderde reis-en parkeerkosten minus € 5,60 in verband met een fout in de berekening en de eigen bijdrage van de zorgverzekering over 2017 van € 385,) en € 3.500,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop het feit werd gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de persoon van het slachtoffer, het letsel en de daarop volgende behandelingen voldoende aannemelijk is dat in 2017 de eigen bijdrage van de zorgverzekering bij [slachtoffer 1] in rekening is gebracht. Met betrekking tot de immateriële schade is voldoende aannemelijk gemaakt dat er blijvend letsel zal zijn aan de neus van [slachtoffer 1] . Het toe te wijzen bedrag ziet op het blijvende letsel aan de neus, het overige lichamelijke letsel en de psychische gevolgen.
Voor het overige (telefoon, telefoonhoesje, werktrui en zonnebril) is de rechtbank van oordeel dat de vordering onvoldoende is onderbouwd en nader onderzoek de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij zal daarom voor dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.2
[slachtoffer 2] (02/800742-17, feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding van € 836,13 voor feit 2. De vordering bestaat uit materiële schade van € 336,13 (€ 274,38 eigen risico zorgverzekering en € 61,75 reiskosten) en immateriële schade van € 500,-.
De rechtbank is van oordeel dat de schade tot een bedrag van € 672,37 een rechtstreeks gevolg is van dit bewezen verklaarde feit, waarvan € 172,37 ter zake van materiële schade (bestaande uit de gevorderde reis-en parkeerkosten en een bedrag van € 110,62 voor het eigen risico van de zorgverzekering) en € 500,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. In de vordering had de benadeelde partij het bedrag aan eigen risico dat nog open stond opgenomen, in plaats van het bedrag dat in rekening was gebracht. De rechtbank heeft dit gecorrigeerd.
Het gevorderde is tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop het feit werd gepleegd.
De vordering zal voor het overige worden afgewezen.
7.3
[slachtoffer 5] (02/800742-17, feit 5)
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert een schadevergoeding van € 380,63 voor feit 5. Het gevorderde bedrag bestaat uit materiële schade van € 65,63 (stomerijkosten € 12,99 en reiskosten € 52,64) en immateriële schade van € 315,-.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop het feit werd gepleegd.
7.4
[slachtoffer 7] (02/087376-19, feit 2)
De benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een schadevergoeding van € 450,- voor feit 2, bestaande uit immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop het feit werd gepleegd.
7.5
[slachtoffer 8] (02/258732-19, feit 1)
De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert een schadevergoeding van € 853,43 voor feit 1. Het gevorderde bedrag bestaat uit materiële schade van € 203,43 (eigen risico zorgverzekering van € 82,25 en reiskosten € 121,18) en immateriële schade van € 650,-.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade. Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt, zodat de vordering zal worden toegewezen. Tevens zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf de datum waarop het feit werd gepleegd.
7.6
De schadevergoedingsmaatregel
Met betrekking tot de toegekende vorderingen van de benadeelde partijen zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De verdediging heeft verzocht om bij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel de vervangende hechtenis te beperken tot één dag per maatregel. Het valt immers niet te verwachten dat verdachte zal beschikken over voldoende middelen om de schadevergoeding te betalen, zodat hij na beëindiging van de TBS-maatregel opnieuw in detentie zal raken, wat aan zijn resocialisatie in de weg zal staan.
De rechtbank overweegt dat door een wetswijziging sinds 1 januari 2020 geen sprake meer is van vervangende hechtenis, maar van gijzeling. In artikel 6:4:20, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering is bepaald dat gijzeling niet wordt toegepast indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling. De rechtbank deelt dan ook niet de vrees van de verdediging dat verdachte na beëindiging van de TBS-maatregel onnodig in hechtenis zal worden genomen en zal het gebruikelijke aantal dagen gijzeling verbinden aan de schadevergoedingsmaatregel.
