Rb. Overijssel, 03-07-2013, nr. C/07/199296 / HZ ZA 12-162
ECLI:NL:RBOVE:2013:2126
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
03-07-2013
- Zaaknummer
C/07/199296 / HZ ZA 12-162
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2013:2126, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 03‑07‑2013; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
Uitspraak 03‑07‑2013
Inhoudsindicatie
Geen herroeping van verstekvonnis, omdat herroeping niet is gebaseerd op bedrog waarvan het bestaan is gebleken na het vonnis.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/07/199296 / HZ ZA 12-162
Vonnis van 3 juli 2013
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats],
eiseres,
advocaat mr. M.A. Knobben te Zwolle,
tegen
naamloze vennootschap
FINATA BANK N.V.,
gevestigd te Duivendrecht,
gedaagde,
advocaat mr. A.C.G. Reezigt te Apeldoorn.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Finata Bank genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
de dagvaarding
- -
de conclusie van antwoord
- -
de conclusie van repliek
- -
de conclusie van dupliek
- -
de akte houdende overlegging producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
[eiseres] is gehuwd geweest met [betrokkene]. Tijdens dit huwelijk heeft de Finata Bank op grond van de kredietovereenkomst van 19 april 2002 een krediet verstrekt. De kredietovereenkomst vermeldt als kredietnemer 1a [betrokkene] en als kredietnemer 1b [eiseres]. Onder beide namen staat een handtekening.
2.2.
[eiseres] heeft in 2002, 2005 en 2007 aangifte gedaan van valsheid in geschrifte. In de aangiften heeft zij verklaard dat haar handtekening die op de kredietovereenkomst staat door [betrokkene] is vervalst.
2.3.
In 2005 heeft de Finata Bank [betrokkene] en [eiseres] gedagvaard. Laatstgenoemden zijn niet verschenen. Bij verstekvonnis van 8 juni 2005 van de rechtbank Zwolle-Lelystad zijn zij veroordeeld tot betaling van € 14.852,16. Tegen dit vonnis is geen verzet ingesteld.
2.4.
In 2011 heeft [eiseres] [betrokkene] gedagvaard. Bij verstekvonnis van 16 maart 2011 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad voor recht verklaard dat de [betrokkene] de handtekening van [eiseres] heeft vervalst dan wel heeft laten vervalsen. Voorts is [betrokkene] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 16.895,19.
2.5.
[betrokkene] heeft verzet ingesteld tegen dit vonnis. Bij vonnis van 25 januari 2012 heeft de rechtbank Zwolle-Lelystad geoordeeld dat het verzet te laat is ingesteld en daarom niet ontvankelijk wordt verklaard. Het vonnis van 16 maart 2011 is bekrachtigd. Tegen het vonnis van 25 januari 2012 is geen beroep ingesteld.
3. Het geschil
3.1.
[eiseres] vordert samengevat – te bepalen dat
- het vonnis van 8 juni 2005 wordt herroepen en het geding tussen partijen wordt heropend,
- te bepalen dat de Finata Bank alsnog in haar vordering jegens [eiseres] niet ontvankelijk wordt verklaard, althans haar vordering te ontzeggen, zodat alle door eiseres verrichte betalingen volgend op het verstekvonnis onverschuldigd zijn verricht,
- te verklaren voor recht dat gedaagde geen verhaalsrecht op eiseres heeft,
- de Finata Bank te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Finata Bank voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[eiseres] heeft haar vordering tot herroeping van het verstekvonnis van 8 juni 2005 gebaseerd op artikel 382 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Zij heeft betoogd dat, nu de rechtbank Zwolle bij onherroepelijk geworden verstekvonnis van 16 maart 2011 voor recht heeft verklaard dat de handtekening van [eiseres] vervalst is, er sprake is van de situatie waarop artikel 382 onder b Rv ziet.De Finata Bank heeft verweer gevoerd en zich onder meer op het standpunt gesteld dat de onderhavige verklaring voor recht bij verstekvonnis gegeven, niet voldoet aan de eis dat de valsheid bij gewijsde is vastgesteld, omdat er geen inhoudelijke toets heeft plaatsgevonden.
4.2.
Aan de orde is de vraag of [eiseres] een beroep toekomt op artikel 382 onder b Rv, waarin is bepaald dat een vonnis kan worden herroepen indien het berust op stukken waarvan de valsheid na het vonnis is erkend of bij gewijsde is vastgesteld.
In dit kader dient de rechtbank eerst ambtshalve vast te stellen of [eiseres] ontvankelijk is in haar vordering en overweegt daartoe als volgt.
4.3.
Vooropgesteld wordt dat de gronden genoemd in artikel 382 Rv overeenkomen met de gronden 1, 7 en 8 zoals vermeld in het tot 1 januari 2002 geldende artikel 382 Rv (oud). Hoewel de toevoeging “na de uitspraak ontdekt” in het nieuwe artikel niet is opgenomen, moet gelet op de wetsgeschiedenis worden aangenomen dat bij de invoering van het nieuwe artikel 382 Rv geen inhoudelijke wijziging is beoogd. Gelet op het vereiste van een voldoende processueel causaal verband, geldt derhalve ook ingevolge het nieuwe artikel 382 Rv dat herroeping slechts mogelijk is indien ná de uitspraak blijkt van het bestaan van het bedrog. Een partij die het bedrog vóór de uitspraak ontdekt, heeft immers de mogelijkheid dit nog tijdig ter kennis van de rechter te brengen. Zie ook HR 15 februari 2008, NJ 2008, 211.
Gelet op de strekking van het artikel wordt geoordeeld dat voormeld uitgangspunt ook geldt voor de andere gronden voor herroeping, zoals de grond onder b waarop [eiseres] in de onderhavige procedure een beroep heeft gedaan.
4.4.
In de onderhavige zaak staat vast dat [eiseres] reeds in 2002 aangifte heeft gedaan van valsheid in geschrifte. Gelet op de stellingen van [eiseres], de pleegdatum genoemd in de aangifte en de inhoud daarvan, wordt vastgesteld dat de desbetreffende aangifte ziet op de vermeende valse handtekening die onder de kredietovereenkomst van 19 april 2002 staat.Op het moment dat [eiseres] in 2005 door de Finata Bank gedagvaard werd, was zij derhalve op de hoogte van de vermeende valsheid. Doordat zij in die procedure niet is verschenen en derhalve niet heeft getracht haar wetenschap omtrent de handtekening ter kennis van de rechtbank te brengen, verzet de strekking van artikel 382 Rv zich thans tegen herroeping van voormeld vonnis.Dit was wellicht anders geweest indien van [eiseres] destijds in redelijkheid niet gevergd kon worden te verschijnen door omstandigheden die niet voor haar risico komen, maar deze omstandigheden zijn door [eiseres] noch gesteld, noch is daarvan op andere wijze gebleken. Daargelaten de vraag of een verklaring voor recht gegeven bij verstekvonnis, voldoet aan het bepaalde in artikel 382 Rv, te weten “valsheid bij gewijsde vastgesteld”, leidt het voorgaande ertoe dat [eiseres] niet ontvankelijk is in haar vordering en de vordering zal worden afgewezen.
4.5.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Finata Bank worden begroot op:
- griffierecht 575,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.479,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Finata Bank tot op heden begroot op € 1.479,00,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.N. Bartels en in het openbaar uitgesproken op 3 juli 2013.