8. De wettelijke voorschriften
9. De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 2 primair en 4 van parketnummer 02/800742-17 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/800742-17:
feit 1 primair: zware mishandeling;
feit 2 subsidiair: mishandeling;
feit 3: mishandeling;
feit 5: mishandeling;
parketnummer 02/087376-19:
feit 1: poging tot doodslag;
feit 2: mishandeling van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
parketnummer 02/258732-19
feit 1: mishandeling van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
feit 2: mishandeling van een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel
- gelast de terbeschikkingstelling van verdachte met verpleging van overheidswege;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 1] (parketnummer 02/800742-17, feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 3.955,40, waarvan € 455,40 ter zake van materiële schade en € 3.500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2017 tot de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
[slachtoffer 2] (parketnummer 02/800742-17, feit 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 672,37, waarvan € 172,37 ter zake van materiële schade en € 500,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 23 september 2017 tot de dag van algehele voldoening;
- wijst de vordering voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 5] (parketnummer 02/800742-17, feit 5)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 5] van € 380,63, waarvan € 65,63 ter zake van materiële schade en € 315,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 26 september 2017 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 7] (parketnummer 02/087376-19, feit 2)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 7] van € 450,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
[slachtoffer 8] (parketnummer 02/258732-19, feit 1)
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van € 853,43, waarvan € 203,43 ter zake van materiële schade en € 650,- ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 april 2019 tot aan de dag van algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de daarbij vermelde data tot aan de dag van algehele voldoening en bepaalt dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast tot het daarbij vermelde aantal dagen:
- [slachtoffer 1] (feit 1, 02/800742-17) € 3.955,40 23 september 2017 49 dagen,
- [slachtoffer 2] (feit 2, 02/800742-17) € 672,37 23 september 2017 13 dagen,
- [slachtoffer 5] (feit 5, 02/800742-17) € 380,63 26 september 2017 7 dagen,
- [slachtoffer 7] (feit 2, 02/087376-19) € 450,00 13 april 2019 9 dagen,
- [slachtoffer 8] (feit 1, 02/258732-19) € 853,43 24 april 2019 17 dagen,
met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Breeman, voorzitter, mr. Beudeker en mr. Verschuren, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Smits, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 januari 2020.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 23‑01‑2020
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , d.d. 23 september 2017, pagina 27.
Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [naam 5] , d.d. 23 september 2017, pagina 33 en 34.
Het proces-verbaal van bevindingen door [naam 4] , d.d. 24 september 2017, pagina 71 en 72.
De geneeskundige verklaring, door KNO-arts dr. [naam 6] , d.d. 26 september 2017 pagina 53.
Het geschrift: specialistenbericht d.d. 24 oktober 2017, los stuk, bijlage 7 bij de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] , d.d. 23 september 2017, pagina 21 en 22.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , d.d. 24 september 2017, pagina 31.
Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [naam 4] , d.d. 24 september 2017, pagina 73.
De geneeskundige verklaring, d.d. 11 oktober 2017, pagina 56.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 3] , d.d. 22 september 2017, pagina 76.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , d.d. 22 september 2017, pagina 81.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 83.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 5] , d.d. 28 september 2017, pagina 130 en 131.
Het rapport, opgemaakt door [getuige 4] , pagina 135.
Het rapport, opgemaakt door [getuige] , pagina 137.
Het proces-verbaal van bevindingen, door verbalisant [naam 10] , pagina 139.Wanneer hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van het eindproces-verbaal met dossiernummer 2019087731 van de regionale eenheid politieZeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 159.
Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [naam 11] , inclusief foto’s ter plaatse, pagina 75 tot en met 81.
Het proces-verbaal van bevindingen door verbalisant [naam 13] , pagina 104 tot en met 106.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting, d.d. 9 januari 2020.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 6] , d.d. 11 april 2019, pagina 50 tot en met 52.
Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 6] , d.d. 13 april 2019, pagina 56 tot en met 60.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , d.d. 11 april 2019, pagina 64 tot en met 67.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 6] , d.d. 11 april 2019, pagina 71 tot en met 73.
Het geschrift van verpleegkundige traumatologie, d.d. 12 april 2019, pagina 62 en 63.
De geneeskundige verklaring, los stuk bij voornoemd eind proces-verbaal.
Het proces-verbaal van bevindingen, verbalisant [slachtoffer 7] , BOA domein generieke opsporing, pagina 125 en 126.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 7] , d.d. 13 april 2019, pagina 118.
Het proces-verbaal van bevindingen, verbalisant [verdachte] , pagina 127.
Het proces-verbaal van bevindingen, verbalisant [getuige 8] , pagina 129.
De geneeskundige verklaring, d.d. 15 april 2019, pagina 138.
Foto’s van het letsel, pagina 120 tot en met 124.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 9] , d.d. 15 mei 2019, pagina 147.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 10] , d.d. 15 mei 2019, pagina 149.
Tandheelkundige informatie, pagina 144.
Het proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 9] , d.d. 6 juni 2019, pagina 152 en 153.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 11] , d.d. 6 juli 2019, pagina 157.
Los stuk van het [naam 20] , d.d. 31 mei 2019.